Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD3565

Datum uitspraak2001-09-17
Datum gepubliceerd2001-09-18
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers14.020039-01
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft getracht te ontsnappen uit het huis van bewaring te Zwaag. Aanvankelijk heeft hij dit geprobeerd door met een koevoet een deur open te breken.


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK te ALKMAAR Parketnummer : 14.020039-01 Datum uitspraak: 17 september 2001 OP TEGENSPRAAK VERKORT VONNIS van de Arrondissementsrechtbank te Alkmaar, Meervoudige Kamer voor Strafzaken, in de zaak van het OPENBAAR MINISTERIE tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], wonende te [woonplaats], thans gedetineerd in de P.I. Nieuw Vosseveld Extra Beveiligde Inrichting te Vught. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 september 2001. TENLASTELEGGING Aan de verdachte is onder 1. primair ten laste gelegd, dat hij op of omstreeks 27 februari 2001 in de gemeente Hoorn (NH), in het Huis van Bewaring (P.I. De Eenhoorn), gelegen aan de Compagnie te Zwaag, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een persoon, genaamd [X], heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer sleutel(s), geheel of ten dele toebehorende aan die [X] en/of het eerdergenoemde Huis van Bewaring, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer sleutel(s), geheel of ten dele toebehorende aan een persoon, genaamd [X] en/of het eerdergenoemde Huis van Bewaring, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [X], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte met een koevoet, althans een daarop gelijkend voorwerp, op die [X] is toegelopen en/of toe is blijven lopen en/of die koevoet, althans dat daarop gelijkende voorwerp, in de (onmiddellijke) nabijheid van die [X] heeft opgeheven en/of daarmee een of meer zwaaiende beweging(en) heeft gemaakt en/of die [X] (op dreigende toon) heeft toegevoegd: "Geef me de sleutels", althans woorden van dergelijke aard en/of strekking. Aan de verdachte is onder 1. subsidiair ten laste gelegd, dat hij op of omstreeks 27 februari 2001 in de gemeente Hoorn (NH), in het Huis van Bewaring (P.I. De Eenhoorn), gelegen aan de Compagnie te Zwaag, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een persoon, genaamd [X], te dwingen tot de afgifte van een of meer sleutel(s), geheel of ten dele toebehorende aan die [X] en/of het genoemde Huis van Bewaring, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een of meer sleutel(s), geheel of ten dele toebehorende aan een persoon, genaamd [X], en/of het genoemde Huis van Bewaring, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [X], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een koevoet, althans een daarop gelijkend voorwerp, op die [X] is toegelopen en/of toe is blijven lopen en/of die koevoet, althans dat daarop gelijkende voorwerp, in de (onmiddellijke) nabijheid van die [X] heeft opgeheven en/of daarmee een of meer zwaaiende beweging(en) heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. Aan de verdachte is onder 2. ten laste gelegd, dat hij op of omstreeks 27 februari 2001 in de gemeente Hoorn (NH), in het Huis van Bewaring (P.I. De Eenhoorn) te Zwaag, een persoon, genaamd [X], en/of een persoon, genaamd [Y], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een koevoet, althans met een daarop gelijkend voorwerp, op die [X] en/of die [Y] toegelopen en/of toe blijven lopen en/of heeft verdachte met die koevoet, althans met dat daarop gelijkende voorwerp, een of meer zwaaiende beweging(en) gemaakt, althans die [Y] en/of die [X] die koevoet, althans dat daarop gelijkende voorwerp, dreigend voorgehouden. Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging. VOORVRAGEN 1. Geldigheid van de dagvaarding De raadsman heeft aangevoerd dat de dagvaarding ten aanzien van het onder 2 telastegelegde feit nietig is, omdat deze - kort gezegd- een onduidelijke omschrijving geeft van hetgeen verdachte wordt verweten. Naar het oordeel van de rechtbank is de tenlastelegging voldoende duidelijk en -ook voor verdachte- begrijpelijk, met name omdat hier ook [Y] als slachtoffer wordt genoemd, zodat de hier tenlastegelegde bedreiging kennelijk niet (mede) betrekking heeft op de situatie in het kantoortje (waar genoemde [Y] immers niet aanwezig was). De rechtbank verwerpt derhalve dit verweer. De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding geldig is. 2. Bevoegdheid van de rechtbank De rechtbank verklaart zichzelf bevoegd tot kennisneming van de zaak. 3. Ontvankelijkheid van de officier van justitie De rechtbank stelt vast dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging. 4. Aanwezigheid van redenen tot schorsing van de vervolging Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn de rechtbank geen gronden gebleken die moeten leiden tot schorsing van de vervolging. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat Ad 1 primair: hij op 27 februari 2001 in de gemeente Hoorn (NH), in het Huis van Bewaring (P.I. De Eenhoorn), gelegen aan de Compagnie te Zwaag, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld een persoon, genaamd [X], heeft gedwongen tot de afgifte van sleutels toebehorende aan die [X] en/of het eerdergenoemde Huis van Bewaring, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte een koevoet in de onmiddellijke nabijheid van die [X] heeft opgeheven en die [X] op dreigende toon heeft toegevoegd: "geef me de sleutels"; Ad 2: hij op 27 februari 2001 in de gemeente Hoorn (NH), in het Huis van Bewaring (P.I. De Eenhoorn) te Zwaag, een persoon, genaamd [X], en een persoon, genaamd [Y], heeft bedreigd met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een koevoet op die [X] en die [Y] toegelopen en toe blijven lopen en heeft verdachte met die koevoet een zwaaiende beweging gemaakt. Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. BEWIJS De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben. NADERE BEWIJSOVERWEGING De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting betoogd dat verdachte van de hem tenlastegelegde afpersing dient te worden vrijgesproken, nu niet kan worden bewezen dat bij verdachte het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling aanwezig is geweest. Naar de mening van de raadsman is er van bevoordeling in de zin van artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht slechts sprake, als er sprake is van een economische positie verbetering van de verdachte, met andere woorden als hij zich ten koste van een ander verrijkt, welke situatie zich in casu niet zou voordoen. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat er geen grond is om het voordeel in de zin van voornoemde delictsomschrijving te beperken tot een zuiver economisch voordeel, maar ziet deze delictsomschrijving ook op het geval dat een verdachte zichzelf, meer in het algemeen, in een gunstiger positie brengt c.q. beoogt te brengen. In de onderhavige zaak waren de handelingen van verdachte er op gericht zich de vrijheid te verschaffen en vormden de sleutels, tot afgifte waarvan de werkmeester [X] door verdachte werd gedwongen, een middel om dat doel te bereiken. Aldus moet worden gezegd dat verdachte het oogmerk had zichzelf in een betere conditie te brengen en derhalve om zichzelf te bevoordelen in de zin van artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezenverklaarde levert op: ad 1 primair: Afpersing; ad 2: Bedreiging met zware mishandeling. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. MOTIVERING VAN DE STRAF De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte. Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op: - het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister, gedateerd 4 mei 2001, waaruit blijkt dat de verdachte eerder terzake van een geweldsdelict tot vrijheidsbenemende straf is veroordeeld. Die veroordeling heeft de verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren. Bij de bepaling van de duur en de vorm van de straf heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte heeft getracht te ontsnappen uit het huis van bewaring te Zwaag. Aanvankelijk heeft hij dit geprobeerd door met een koevoet een deur open te breken. Doordat deze actie nogal wat lawaai veroorzaakte, werd hij opgemerkt door één van de werkmeesters. Deze heeft hem aangesproken en meegenomen naar het kantoortje om met hem te praten over de situatie. Zodoende heeft de werkmeester verdachte alle gelegenheid gegeven om het daar bij te laten. Verdachte bleek echter geenszins van plan zijn actie te staken en richtte al zijn agressie op de werkmeester, door met de koevoet in de hand de sleutels op te eisen. Nadat hij de sleutels had gekregen, rende verdachte richting de toegangsdeur, hoewel inmiddels zich een aantal bewaarders was gealarmeerd en zich had begeven naar de plaats van het voorval. Verdachte gaf toen nog niet op maar draaide zich om, gooide de sleutels weg en rende richting de sluis, alwaar verdachte, nadat hem duidelijk moet zijn geworden dat daar geen mogelijkheid was om uit te breken, met de koevoet twee werkmeesters heeft bedreigd. Pas op het moment dat hij omringd werd door een groot aantal bewaarders, gaf verdachte zijn actie op. Verdachte heeft tot tweemaal toe de kans gekregen om de situatie niet te laten escaleren, doch kennelijk wilde verdachte hoe dan ook zijn actie doorzetten. De mate van agressie die verdachte hierbij vertoonde, is verontrustend. De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, rechtvaardigen de oplegging van uitsluitend een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. anderzijds zal de rechtbank rekening houden met de reeds tegen verdachte getroffen disciplinaire maatregel als gevolg van de onderhavige feiten. Onder genoemde omstandigheden acht de rechtbank na te noemen straf passend en geboden. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 285 en 317 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING De rechtbank: Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verstaat dat het bewezenverklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten. Verklaart de verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar. Veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 9 (negen) maanden. Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Haverkate, voorzitter, mr. J.F. Aalders en mr. H.A. van den Berg, rechters, in tegenwoordigheid van H.P. Roeleveld-Baars, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 september 2001.