Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD3645

Datum uitspraak2001-07-09
Datum gepubliceerd2001-09-20
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers00/3280
Statusgepubliceerd


Indicatie

Belanghebbende heeft de inspecteur schriftelijk verzocht om een deel van een aan haar toegekende schadevergoeding als immateriële schadevergoeding te beschouwen. De inspecteur antwoordt schriftelijk en wijst belanghebbendes verzoek daarbij af. Tegen deze fiscale standpuntbepaling van de inspecteur is geen bezwaar mogelijk. Geen voor bezwaar vatbare beschikking. Artikel 23 AWR, gesloten stelsel van rechtsmiddelen. Wel proceskostenvergoeding.


Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Dertiende Enkelvoudige Belastingkamer PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te Z, belanghebbende, tegen de uitspraak op bezwaarschrift van het Hoofd van de Belastingdienst Particulieren / Ondernemingen te P, de inspecteur, gedagtekend 8 augustus 2000, betreffende de beschikking van 17 mei 2000 waarin de inspecteur het verzoek van belanghebbende om een deel van de door haar te ontvangen afkoopsom aan te merken als een vergoeding voor immateriële schade heeft afgewezen. Het beroep is behandeld ter zitting van 25 juni 2001. Beslissing Het Hof - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt de uitspraak van de inspecteur; - verklaart belanghebbende niet-ontvankelijk in haar bezwaar; - veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van ƒ 1.420; en - gelast de inspecteur het betaalde griffierecht ad ƒ 60 aan belanghebbende te vergoeden. Gronden 1. De arbeidsovereenkomst tussen belanghebbende en BV te A (hierna: de werkgever) is op 1 juni 2000 beëindigd. Ter zake van die beëindiging heeft de werkgever aan belanghebbende een schadevergoeding van ƒ x bruto toegekend. 2. De inspecteur heeft op 4 april 2000 een brief van belanghebbende ontvangen waarin zij de inspecteur verzoekt om de helft van het genoemde bedrag als immateriële schadevergoeding te beschouwen. 3. In zijn brief van 17 mei 2000 heeft de inspecteur aan belanghebbende medegedeeld dat de toegekende schadevergoeding dient te worden aangemerkt als loon uit dienstbetrekking, dat op de toegekende uitkering daarom loonbelasting dient te worden ingehouden en dat het is toegestaan om op dergelijke uitkeringen het hoge bijzondere tarief van 45% toe te passen. 4. In zijn brief van 7 juni 2000 aan de inspecteur schrijft de advocaat en gemachtigde van belanghebbende onder meer: "Cliënte merkt uw brief van 17 mei 2000 aan als een besluit in de zin van de Awb. Ik verzoek u dan ook het onderhavige schrijven te beschouwen als een bezwaarschrift in de zin van de Awb en over te gaan tot een heroverweging, leidend tot een voor cliënte gunstige beslissing." 5. Met dagtekening 8 augustus 2000 heeft de inspecteur 'Uitspraak op een bezwaarschrift' gedaan. Het stuk is gericht aan de gemachtigde van belanghebbende en omvat onder meer het volgende: "Op 8 juni 2000 ontving ik uw brief waarin u namens X (…) bezwaar maakt tegen de beschikking van 17 mei 2000 waarin de inspecteur het verzoek van uw cliënte om een deel van de door haar te ontvangen afkoopsom aan te merken als een vergoeding voor immateriële schade heeft afgewezen. (…) "Ik wijs uw bezwaar af. (…) Let op! Het is mogelijk in beroep te gaan tegen de uitspraak op het bezwaarschrift. Ik verwijs u hiervoor naar de toelichting op de volgende pagina. (…) U kunt in beroep gaan tegen de uitspraak bij het Gerechtshof in Amsterdam. Het adres is: (…) Als u in beroep gaat gelden de volgende regels: 1. U moet uw beroepschrift binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak indienen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend als het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en niet later dan één week na afloop van de termijn door het gerechtshof is ontvangen. 2. In uw beroepschrift geeft u gemotiveerd aan waarom u het niet eens bent met deze uitspraak. 3. U zendt de uitspraak op het bezwaarschrift (of een fotokopie) mee met het beroepschrift." 6. Op 11 september 2000 is bij het Hof een beroepschrift tegen vorenvermelde uitspraak ingekomen. 7. Op de gehele onder 1. vermelde uitkering is 45% loonbelasting ingehouden. 8. Bij de invoering van de Algemene wet bestuursrecht (verder: de Awb) heeft de wetgever het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in het belastingrecht willen handhaven. Dat houdt in dat niet tegen elke fiscale standpuntbepaling bezwaar mogelijk is, maar alleen tegen de beschikkingen waartegen de belastingwet expliciet bezwaar opent. Daartoe is in artikel 23 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (verder: de AWR) de bezwaarmogelijkheid gekoppeld aan een aantal met name genoemde beschikkingen, waaronder - naast de belastingaanslag - de voor bezwaar vatbare beschikking. Of een beschikking voor bezwaar vatbaar is, blijkt uit het voorschrift uit de belastingwet waarop de beschikking is gebaseerd. Alleen als in dat voorschrift staat dat de beslissing genomen wordt bij voor bezwaar vatbare beschikking, bestaat de mogelijkheid van bezwaar op de voet van artikel 23 van de AWR. De Wet op de loonbelasting 1964 bevat niet een voorschrift dat inhoudt dat de inspecteur een voor bezwaar vatbare beschikking neemt op een verzoek zoals dat door belanghebbende in het onderhavige geval is gedaan. Daarbij overweegt het Hof ten overvloede dat het feit dat belanghebbende ten aanzien van de standpuntbepaling door de inspecteur geen rechtsingang heeft niet bezwaarlijk behoeft te worden geacht nu zij bezwaar tegen de inhouding van loonbelasting had kunnen maken en thans nog de mogelijkheid van bezwaar tegen de aanslag inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen 2000 openstaat. 9. Gelet op het vorenoverwogene had de inspecteur belanghebbende niet-ontvankelijk in haar bezwaar moeten verklaren. Nu de inspecteur dat heeft nagelaten, heeft het Hof dat alsnog gedaan, hetgeen inhoudt dat in deze zaak een onderzoek naar de juistheid van belanghebbendes grieven niet aan de orde kan komen. 10. Het Hof acht termen aanwezig voor een veroordeling van de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb. Met inachtneming van de normen van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt het Hof het bedrag van de kosten vast op (2 x ƒ 710 x 1 =) ƒ 1.420. De uitspraak is gedaan op 9 juli 2001 door mr. Brouwer, lid van de Belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Van Schaik als griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken. Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, door het lid van de belastingkamer en de griffier ondertekend. Het lid van de belastingkamer heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm. U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak is een griffierecht verschuldigd. Na het verzoek tot vervanging ontvangt U van de griffier een nota griffierecht. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen. Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.