Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD3933

Datum uitspraak2001-09-25
Datum gepubliceerd2001-10-03
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersBK 148/01
Statusgepubliceerd


Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK Nr. 01/00148 25 september 2001 Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, derde enkelvoudige belastingkamer, op het verzet van X te Z tegen de uitspraak van de tweede enkelvoudige belastingkamer van 2 maart 2001. De belastingkamer heeft voormelde uit-spraak gedaan op het door belanghebbende ingestelde beroep tegen de uitspraak van de inspecteur van het centraal bureau motorrijtuigenbelasting te Apeldoorn (hierna: de inspecteur), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem opgelegde naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting over de periode 19 november 1998 tot en met 18 november 1999. In de bestreden uitspraak van 2 maart 2001 heeft de belastingkamer het navolgende overwogen: Ingevolge het bepaalde in artikel 26, eer-ste lid, en artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen juncto de artikelen 6:7 en 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan hij, die bezwaar heeft tegen een uitspraak van de inspecteur, binnen 6 weken na dagtekening van die uitspraak in beroep komen bij de rechter. De uitspraak van de inspecteur is gedagtekend 15 december 2000 en het beroepschrift is ter post bezorgd op 18 februari 2001, derhalve niet binnen zes weken na dagtekening van de uitspraak. Het beroepschrift is daarom niet ontvankelijk. Tegen deze uitspraak is belanghebbende in verzet gekomen bij een verzetschrift dat is gedagtekend 11 april 2001 en dat bij het hof is binnengekomen op 18 april 2001. Belanghebbende heeft verzocht op het verzet te worden gehoord. Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Belanghebbende heeft in zijn verzetschrift en ter zitting geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb. Belanghebbende is derhalve terecht niet-ontvankelijk verklaard. Op grond van het vorenoverwogene dient te worden beslist als volgt: Het gerechtshof, uitspraak doende, verklaart het verzet ongegrond. Aldus vastgesteld op 25 september 2001 door mr Huiskes, raadsheer, plaatsvervangend lid van de derde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van Haarsma als griffier en ondertekend door voornoemde voorzitter en griffier en op die dag in het openbaar uitgesproken. Op 3 oktober 2001 afschrift aangetekend verzonden aan beide partijen. De griffier van het Gerechtshof te Leeuwarden.