Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD4391

Datum uitspraak2001-10-10
Datum gepubliceerd2001-10-10
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers05.096060-01
Statusgepubliceerd


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ARNHEM MEERVOUDIGE STRAFKAMER In de zaak van: de officier van justitie in het arrondissement Arnhem tegen: ‘verdachte’ thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting “De Grttenborgh” te Hoogeveen. Raadsman: mr. J.P. Plasman, advocaat te Amsterdam. Parketnummer : 05.096060-01 Zittingsdatum : 26 september 2001 (tegenspraak) Uitspraak : 10 oktober 2001 1. De inhoud van de tenlastelegging Aan verdachte is tenlastegelegd hetgeen in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van de dagvaarding is hierna opgenomen als bijlage I, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden beschouwd. Voor zover in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad. 2. Het onderzoek ter terechtzitting De zaak is op 26 september 2001 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J.P. Plasman, advocaat te Amsterdam. De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht en daarnaast 5 jaren ontzegging van de bevoegdheid motorvoertuigen te besturen. Voorts vordert de officier van justitie dat de onder verdachte inbeslaggenomen personenauto van het merk [merk], type [type], en de daarbij behorende bumper en de kentekenplaat [nummer] en het kentekenbewijs verbeurd worden verklaard en de inbeslaggenomen mobiele telefoon teruggegeven zal worden aan de verdachte. Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging ge-voerd. 2a. De geldigheid van de dagvaarding In zoverre de raadsman in zijn betoog impliciet een beroep heeft willen doen op de nietigheid van de dagvaarding verwerpt de rechtbank dit verweer. De tenlastelegging omschrijft voldoende duidelijk de feiten waarvoor verdachte terechtstaat. Ook verdachte heeft er ter terechtzitting geen blijk van gegeven niet te begrijpen waar de officier van justitie op doelde. De dagvaarding is, nu de tenlastelegging ook overigens voldoet aan het gestelde in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering, geldig. 3. De beslissing inzake het bewijs De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair is tenlastege-legd en zal hem daarvan vrijspreken. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdach-te de feiten 1 subsidiair en 2 heeft begaan voor zover niet doorgestreept in bijlage II. Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewe-zen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijs-middelen zijn vervat. Voor zover meer feiten ten laste zijn gelegd, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben. De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen. 4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde levert op: Ten aanzien van feit 1 subsidiair: Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander werd gedood en het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat de schuldige een krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden, strafbaar gesteld bij artikel 175 eerste lid aanhef en onder a, juncto tweede lid aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994. Ten aanzien van feit 2: Overtreding van artikel 7, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 176, derde lid van de Wegenverkeerswet 1994. De feiten zijn strafbaar. 5. De strafbaarheid van verdachte Er is geen omstandigheid of feit aannemelijk geworden waardoor de strafbaar-heid van verdachte wordt opgeheven of uitgesloten. Verdachte is dus strafbaar. 6. De motivering van de sanctie(s) Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met: - de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan; - de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij is gelet op: een uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 28 augustus 2001; een voorlichtingsrapport van (stichting) Reclassering Nederland, d.d. 3 september 2001, betreffende ver-dach-te. De rechtbank overweegt verder nog als volgt: Verdachte is met een personenauto - zonder in het bezit te zijn van een rijbewijs - met een aanzienlijk hogere snelheid dan toegestaan een gevaarlijke kruising opgereden en heeft daarbij een fietser aangereden die dodelijk werd gewond. Of het fietsende slachtoffer bij het naderen van de kruising zelf door rood licht is gereden staat niet vast, maar is wel zeer waarschijnlijk. Dat vermindert de schuld van verdachte aan de dood van het fietsende slachtoffer niet. Verdachte is vervolgens doorgereden zonder dat zijn identiteit kon worden vastgesteld en heeft daarmee de verwerking van het ongeval door de nabestaanden van het fietsende slachtoffer extra belast. Dat rekent de rechtbank verdachte ernstig aan. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en ontzegging van de bevoegdheid motorvoertuigen te besturen is op zijn plaats. De inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven personenauto, bumper, kentekenplaat en kentekenbewijs betreffen voorwerpen met betrekking tot welke de feiten zijn begaan. De rechtbank zal deze voorwerpen verbeurd verklaren. De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven mobiele telefoon aan de verdachte dient te wordt teruggegeven 7. De toegepaste wettelijke bepalingen De beslissing is gegrond, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, op de artikelen 10, 27, 33, 33a, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994. 8. De beslissing De rechtbank, rechtdoende: Spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair tenlastegelegde feit. Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlas-tegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot EEN GEVANGENISSTRAF VOOR DE DUUR VAN NEGEN (9) MAANDEN. Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer-legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering wordt gebracht. En voorts tot ONTZEGGING van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van ACHTTIEN (18) MAANDEN. Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven personenauto van het merk [merk], type [type], de kentekenplaat [nummer], de bumper en het kentekenbewijs. Beveelt de teruggave van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven mobiele telefoontoestel van het merk Panasonic, aan verdachte. Aldus gewezen door: mrs. P. Verkade, rechter als voorzitter, H. Eigenberg, rechter, T.P.E.E. van Groeningen, rechter, in tegenwoordigheid van J. van Elst, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 oktober 2001.