Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD4495

Datum uitspraak2001-09-03
Datum gepubliceerd2001-10-11
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200103837/1
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Raad van State 200103837/1. Datum uitspraak: 3 september 2001 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: [appellanten], appellanten, tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 25 juni 2001 in het geding tussen: appellanten en de Staatssecretaris van Justitie. 1. Procesverloop Bij besluiten van 8 juni 2001 heeft de Staatssecretaris van Justitie (hierna: de Staatssecretaris) aanvragen van appellanten om hun een verblijfsvergunning asiel te verlenen afgewezen. Deze besluiten zijn aangehecht. Bij uitspraak van 25 juni 2001, verzonden op 26 juli 2001, heeft de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellanten ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 2 augustus 2001, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Bij brief van 13 augustus heeft de Staatssecretaris een reactie ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 91, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) kan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) zich bij haar uitspraak beperken tot een beoordeling van de aangevoerde grieven. Ingevolge het tweede lid van dat artikel kan zij zich, indien zij oordeelt dat een aangevoerde grief niet tot vernietiging kan leiden, bij de vermelding van de gronden van haar uitspraak beperken tot dit oordeel. 2.2. In de geschiedenis van de totstandkoming van de Vw 2000, meer in het bijzonder van artikel 91 - gewezen wordt op de Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 1998-1999, 26 732, nr. 3, p. 9-12 - is te lezen dat is gekozen voor een beperkte vorm van hoger beroep die de Afdeling in staat stelt om grote aantallen zaken, waarin geen vragen spelen die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, op snelle en doelmatige wijze af te doen. De gewone behandeling wordt gereserveerd voor zaken waarin dergelijke vragen wel zijn gerezen. 2.3. Het hoger-beroepschrift stelt geen rechtsvragen aan de orde die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven. De grief dat er sprake is van grote diversiteit in de rechtspraak met betrekking tot de kwestie van (Iraanse) bekeerlingen, levert geen zodanige rechtsvraag op. De uitspraken waar appellanten - klaarblijkelijk - op doelen zijn gewezen onder vigeur en met toepassing van de Vreemdelingenwet die gold tot 1 april 2001. De rechtseenheidstaak die de Afdeling is opgedragen, betreft de rechtspraak van de zittingsplaatsen van de rechtbank te 's-Gravenhage inzake de toepassing van de Vw 2000, voor zover die aan hoger beroep is onderworpen. Hetgeen overigens is aangevoerd kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Met dat oordeel kan, gelet op het bepaalde in artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000, worden volstaan. 2.4. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.W. Groeneweg, ambtenaar van Staat. w.g. Troostwijk w.g. Groeneweg Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 3 september 2001 32-359. Verzonden: Voor eensluidend afschrift, de Secretaris van de Raad van State, voor deze,