Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD4746

Datum uitspraak2001-10-17
Datum gepubliceerd2001-10-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/754149-99
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft samen met anderen ongeveer 31 kilogram cocaïne binnen het grondgebied van Nederland gebracht, alsmede samen met anderen een poging gedaan tot invoer van een hoeveelheid cocaïne en voorbereidingshandelingen gepleegd ten behoeve van de invoer van 20 kilogram cocaïne. Tevens heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het deelnemen aan een criminele organisatie die tot oogmerk had misdrijven als bovengenoemd te plegen. Verdachte had een leidinggevende rol in die organisatie.


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE, STRAFSECTOR MEERVOUDIGE KAMER (VERKORT VONNIS) parketnummer 09/754149-99 's-Gravenhage, 17 oktober 2001 De arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte: Verdachte geboren 1960 te Taltal (Chili), De terechtzitting. Het onderzoek is gehouden ten terechtzittingen van 7 februari 2001, 11 april 2001, 21 mei 2001, 11 juli 2001, 3 oktober 2001 en 4 oktober 2001. De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr. H.G. Koopman, advocaat te Amsterdam, is verschenen en gehoord. De officier van justitie mr. Harderwijk heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1, 2 primair, 3, 4 primair, 5, 6 en 7 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, en een geldboete van ¦ 113.688, 76. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de blijkens de Lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen Beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 1, 2 en 4, te weten een rijbewijs, een paspoort en een identiteitsbewijs, zullen worden onttrokken aan het verkeer, en dat de blijkens de Beslaglijst overige inbeslaggenomen voorwerpen, vermeld onder de nummers 3, 5, 6 en 7 van de Beslaglijst, zullen worden teruggegeven aan verdachte. De telastlegging. Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A. Geldigheid van de dagvaarding De raadsman heeft, zoals nader toegelicht in zijn ter terechtzitting van 4 oktober 2001 overgelegde pleitnota, aangevoerd, -verkort en zakelijk weergegeven- dat de dagvaarding met betrekking tot het onder 1 telastgelegde onduidelijk en innerlijk tegenstrijdig is en dat de dagvaarding in zoverre nietig is. Hiertoe wordt aangevoerd dat in de feiten 2 en 4 betreffende de Pacific Frigo en de Ivory Falcon primair het voltooide delict en subsidiair de poging daartoe is telastgelegd, terwijl in feit 1 betreffende de criminele organisatie slechts de voltooide delicten betreffende Pacific Frigo en de Ivory Falcon zijn opgenomen. De rechtbank verwerpt dit verweer. Immers, het staat de officier van justitie vrij in de telastlegging van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht enkel de voltooide variant van voormelde delicten op te nemen. De telastlegging is niet innerlijk tegenstrijdig en niet onduidelijk of onbegrijpelijk. Voor verdachte is voldoende duidelijk waartegen hij zich moet verdedigen. Bevoegdheid van de rechtbank De raadsman heeft, zoals nader toegelicht in zijn ter terechtzitting van 4 oktober 2001 overgelegde pleitnota, aangevoerd, -verkort en zakelijk weergegeven- dat Nederland, gezien het territorialiteitsbeginsel en het actief personaliteitsbeginsel, geen rechtsmacht heeft ter zake van de onder 1, 2, 3, 4 en 5 telastgelegde feiten. De rechtbank verwerpt het verweer. Of de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van de onderhavige feiten moet worden onderzocht op de grondslag van de telastlegging. Nu alle telastgelegde feiten (mede) Nederland als plaats van het delict vermelden, is de rechtbank bevoegd tot kennisneming van die telastlegging. Vrijspraak. De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij dagvaarding onder 4 primair en 4 subsidiair is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken. De bewijsmiddelen. P.M. De bewezenverklaring. Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2 primair, 3, 5, 6 en 7 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B. Bewijsoverweging De rechtbank overweegt het volgende: Het is een feit van algemene bekendheid dat de haven van Antwerpen voor een containerschip slechts bereikbaar is via het binnen de grenzen van Nederland gelegen deel van de Westerschelde. Nu de cocaïne derhalve op enig moment binnen het grondgebied van Nederland is geweest, van welke omstandigheid verdachte op voorhand op de hoogte moet zijn geweest, kan vervoer per boot vanuit Zuid-Amerika naar België in het onderhavige geval worden aangemerkt als invoer van cocaïne naar Nederland. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte. Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert. Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden. Strafmotivering. Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen. Verdachte heeft samen met anderen ongeveer 31 kilogram cocaïne binnen het grondgebied van Nederland gebracht, alsmede samen met anderen een poging gedaan tot invoer van een hoeveelheid cocaïne en voorbereidingshandelingen gepleegd ten behoeve van de invoer van 20 kilogram cocaïne. Tevens heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het deelnemen aan een criminele organisatie die tot oogmerk had misdrijven als bovengenoemd te plegen. Verdachte had een leidinggevende rol in die organisatie. Cocaïne is een stof waarvan het gebruik schadelijk is voor de volksgezondheid en die direct en indirect leidt tot vele vormen van criminaliteit. Een en ander veroorzaakt veel schade aan en onrust in de maatschappij. Handelingen die tot doel hebben deze stof in te voeren en in omloop te brengen dienen dan ook streng te worden bestraft. Verdachte heeft bij zijn activiteiten slechts oog gehad voor zijn eigen geldelijk gewin. Verdachte was bovendien in het bezit van een reisdocument waarvan hij wist dat het vervalst was en hij heeft tevens een Portugees nationaal rijbewijs en een Portugese identiteitskaart voorhanden gehad waarvan hij wist dat dat deze vervalst waren. Verdachte heeft hiermee het vertrouwen geschonden dat in de maatschappij in dergelijke documenten mag worden gesteld. Blijkens het dossier is verdachte reeds meermalen in andere Europese landen veroordeeld terzake van misdrijven, waaronder tweemaal in België terzake van drugsdelicten. Bij de vaststelling van de vermogensstraf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte. Inbeslaggenomen voorwerpen. De rechtbank zal de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 1, 2 en 4 verbeurdverklaren, te weten een rijbewijs, een paspoort en een identiteitsbewijs, zijnde deze voorwerpen voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien met betrekking tot het onder nummer 2 vermelde, aan verdachte toebehorende voorwerp, het onder 6 bewezenverklaarde feit is begaan en met betrekking tot de onder nummers 1 en 4 vermelde, aan verdachte toebehorende, voorwerpen het onder 7 bewezenverklaarde feit is begaan. De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 3, 5, 6 en 7, te weten een lidmaatschapskaart en drie adresboeken. De toepasselijke wetsartikelen. De artikelen: - 23, 24, 24c, 33, 33a, 45, 47, 57, 140, 225 en 231 van het Wetboek van Strafrecht; - 2, 10, 10a van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I. Beslissing. De rechtbank, verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij dagvaarding onder 4 primair en 4 subsidiair telastgelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij; verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2 primair, 3, 5, 6 en 7 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt: Feit 1: Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, terwijl hij van die organisatie leider was. Feit 2 primair: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder A van de Opiumwet gegeven verbod. Feit 3: Medeplegen van poging tot opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder A van de Opiumwet gegeven verbod. Feit 5: Medeplegen van: om een feit, bedoeld in artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden zich gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen. Feit 6: In het bezit zijn van een reisdocument waarvan hij weet dat het vervalst is. Feit 7: Opzettelijk voorhanden hebben van het vervalste geschrift, als bedoeld in artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als het ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd. verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar; veroordeelt verdachte te dier zake tot: gevangenisstraf voor de duur van ELF (11) JAAR; bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; in verzekering gesteld op : 27 oktober 2000, in voorlopige hechtenis gesteld op : 30 oktober 2000; veroordeelt verdachte voorts tot: betaling van een geldboete van ¦ 36.288,76 (ZESENDERTIGDUIZEND TWEEHONDERD ACHTENTACHTIG GULDEN EN ZESENZEVENTIG CENT); bepaalt dat de boete bij gebreke van betaling en verhaal zal worden vervangen door hechtenis voor de tijd van HONDERD TWEEËNVIJFTIG (152) dagen; verklaart verbeurd de blijkens de aan dit proces-verbaal gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 1, 2 en 4, te weten een rijbewijs, een paspoort en een identiteitsbewijs; gelast de teruggave aan verdachte van de blijkens de aan dit vonnis gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 3, 5, 6 en 7, te weten een lidmaatschapskaart en drie adresboeken; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Dit vonnis is gewezen door Mrs. Van Engelen, voorzitter, Knol en Pereira Horta, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van der Putten, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 oktober 2001.