
Jurisprudentie
AD4783
Datum uitspraak2000-10-09
Datum gepubliceerd2001-10-24
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
ZaaknummersAWB 99/6873 GEMWT
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2001-10-24
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
ZaaknummersAWB 99/6873 GEMWT
Statusgepubliceerd
Indicatie
Appellant heeft burgemeester en wethouders verzocht met bestuurlijke sanctiemiddelen een einde te maken aan de geluidsoverlast veroorzaakt door kikkers in een kikkerpoel op het naast zijn woning gelegen perceel.
Uitspraak in hoger beroep bevestigd: LJN AD4785
Uitspraak in hoger beroep bevestigd: LJN AD4785
Uitspraak
Arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch
Enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
Uitspraak
AWB 9916873 GEMWT
Uitspraak van de rechtbank ingevolge artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het. geschil tussen
[eiser] te [woonplaats], eiser, gemachtigde mr J. van Groningen, advocaat te Middelharnis,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gemert-Bakel, verweerder.
I. PROCESVERLOOP
Bij schrijven d.d. 4 juni 1998 heeft (de gemachtigde van) eiser verweerder verzocht met bestuursdwang op te treden tegen de overlast die wordt veroorzaakt doordat zijn buurman [buurman] in de tuin een kikkerpoel heeft. De kikkers in die poel veroorzaken ernstige geluidsoverlast.
Bij besluit van 31 december 1998 heeft verweerder geweigerd de gevraagde bestuursdwang toe te passen.
Tegen het besluit van 31 december 1998 is door eiser op 8 februari 1999 bezwaar aangetekend.
Op 13 april 1999 heeft een hoorzitting ten overstaan van de Commissie voor de bezwaar- en beroepschriften plaatsgevonden. Van deze hoorzitting is een verslag opgemaakt.
Bij besluit van 22 juli 1999, verzonden op 26 juli 1999, heeft verweerder het bezwaarschrift ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit is door eiser bij schrijven d.d. 1 september 1999, ter griffie ontvangen op 2 september 1999, beroep ingesteld.
Eiser heeft de gronden van het beroep op 10 december 1999 (nader) uiteengezet en een productie overgelegd.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Verweerder heeft verder de relevante stukken aan de rechtbank toegezonden.
Het geding is behandeld tijdens de zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank op 5 september 2000. Eiser is in persoon verschenen vergezeld door zijn gemachtigde. Verweerder is niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
In dit geding is de vraag aan de orde of het besluit van verweerder waarbij het bezwaarschrift van eiser ongegrond is verklaard, in rechte stand kan houden.
0
De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op het perceel [adres] te [woonplaats] heeft de eigenaar van dat perceel, de heer [buurman], een poel aangelegd waarin een groot aantal kikkers leeft. Eiser is de buurman en woont aan [adres eiser] te [woonplaats]. Hij heeft in het voorjaar geluidsoverlast van de kikkers in de poel. Hij heeft in mei 1998 geluidsmetingen laten verrichten door Prinssen en Bus raadgevende ingenieurs b.v., een adviesbureau voor akoestiek.
De conclusie van het rapport van het adviesbureau d.d. 14 mei 1998 is dat er gesproken kan worden van ernstige geluidsoverlast in de slaapkamer van eiser. De conclusies van dit rapport zijn door verweerder niet weersproken.
Eiser heeft verweerder verzocht op grond van artikelen 2.4.20 juncto 4.1.7. 1. van de Algemene plaatselijke verordening (APV) op te treden tegen de aanwezigheid van de kikkerpoel. De buurman [buurman] heeft volgens eiser de zorg voor de kikkers in de poel. Er wordt regelmatig water in de poel gepompt en de poel wordt onderhouden om de condities van de poel voor de kikkers optimaal te houden. Zonder de inspanningen van [buurman] zouden er geen kikkers in de poel leven, aldus eiser. Volgens eiser is [buurman] op grond van eerder genoemd artikel 4.1.7. 1. van de APV verplicht om er voor te zorgen dat omwonenden geen geluidshinder ondervinden van de kikkers.
Verweerder heeft aan het bestreden besluit het standpunt ten grondslag gelegd dat [buurman] geen kikkers houdt, noch de zorg heeft voor kikkers. Het enige dat [buurman] gedaan heeft is een stukje natuurverbetering toepassen. Door het maken van de poel worden de natuurlijke leefomstandigheden voor de kikkers positief bevorderd. De kikkers zijn ook niet in de poel uitgezet, maar komen op natuurlijke wijze in de poel. Het kunstmatige onderhoud van de poel blijft beperkt tot het uitscheppen van de poel (de begroeiing) om de 3 tot 4 jaar, zodat de poel niet dichtgroeit, aldus steeds verweerder.
Verweerder heeft erop gewezen dat het betrokken perceel in een buitengebied is gelegen en eiser zelf woonachtig is in dat buitengebied. Het geluid van kikkers moet worden aangemerkt als een gebiedseigen geluid, evenals de zang van vogels, het geblaat van schapen en het geloei van koeien.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit artikel 5:21 Awb volgt dat bestuursdwang alleen kan worden toegepast indien er sprake is van een situatie die strijdig is met een wettelijk voorschrift.
De APV bepaalt, voor zover hier van belang:
in artikel 2.4.20 (Houden van hinderlijke of schadelijke dieren):
1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd gedeelten van de gemeente of bepaalde plaatsen aan te wijzen waar het ter voorkoming van overlast of van schade aan de openbare gezondheid verboden is daarbij aangeduide dieren:
A aanwezig te hebben; dan wel
B aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door hen ter voorkoming of opheffing van overlast of van schade aan die openbare gezondheid gestelde regels; dan wel
C aanwezig te hebben tot een groter aantal dan in die aanwijzing is aangegeven of mede is aangegeven.
2. Het is verboden op een krachtens het eerste lid aangewezen plaats een daarbij aangeduid dier of daarbij aangeduide dieren aanwezig te hebben, dan wel aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door burgemeester en wethouders gestelde regels, dan wel aanwezig te hebben tot een groter aantal dan door hen is aangegeven.
3.()
4.()
en in artikel 4.1.7. 1. (Geluidhinder door dieren):
Degene die de zorg heeft voor een dier, moet voorkomen dat dit voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder veroorzaakt.
Het geschil spitst zich toe op de vraag of er in onderhavig geval sprake is van het houden van dieren, in casu kikkers, als bedoeld in de APV. Indien [buurman] de kikkers niet houdt en er ook de zorg niet voor heeft, dan is verweerder niet bevoegd om op grond van artikel 2.4.20 van de APV de poel in de tuin van [buurman] aan te wijzen als gebied waar het houden van kikkers verboden is. Verder is er in dat geval geen sprake van strijd met artikel 4.1.7. L van de APV en is verweerder ook om die reden niet bevoegd om handhavend op te treden.
De rechtbank stelt voorop dat verweerder beoordelingsvrijheid heeft waar het gaat om de beantwoording van de vraag of er sprake is van het houden van dieren in de zin van de APV. De rechtbank kan slechts met terughoudendheid toetsen of verweerder in redelijkheid heeft kunnen komen tot de conclusie dat er in onderhavig geval geen sprake is van het houden van dieren.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen sprake is van het houden van dieren en verweerder derhalve niet bevoegd was om bestuursdwang toe te passen. Het schoonhouden en wellicht zelfs het bijvullen van de poel zal de aanwezigheid van de kikkers, naar de rechtbank aanneemt, mogelijk bevorderen, maar dat is op zichzelf onvoldoende om te komen tot de conclusie dat [buurman] de kikkers houdt en er de zorg voor heeft.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder bij zijn besluitvorming terecht rekening gehouden met de omstandigheid dat eiser in een buitengebied woont en het gekwaak van kikkers tot gebiedseigen geluiden moet worden gerekend. Daaraan kan niet afdoen dat er volgens eiser elders in de directe omgeving geen kikkers voorkomen.
Overigens beschouwt de rechtbank de klachten over de (slaap)problemen die eiser door het gekwaak van de kikkers ondervindt als reƫel, maar dat alles kan niet tot een ander oordeel omtrent verweerders bevoegdheid om handhavend op te treden leiden.
Eiser heeft er ter zitting nog op gewezen dat [buurman] in augustus 2000 in een periode van 3 weken de poel maar liefst 7 keer heeft bijgevuld. Wat er van deze opmerking zij, ten tijde van het nemen van het bestreden besluit kon verweerder met die omstandigheden geen rekening houden.
Het bovenstaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder op goede gronden heeft besloten de gevraagde bestuursdwang te weigeren. Hetgeen door eiser verder is aangevoerd brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
Voor een proceskostenveroordeling acht de rechtbank geen termen aanwezig.
Mitsdien wordt beslist als volgt.
III. BESLISSING
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr. I.L. Haverkate, als rechter, in tegenwoordigheid van mr. H.J. van der Meiden, als griffier, en uitgesproken in het openbaar d.d. 9 oktober 2000
Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag
Afschriften verzonden: 11 oktober 2000
TL