Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD4843

Datum uitspraak2001-10-18
Datum gepubliceerd2001-10-25
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers14.060008.00
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft gedurende een aantal jaren privé-bestedingen ten onrechte aangemerkt als bestedingen van een van zijn vennootschappen. Verdachte heeft daarbij getracht om de werkelijke aard van die bestedingen te verdoezelen. Het beoogde gevolg van zijn handelen was dat zowel de vennootschappen als verdachte persoonlijk te weinig belasting betaalden.


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK te ALKMAAR Parketnummer : 14.060008.00 Datum uitspraak: 18 oktober 2001 OP TEGENSPRAAK VERKORT VONNIS van de Arrondissementsrechtbank te Alkmaar, Meervoudige Kamer voor Strafzaken, in de zaak van het OPENBAAR MINISTERIE tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], wonende te [woonplaats + adres]. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 mei 2001 en 4 oktober 2001. 1. TENLASTELEGGING Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat 1. [X en/of Y B.V.] op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 06 maart 1996 tot en met 04 juni 1997 te Alkmaar en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de vennootschapsbelasting over de/het kalender-/boekja(a)r(en) 1994 en/of 1994/1995 en/of 1995 en/of 1995/1996, onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan, immers heeft/hebben voornoemd(e) rechtsperso(o)n(en) (telkens) opzettelijk, althans niet opzettelijk op het/de bij de Inspecteur der belastingen te Alkmaar ingeleverde aangiftebiljet(ten) over de/het kalender-/boekja(a)r(en) 1994 en/of 1995, (telkens) een te laag belastbaar bedrag, althans een te laag bedrag van de belasting opgegeven en/of doen opgeven, (immers zijn een of meer privé-bestedingen van verdachte als zakelijke uitgaven aangemerkt) terwijl daarvan (telkens) het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven, tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven; 2. [X en/of Y B.V.] op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 19 november 1998 tot en met 10 augustus 1999 te Alkmaar en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de vennootschapsbelasting over de/het kalender-/boekja(a)r(en) 1996 en/of 1996/1997 en/of 1997 en/of 1997/1998, onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan, immers heeft/hebben voornoemd(e) rechtsperso(o)n(en) (telkens) opzettelijk, althans niet opzettelijk, op het/de bij de Inspecteur der belastingen te Alkmaar ingeleverde aangiftebiljet(ten) over de/het kalender-/boekja(a)r(en) 1996 en/of 1997, (telkens) een te laag belastbaar bedrag, althans een te laag bedrag van de belasting opgegeven en/of doen opgeven, (immers zijn een of meer privé-bestedingen van verdachte als zakelijke uitgaven aangemerkt) terwijl daarvan (telkens) het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven, tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven; Subsidiair, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: [X en/of Y B.V.] in of omstreeks de periode van 19 november 1998 tot en met 10 augustus 1999 te Alkmaar en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de vennootschapsbelasting over het/de kalenderjaar/jaren en/of boekjaar/jaren 1996 en/of 1996/1997 en/of 1997 en/of 1997/1998 onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan, immers heeft/hebben voornoemd(e) rechtsperso(o)n(en) (telkens) opzettelijk op het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Alkmaar ingeleverde aangiftebiljet(ten) vennootschapsbelasting over het/de jaar/jaren 1996 en 1997 (telkens) een te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag aan belasting opgegeven en/of doen opgeven, (immers zijn een of meer privé-bestedingen van verdachte als zakelijke uitgaven aangemerkt) terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven, tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven; De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; 3. hij, op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 07 februari 1996 tot en met 25 juni 1997 te Alkmaar en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de inkomstenbelasting over de/het ja(a)r(en) 1994 en/of 1995, onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk op dat/die bij de Inspecteur der belastingen te Alkmaar ingeleverde aangiftebiljet(ten) over de/het ja(a)r(en) 1994 en/of 1995, (telkens) een te laag belastbaar inkomen opgegeven en/of doen opgeven, (immers heeft verdachte niet opgegeven en/of doen opgeven een of meer goed(eren) en/of dienst(en) te hebben ontvangen van de rechtsperso(o)n(en) [X en/of Y B.V.] als uitdeling) terwijl daarvan (telkens) het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven; 4. hij, op of omstreeks 04 november 1999, althans in de maand november 1999 te Alkmaar en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de inkomstenbelasting over de/het ja(a)r(en) 1997, onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk op dat/die bij de Inspecteur der belastingen te Alkmaar ingeleverde aangiftebiljet(ten) over de/het ja(a)r(en) 1997, (telkens) een te laag belastbaar inkomen opgegeven en/of doen opgeven, (immers heeft verdachte niet opgegeven en/of doen opgeven een of meer goed(eren) en/of dienst(en) te hebben ontvangen van de rechtsperso(o)n(en) [X en/of Y B.V.] als uitdeling) terwijl daarvan (telkens) het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven; subsidiair, indien het vorenstaande onder 4 niet tot veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij, op of omstreeks 04 november 1999, althans in de maand november 1999 te Alkmaar en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de inkomstenbelasting over de/het ja(a)r(en) 1997, onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk op dat/die bij de Inspecteur der belastingen te Alkmaar ingeleverde aangiftebiljet(ten) over de/het ja(a)r(en) 1997, (telkens) een te laag belastbaar inkomen opgegeven en/of doen opgeven, (immers heeft verdachte niet opgegeven en/of doen opgeven een of meer goed(eren) en/of dienst(en) te hebben ontvangen van de rechtsperso(o)n(en) [X en/of Y B.V.] als uitdeling) terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven; Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging. 2. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat 1. [X B.V.] op tijdstippen gelegen in de periode van 06 maart 1996 tot en met 04 juni 1997 te Alkmaar telkens opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten aangiften voor de vennootschapsbelasting over de boekjaren 1994 en 1995, onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft voornoemde rechtspersoon telkens opzettelijk, op de bij de Inspecteur der belastingen te Alkmaar ingeleverde aangiftebiljetten over de boekjaren 1994 en 1995, telkens een te laag belastbaar bedrag opgegeven (immers zijn privé-bestedingen van verdachte als zakelijke uitgaven aangemerkt) terwijl daarvan (telkens) het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven, tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feiten verdachte telkens opdracht heeft gegeven; 2. [X B.V.] op tijdstippen gelegen in de periode van 19 november 1998 tot en met 10 augustus 1999 te Alkmaar telkens opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten aangiften voor de vennootschapsbelasting over de boekjaren 1996 en 1997 onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft voornoemde rechtspersoon telkens opzettelijk, op de bij de Inspecteur der belastingen te Alkmaar ingeleverde aangiftebiljetten over de boekjaren 1996 en 1997, telkens een te laag belastbaar bedrag opgegeven, (immers zijn privé-bestedingen van verdachte als zakelijke uitgaven aangemerkt) terwijl daarvan telkens het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven, tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feiten verdachte telkens opdracht heeft gegeven; 3. hij, op tijdstippen gelegen in de periode van 07 februari 1996 tot en met 25 juni 1997 te Alkmaar telkens opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten aangiften voor de inkomstenbelasting over de jaren 1994 en 1995, onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft verdachte opzettelijk op die bij de Inspecteur der belastingen te Alkmaar ingeleverde aangiftebiljetten over de jaren 1994 en 1995, telkens een te laag belastbaar inkomen opgegeven (immers heeft verdachte niet opgegeven goederen te hebben ontvangen van de rechtspersonen [X en/of Y B.V.] als uitdeling) terwijl daarvan (telkens) het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven; 4. hij, op 04 november 1999 te Alkmaar, opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een aangifte voor de inkomstenbelasting over het jaar 1997, onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft verdachte opzettelijk op dat bij de Inspecteur der belastingen te Alkmaar ingeleverde aangiftebiljet over het jaar 1997, een te laag belastbaar inkomen opgegeven, (immers heeft verdachte niet opgegeven goederen en diensten te hebben ontvangen van de rechtspersonen [X en/of Y B.V.] als uitdeling) terwijl daarvan het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven; Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. 3. BEWIJS De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben. 4. BEWIJSVERWEREN De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De verdediging heeft betwist dat verdachte ten onrechte privé-bestedingen als zakelijke kosten heeft opgegeven. Ten aanzien van de ten laste van de vennootschap aangeschafte meubelen en het karpet bij de firma [A] en de keukentafel met stoelen bij de [B] is betoogd dat het steeds zakelijke aanschaffen zijn geweest, aangezien verdachte destijds zijn werkzaamheden verrichtte in en vanuit zijn privé-woning. Ten aanzien van het op kosten van de vennootschap aangelegde zwembad in de garage bij het woonhuis van verdachte is aangevoerd dat verdachte ten tijde van de aanleg voornemens was een handel in zwembaden te beginnen en dat het zwembad bedoeld was als demonstratiemodel. De aanleg van dit zwembad moet in de visie van de verdediging derhalve als een voorbereidende bedrijfsactiviteit worden beschouwd. De rechtbank verwerpt deze verweren, aangezien niet aannemelijk is geworden dat de aangeschafte meubelen en het zwembad een zakelijke bestemming hadden. m.b.t. de meubelen: Verdachte heeft aangevoerd dat hij zijn bedrijf in en vanuit zijn woning bestierde en dat hij thuis zakelijke relaties en personeelsleden ontving, waarbij gebruik werd gemaakt van de in de tenlastelegging bedoelde meubelen. Hij verklaart dat hij zeer regelmatig met zijn personeel heeft vergaderd aan de in de keuken geplaatste eettafel. Uit het onderzoek is gebleken dat het tenlastegelegde betrekking heeft op de kosten van de navolgende meubelen: twee fauteuils, een tafel, een bankstel, een driezitsbank, een dressoir, een salontafel, een bijzettafel, twee lampen, een prullenmand, een karpet en een keukentafel met stoelen. Het is duidelijk dat bovengenoemde meubelen geen kantoormeubelen zijn. Bovendien zijn al deze meubelen geplaatst in de privé-vertrekken van de woning van verdachte. Blijkens p.37 van het proces-verbaal heeft verdachte het meubilair aan de verbalisanten aangewezen en volgens verdachte werd het meubilair door hem en zijn gezinsleden voor privé-doeleinden gebruikt. Dat verdachte een met de jurisprudentie niet te verenigen uitleg geeft aan het zakelijk gebruik, moge blijken uit zijn verklaring op p.43 van het proces-verbaal. Hij verklaart: 'Ik handel in het belang van de zaak. Ik heb zakelijke dingen gekocht in het belang van de zaak. De tafel wordt strikt zakelijk gebruikt. Als mijn gezin er gebruik van maakt, is dat ook zakelijk. Ik ben gebaat bij een goed gezinsleven. Dat werkt zakelijk door.' Anders dan verdachte stelt, heeft de rechtbank de overtuiging dat verdachte het opzet had in de aangiften een onjuiste indruk te wekken. Volgens de verklaringen van de meubelverkopers [namen] worden doorgaans alle artikelen op de facturen gespecificeerd, tenzij de klant dat niet wil. Op de factuur 8166 (bijlage 1b) staat de omschrijving 'meubilair'. Op de interne orderbevestiging m.b.t ordernummer 11271 (bijlage 2b en c) staat de mededeling "Wil. Op factuur moet omschrijving komen 'MEUBILAIR'". Op de aankoopbevestiging nr.19895 m.b.t. de driezitsbank (bijlage 2d) staat de mededeling "Rek. Meubilair". De factuur d.d. 19-10-1995 (bijlage 2f) vermeldt de omschrijving "Meubilair'. Op grond van de vermeldingen op de interne stukken verklaren [namen] dat, kennelijk op verzoek van de koper, op de facturen in afwijking van de gebruikelijke gang van zaken is volstaan met de omschrijving "Meubilair" . De factuur van de [B] d.d. 22-06-1995 (bijlage 13) vermeldt de omschrijving "Vergadertafel met stoelen" met daarachter het factuurbedrag f 20.300,-. [naam], directeur van de [B], herinnert zich dat hij een grote tafel met zes poten en een aantal stoelen heeft verkocht aan verdachte [verdachte]. De omschrijving "Vergadertafel met stoelen" is op verzoek van de klant op de factuur vermeld. Uit het bovenstaande leidt de rechtbank af dat verdachte welbewust heeft willen voorkomen dat uit de administratie zou blijken dat het hier om privé-aankopen ging. De rechtbank wordt in zijn overtuiging gesterkt door de verklaring van [Z], die als werknemer van de belastingdienst het boekenonderzoek heeft gedaan bij [Y B.V.], dat aanleiding is geweest voor het strafrechtelijk onderzoek. [Z] verklaart als volgt: 'Voor zover ik mij kan herinneren, had ik de op de bescheiden bij [A] omschreven artikelen niet aangetroffen bij [Y B.V.]. Toen ik vervolgens nog bij [verdachte] moest zijn om andere bescheiden op te halen, heb ik hem tevens gevraagd naar het meubilair. [verdachte] wees mij toen een donker lederen bank en een tafel aan, welke zich in het kantoortje op de [straatnaam] bevonden, alsmede een wandkastje in de ruimte ernaast. Ik heb hem specifiek gevraagd naar het in 1994 en 1995 op de balans geactiveerde en op naam van [Y B.V.] bij [A] aangeschafte meubilair. Volgens mij klopte het niet. Het door hem aangewezen meubilair kwam niet overeen met de omschrijving op de bij [A] aangetroffen bescheiden. (...) Ik heb inderdaad geen facturen getoond, maar ik heb wel specifiek gevraagd naar het op de balans geactiveerde door [Y B.V.] gekochte meubilair. Het is zeker niet zo dat ik het in het algemeen vroeg. Er kon geen misverstand over bestaan over welk meubilair we het hadden.' m.b.t. het zwembad: Ook het verweer dat de kosten van aanleg van het zwembad terecht ten laste van de vennootschap zijn gebracht, aangezien verdachte voornemens was een handel in zwembaden te beginnen en dit zwembad bedoeld was als demonstratiemodel, is volstrekt niet aannemelijk geworden. Het zwembad is geïnstalleerd in de garage bij de woning van verdachte en wordt volgens verdachte privé door zijn gezin gebruikt. Er is volgens verdachte m.b.t. de handel in zwembaden nooit een ondernemersplan gemaakt. Evenmin is er ooit een zwembad verkocht. Verdachte verklaart op p.43 van het proces-verbaal dat hij in zijn gedachten bezig is geweest met de verkoop van zwembaden en dat hij hierover heeft gesproken met de installatiejongens van [Y B.V.] Gevraagd naar controleerbare activiteiten met betrekking tot de (voorgenomen) handel in zwembaden, meent verdachte dat hij duidelijk genoeg geweest is en dat hij daaraan niets meer heeft toe te voegen. Verdachte heeft geen enkele leverancier, importeur of installatiebedrijf genoemd met wie hij destijds contact heeft gehad over de (voorgenomen) handel in zwembaden. Wel heeft hij ter terechtzitting een schriftelijke verklaring overgelegd van [naam] d.d. 4 oktober 2001. Uit deze verklaring blijkt volgens de rechtbank niet dat verdachte bezig was een bedrijf op te starten dat zich zou gaan bezig houden met de handel in zwembaden. m.b.t. het opzet: Ook heeft verdachte nog aangevoerd dat hem geen opzet kan worden verweten, aangezien hij in ieder geval de verrekening van de kosten van de aankoop van de vergadertafel en de aanleg van het zwembad heeft besproken met zijn adviseurs [namen] van het accountantskantoor Deloitte & Touche. Na confrontatie met deze stelling van verdachte verklaren [namen] in het proces-verbaal van de Fiod echter dat deze onderwerpen niet met hen zijn besproken. [naam] verklaart dat verdachte hem wel eens heeft verteld dat hij een zwembad in zijn huis had, maar dat hij de indruk had dat verdachte het huis had gekocht met het zwembad er al in. Er is volgens [naam] geen overleg geweest over de aanleg van een zwembad en hij zou, indien hij daarmee wel was geconfronteerd, de aanleg van dit zwembad nooit als zakelijke kosten hebben geaccepteerd. m.b.t. het te laag aangegeven belastbaar bedrag / belastbaar inkomen: Voorts heeft de verdediging - kort en zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd. Aan verdachte wordt blijkens de formulering van de tenlastelegging telkens verweten dat hij een onjuiste aangifte voor de vennootschaps- en voor de inkomstenbelasting heeft gedaan door telkens een te laag belastbaar bedrag, dan wel een te laag belastbaar inkomen op te geven. Aangezien de officier van justitie ervoor gekozen heeft de tenlastelegging op deze wijze te formuleren, is voor een bewezenverklaring noodzakelijk dat het door verdachte aangegeven belastbaar bedrag of belastbaar inkomen bij een andere, juiste, aangifte hoger zou zijn uitgevallen, aldus de raadsvrouwe. De verdediging heeft vervolgens een nieuwe berekening voorgelegd, gebaseerd op een in de visie van de verdediging gerechtvaardigde gedeeltelijke aftrek van de kosten van de privé-woning van verdachte in verband met zakelijk gebruik. Naar de mening van de verdediging leidt deze berekening tot de conclusie dat de door de verdachte aangegeven belastbare bedragen, respectievelijk belastbare inkomens niet te laag zijn, zodat de feiten niet kunnen worden bewezenverklaard. De rechtbank verwerpt dit verweer. Allereerst zij opgemerkt dat de tenlastelegging inderdaad zo is geformuleerd, dat de verdachte telkens wordt verweten dat hij een te laag belastbaar bedrag of een te laag belastbaar inkomen heeft opgegeven. Maar de officier van justitie heeft hieraan met betrekking tot de aangiften voor de vennootschapsbelasting de tussen haakjes geplaatste zinssnede toegevoegd '(immers zijn een of meer privé-bestedingen van verdachte als zakelijke uitgaven aangemerkt)' en met betrekking tot de aangiften voor de inkomstenbelasting de tussen haakjes geplaatste zinssnede '(immers heeft verdachte niet opgegeven en/of doen opgeven een of meer goed(eren) en/of dienst(en) te hebben ontvangen van de rechtsperso(o)n(en) [X en/of Y B.V.] als uitdeling)'. Anders dan de verdediging legt de rechtbank de termen belastbaar bedrag en belastbaar inkomen uit als het feitelijk door de belastingplichtige opgegeven en in het aangiftebiljet vermelde bedrag. De rechtbank vindt steun voor deze uitleg in de eerder geciteerde toevoegingen. Zoals gezegd kan naar het oordeel van de rechtbank uit de bewijsmiddelen worden afgeleid dat verdachte telkens een aantal privé-bestedingen ten onrechte als zakelijke kosten heeft aangemerkt, zodat het door hem opgegeven saldo (belastbaar bedrag of belastbaar inkomen) telkens te laag was. Hierbij is niet van belang hoeveel dat belastbaar bedrag of belastbaar inkomen zou bedragen indien rekening gehouden zou worden met niet gebruikte aftrekmogelijkheden van verdachte. Dit geldt temeer nu voor een dergelijke berekening gegevens van belang zijn die niet door verdachte op het aangifteformulier zijn vermeld. Deze zienswijze van de verdediging gaat bovendien uit van de premisse dat in alle openheid met de inspecteur van mening kan worden verschild over de berekening van het belastbaar bedrag of belastbaar inkomen, uitgaande van een aantal vaststaande feiten. De rechtbank is er evenwel van overtuigd geraakt dat de verdachte geenszins de bedoeling heeft gehad openheid van zaken te geven ten aanzien van de door hem gedane privé-bestedingen. 5. BEWIJSMIDDELEN ( ------------------------ ) 6. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastegelegde feiten hebben plaatsgevonden onder de werking van het oude artikel 68 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) dat tot 1 januari 1998 heeft gegolden. In deze oude bepaling werd het opzettelijk onjuist of onvolledig doen van een bij de belastingwet voorziene aangifte, indien daarvan het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven, onder meer bedreigd met een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of een geldboete van de vierde categorie. Sedert 1 januari 1998 wordt in artikel 69 van de AWR het opzettelijk onjuist of onvolledig doen van een bij de belastingwet voorziene aangifte, indien het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, onder meer bedreigd met een gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of een geldboete van de vijfde categorie. Voor de beantwoording van de vraag hoe het bewezenverklaarde feit moet worden gekwalificeerd, dient de rechtbank vast te stellen of de oude dan wel de nieuwe bepaling gunstiger is voor verdachte. Het nieuwe bestanddeel "indien het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven" is moeilijker bewijsbaar dan het oude bestanddeel "indien daarvan het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven". Er is derhalve sprake van verandering van wetgeving, berustend op een gewijzigd inzicht van de wetgever nopens de strafwaardigheid van deze gedraging. De gedragingen zoals die uit de gebezigde bewijsmiddelen blijken, zullen op grond van de bewijsmiddelen getoetst moeten worden aan het nieuwe bestanddeel. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de verweten gedragingen op grond van de bewijsmiddelen zowel onder de oude als de nieuwe delictsomschrijving worden bewezen, zodat de nieuwe bepaling in dit opzicht niet als gunstiger kan gelden. Dus moet de kwalificatie worden gebaseerd op de oude bepaling. Wat de zwaarte van de sanctie betreft is de oude bepaling evident gunstiger, zodat ook voor de straftoemeting de oude bepaling moet worden toegepast. Het bewezenverklaarde levert op: Feit 1 en 2 primair telkens: Opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl daarvan het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij opdracht heeft gegeven tot de verboden gedraging, meermalen gepleegd; Feit 3: Opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl daarvan het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven, meermalen gepleegd; Feit 4 primair: Opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl daarvan het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven; 7. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. 8. MOTIVERING VAN DE STRAF De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte. Verdachte heeft gedurende een aantal jaren privé-bestedingen ten onrechte aangemerkt als bestedingen van een van zijn vennootschappen. Verdachte heeft daarbij getracht om de werkelijke aard van die bestedingen te verdoezelen. Het beoogde gevolg van zijn handelen was dat zowel de vennootschappen als verdachte persoonlijk te weinig belasting betaalden. Door deze handelwijze heeft verdachte welbewust de maatschappij benadeeld en het systeem van ons belastingsstelsel gefrustreerd. Aangezien verdachte bij zijn handelen louter werd gedreven door geldelijk gewin, acht de rechtbank een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden. Bij de hoogte van die geldboete heeft de rechtbank enerzijds rekening gehouden met de hoogte van het benadelingsbedrag en de periode waarover deze feiten zijn gepleegd, en anderzijds met het feit dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. 9. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 51 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 68 (oud) van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen. 10. BESLISSING De rechtbank: Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan. Verklaart niet bewezen, hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verstaat dat het bewezenverklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten Verklaart de verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar. Veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde tot een geldboete van f 25.000,- (zegge: vijf en twintig duizend gulden) bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 120 dagen. Dit vonnis is gewezen door mr. A. van der Perk, voorzitter, mr. B.A.E.G. Geel-Cieraad en mr. J.F. Aalders, rechters, in tegenwoordigheid van G.A.M. Delis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 oktober 2001.