Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD5028

Datum uitspraak2001-11-02
Datum gepubliceerd2001-11-02
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers36140
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Nr. 36.140 2 november 2001 FA gewezen op het beroep in cassatie van X N.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 7 april 2000, nr. P98/3354, betreffende na te melden beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken. 1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof Ten aanzien van belanghebbende is bij beschikking de waarde van de onroerende zaak a-straat 1 te Q voor het tijdvak 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000 vastgesteld op ƒ 24.865.000. Op het door belanghebbende tegen die beschikking gemaakte bezwaar heeft het hoofd van de afdeling belastingen van de gemeente Hilversum de waarde nader vastgesteld op ƒ 22.500.000. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft de uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht. 2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 3. Beoordeling van het middel Het middel berust op de opvatting dat het bepaalde in artikel 41 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) niet geldt ten aanzien van gemeenten welke voor de heffing van de onroerendezaakbelastingen voor de jaren 1995 en 1996 met gebruikmaking van het bepaalde in artikel 42, lid 1, Wet WOZ een waardepeildatum hanteerden van vóór 1992. Die opvatting vindt echter geen steun in de tekst van die artikelen of elders in de wet. Het Hof heeft dan ook terecht geoordeeld dat, nu de gemeente Hilversum blijkens haar Verordening onroerende-zaakbelastingen 1997 als waardepeildatum 1 januari 1994 hanteert, voor de toepassing van de Wet WOZ voor het tijdvak dat aanvangt op 1 januari 1997 de waarde van de onroerende zaken gelegen in die gemeente wordt bepaald naar de in die verordening opgenomen waardepeildatum. Het middel faalt derhalve. 4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. 5. Beslissing De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond. Dit arrest is gewezen door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de raadsheren J.W. van den Berge en A.R. Leemreis, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 2 november 2001.