Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD5458

Datum uitspraak2001-09-18
Datum gepubliceerd2001-11-29
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers00519/00 H
Statusgepubliceerd


Uitspraak

18 september 2001 Strafkamer nr. 00519/00 H AS Hoge Raad der Nederlanden Arrest op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Breda van 29 juni 1998, ingediend door mr. P.A. Groenhuis, advocaat te Breda, namens: [aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1950, wonende te [woonplaats]. 1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd De Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Breda heeft bij zijn vonnis van 29 juni 1998 de aanvrager ter zake van 1. "opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen" en 2. "bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht" veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een week met een proeftijd van twee jaren. 2.De aanvraag tot herziening 2.1. De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 2.2. De aanvraag berust op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De aanvrager voert daartoe aan dat een rapport van de psychiater R.J.H. Winter van 5 augustus 1998 inhoudt -als conclusie dat de aanvrager ten tijde van het bewezenverklaarde feit lijdende was aan een paranoïde psychose en -als advies om hem als volledig ontoerekeningsvatbaar te beschouwen. Bekendheid met die psychiatrische rapportage zou volgens de aanvraag hebben geleid tot ontslag van rechtsvervolging. Dat dit rapport de rechter niet bekend is geweest wordt in de aanvraag toegelicht door er op te wijzen dat de Politierechter weliswaar tot het opmaken van het rapport opdracht heeft gegeven, maar vonnis heeft gewezen voordat het rapport was uitgebracht. 3.De conclusie van de Advocaat-Generaal De Advocaat-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvraag gegrond zal verklaren en de zaak zal verwijzen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch om de zaak opnieuw te laten onderzoeken en af te doen. 4.Beoordeling van de aanvraag De namens de aanvrager gestelde wijze van totstandkoming van de aan de aanvraag ten grondslag gelegde psychiatrische rapportage vindt steun in de stukken van het geding en de bij de aanvraag gevoegde bijlagen. De in het rapport van de psychiater Winter vervatte conclusie en het advies, zoals hiervoor onder 2.2 weergegeven, doet het ernstige vermoeden ontstaan dat, ware de Politierechter daarmee bekend geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid tot ontslag van rechtsvervolging op grond dat de verdachte niet strafbaar was. 5.Slotsom Uit het vorenoverwogene vloeit voort, dat zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv, zodat de aanvraag gegrond is en als volgt moet worden beslist. 6.Beslissing De Hoge Raad: Verklaart de aanvraag tot herziening gegrond; Beveelt voorzover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Breda van 29 juni 1998; Verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch opdat de zaak op de voet van art. 467 Sv opnieuw zal worden behandeld en afgedaan. Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren A.M.M. Orie en A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 18 september 2001.