Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD5514

Datum uitspraak2001-04-11
Datum gepubliceerd2001-11-14
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsGroningen
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 99/5974
Statusgepubliceerd


Indicatie

SAMENVATTING Irak / uithuwelijking. Anders dan verweerder gaat de rechtbank uit van de geloofwaardigheid van het relaas. Iraakse eiser heeft meerdere malen geweigerd zijn dochter te laten trouwen met een neef van Saddam Hoessein, vanwege het verschil in geloof en omdat de neef de zoon van een regeringsfunctionaris is. Eiser en zijn twee zoons hebben vanwege deze weigering allen gedetineerd gezeten. Eiser, die nimmer aanhanger is geweest van de Ba’ath-partij, is vrijgelaten onder de voorwaarde dat de bruiloft ditmaal doorgang zou vinden. Nu eiser Irak heeft verlaten zonder zich aan deze voorwaarde te houden, valt naar het oordeel van de rechtbank niet uit te sluiten dat eiser bij terugkeer in Irak voor vervolging te vrezen heeft, dan wel dat hem bij terugkeer in Irak een behandeling in strijd met artikel 3 EVRM te wachten staat. Beroep gegrond.


Uitspraak

UITSPRAAK ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 's-GRAVENHAGE Zittingsplaats Groningen Vreemdelingenkamer regnr.: Awb 99/5974 VRWET Z VR UITSPRAAK inzake: A, geboren op [...] 1946, verblijvende te B, van Iraakse nationaliteit, IND dossiernummer 9707.13.4004, eiser, gemachtigde: mr. M.R. van der Linde, advocaat te Utrecht; tegen: DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE (Immigratie- en Naturalisatiedienst), te 's-Gravenhage, verweerder, vertegenwoordigd door mr. E. Gerssen, ambtenaar ten departemente. 1 PROCESVERLOOP 1.1 Op 13 juli 1997 heeft eiser aanvragen om toelating als vluchteling en verlening van een vergunning tot verblijf gedaan. Bij beschikking van 11 februari 1998 heeft verweerder de aanvragen niet ingewilligd. Wel is aan eiser een voorwaardelijke vergunning tot verblijf (vvtv) verleend. 1.2 Eiser heeft tegen de niet-inwilliging van zijn aanvragen bij brief van 16 maart 1998 bezwaar gemaakt. Op 16 juli 1998 is eiser gehoord door een ambtelijke commissie. Bij beschikking van 26 mei 1999 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard en is de aan eiser verleende vvtv ingetrokken. 1.3 Bij beroepschrift van 15 juni 1999 heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank tegen deze beschikking voor zover daarbij het bezwaar ongegrond is verklaard. De griffier heeft de van verweerder ontvangen stukken aan eiser gezonden en hem in de gelegenheid gesteld nadere gegevens te verstrekken. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 15 maart 2001. Eiser is daarbij verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen. Ter zitting is een tolk verschenen. 2 OVERWEGINGEN 2.1 In deze procedure dient te worden beoordeeld of de bestreden beschikking toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kan doorstaan. 2.2 Op grond van artikel 15 Vreemdelingenwet (Vw) in samenhang met artikel 1(A) van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen kunnen vreemdelingen die afkomstig zijn uit een land waarin zij gegronde reden hebben te vrezen voor vervolging wegens hun godsdienstige, levensbeschouwelijke of politieke overtuiging of hun nationaliteit, dan wel wegens het behoren tot een bepaald ras of een bepaalde sociale groep, als vluchteling worden toegelaten. 2.3 Eiser heeft ter ondersteuning van zijn aanvragen, samengevat, het volgende naar voren gebracht. Eiser belijdt het christelijke geloof en is afkomstig uit Baghdad. Op 31 december 1994 is eisers dochter tot Miss Irak gekozen. De zoon van de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken, Ahmed Wadhban Ibrahim Al-Tikriti, is nadien verliefd geworden op eisers dochter. Begin 1995 heeft deze Ahmed, die een neef is van Saddam Hoessein, aan eiser toestemming gevraagd om met zijn dochter te trouwen. Eiser heeft dit geweigerd omdat Ahmed de zoon is van een regeringsfunctionaris en omdat hij moslim is terwijl eisers familie christen is. Een week na de weigering werd eisers zoon C opgepakt. Na een maand werd C weer vrijgelaten. Nadat eiser voor een tweede maal zijn toestemming geweigerd had werd zijn andere zoon, D, op 19 juli 1995 opgepakt. D zou worden vrijgelaten als een datum voor de verloving zou worden vastgesteld. Eisers echtgenote heeft bij Ahmed gesmeekt om D vrij te laten waarna alles weer bespreekbaar zou zijn. Op 24 december 1995 werd D vrijgelaten. Op 31 december 1995 werd eisers dochter voor de tweede maal tot Miss Irak gekozen. Op 26 juni 1996 vierde eiser en zijn gezin de verjaardag van zijn echtgenote. Eiser, die gedronken had, heeft daar de familie van Ahmed vervloekt terwijl hij niet wist dat Ahmed al in de deuropening van het huis stond en dit kon horen. Eiser werd door Ahmed tegen zijn hoofd geslagen als gevolg waarvan hij naar het ziekenhuis moest. De volgende dag is eiser thuis gearresteerd door de veiligheidsdienst. Tijdens zijn detentie is eiser bedreigd. Toen eisers echtgenote op bezoek was hebben ze afgesproken te doen alsof ze met het huwelijk akkoord gingen, om zo eiser vrij te krijgen. Op 1 september 1996 is eiser vrijgelaten op de voorwaarde dat een huwelijk tussen Ahmed en zijn dochter zou plaatsvinden. Tevens moest eiser een borgsom betalen die hij kwijt zou zijn als hij zou weigeren mee te werken aan het huwelijk. Na zijn vrijlating heeft eiser via omkoping paspoorten geregeld en is hij begonnen zijn winkel en woning te verkopen. Op 10 februari heeft eiser met zijn echtgenote en 2 kinderen Irak verlaten en is hij naar Jordanië gereisd. Zijn zoons D en C zijn in Irak achtergebleven. Vanuit Jordanië is eiser naar Nederland gereisd. 2.4 Verweerder heeft de aanvragen afgewezen, omdat getwijfeld wordt aan de geloofwaardigheid van eisers relaas. Voor zover moet worden uitgegaan van de geloofwaardigheid van eisers relaas is verweerder van mening dat de ondervonden problemen geen verband houden met aan het Verdrag gerelateerde gronden. 2.5 Eiser stelt zich op het standpunt dat hij in aanmerking komt voor toelating als vluchteling dan wel wegens klemmende redenen van humanitaire aard. Eiser is van mening dat hij geen vestigingsalternatief heeft in Noord-Irak nu hij met dat gebied geen banden heeft. 2.6 Vooropgesteld moet worden, dat niet is gebleken dat de politieke en mensenrechtensituatie in Irak zodanig is, dat asielzoekers uit dat land zonder meer als vluchteling behoren te worden aangemerkt. Derhalve zal aannemelijk moeten zijn, dat met betrekking tot eiser persoonlijk feiten en omstandigheden bestaan waardoor hij gegronde reden heeft te vrezen voor vervolging in vluchtelingenrechtelijke zin. 2.7 De rechtbank overweegt als volgt. Verweerder twijfelt in het bestreden besluit aan de geloofwaardigheid van eisers relaas, onder meer omdat eiser bij aankomst in Nederland zijn originele, nationale paspoort opzettelijk heeft verscheurd en weggegooid. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser echter een afdoende verklaring gegeven voor zijn handelen, zodat sprake is van een verschoonbare reden hiervoor. Eiser heeft desgevraagd verklaard dat hij zijn paspoort heeft verscheurd omdat hij vreesde onmiddellijk te worden teruggestuurd naar zijn land van herkomst. Voorts heeft eiser bij aankomst in Nederland wel een kopie van zijn geboorteakte en huwelijksakte overgelegd, waaruit zijn intentie om optimaal medewerking te verlenen aan de Nederlandse autoriteiten blijkt. Bovendien is door eiser reeds tijdens het nader gehoor een kopie van zijn paspoort overgelegd zodat de datum van afgifte van dit paspoort, eisers nationaliteit en identiteit voldoende is komen vast te staan. Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank het enkele verscheuren van het paspoort niet tot gevolg hebben dat eisers gehele asielrelaas als ongeloofwaardig moet worden bestempeld. De rechtbank gaat uit van de geloofwaardigheid van het relaas. Verweerder heeft in zijn verweerschrift, noch in zijn aanvullend verweerschrift een enkele overweging gewijd aan de overige punten uit het bestreden besluit die verweerder aan de geloofwaardigheid van eisers relaas deden twijfelen. Evenmin heeft de gemachtigde van verweerder ter zitting aan deze punten nog enige overweging besteed. Overigens hebben voornoemde punten de rechtbank niet kunnen overtuigen van de ongeloofwaardigheid van het relaas. Nu de rechtbank uitgaat van de geloofwaardigheid van eisers relaas, ligt de vraag voor of eiser in de specifieke negatieve aandacht staat van de Iraakse autoriteiten. Gelet op hetgeen eiser naar voren heeft gebracht is de rechtbank van oordeel dat niet valt uit te sluiten dat eiser in Irak voor vervolging te vrezen heeft, dan wel dat hem bij terugkeer in Irak een behandeling in strijd met artikel 3 van het (Europees) Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) te wachten staat. Daartoe is het volgende redengevend. Eiser en zijn twee zoons hebben allen gedetineerd gezeten vanwege eisers weigering zijn dochter te laten trouwen met Ahmed. Gedurende de gehele procedure heeft eiser verklaard dat de omstandigheid dat Ahmed moslim is en eiser en zijn dochter christen, aan zijn weigering ten grondslag lag. Daarbij speelde het feit dat Ahmed de zoon van een regeringsfunctionaris is terwijl eiser nimmer aanhanger is geweest van de Ba'ath-partij een grote rol. Eiser is vrijgelaten onder de voorwaarde dat de bruiloft ditmaal doorgang zou vinden. Nu eiser het land verlaten heeft zonder dat hij zich aan deze voorwaarde heeft gehouden is de rechtbank van oordeel dat niet uit te sluiten is dat eiser bij terugkeer naar Irak, mede gezien het feit dat Ahmed de neef is van Saddam Hoessein en de zoon van de presidentieel adviseur, grote problemen te wachten staan. 2.8 Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang, is de rechtbank van oordeel dat de bestreden beschikking van eiser niet berust op een deugdelijke motivering, zodat deze niet in stand kan blijven. 2.9 Aangezien op het bezwaar tegen de niet-inwilliging van de aanvraag om verlening van een vergunning tot verblijf zonder beperkingen eerst naar behoren kan worden beslist nadat uiteindelijk op de aanvraag om toelating als vluchteling is beslist, ziet de rechtbank in de vernietiging van de weigering eiser als vluchteling toe te laten voldoende aanleiding om op dezelfde grond over te gaan tot vernietiging van de weigering om aan eiser een vergunning tot verblijf zonder beperking te verlenen. 2.10 Het beroep is derhalve gegrond en het in deze procedure bestreden gedeelte van de beschikking dient vernietigd te worden omdat zij niet berust op een deugdelijke motivering. Verweerder dient een nieuwe beschikking te nemen met inachtneming van deze uitspraak. 2.11 Gezien het voorgaande bestaat aanleiding om met toepassing van artikel 8:74, eerste lid, Awb te bepalen dat het door eiser betaalde griffierecht wordt vergoed door de Staat der Nederlanden. 2.12 Tevens bestaat aanleiding om verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op ( ƒ 1.420,-- voor eiser (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt ( ƒ 710 en wegingsfactor 1). 3 BESLISSING De rechtbank: - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt de beschikking van 26 mei 1999 voorzover deze strekt tot ongegrondverklaring van het bezwaar tegen de niet-inwilliging van de inleidende aanvragen; - bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak; - wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon om het griffierecht ad ƒ 50,00 aan eiser te vergoeden; - veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ad ƒ 1420,00, onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan eiser dient te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2001 in tegenwoordigheid van mr. C.F.E. Lampe als griffier. ---------------- Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open (artikel 33e Vw). Afschrift verzonden: 11 april 2001