
Jurisprudentie
AD5521
Datum uitspraak2001-11-14
Datum gepubliceerd2001-11-15
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09-027881-01
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2001-11-15
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09-027881-01
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verdachte heeft zijn dochter het recht ontnomen om zich in een veilige en stabiele omgeving in haar eigen tempo zowel lichamelijk als geestelijk te ontwikkelen. Verdachte heeft inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit en haar (seksuele) ontwikkeling ernstig verstoord.
Uitspraak
ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE, STRAFSECTOR
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09-027881-01
rolnummer 0003
's-Gravenhage, 14 november 2001
De arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
Verdachte
geboren 1947 te Noordwijkerhout,
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 7 augustus 2001 en 31 oktober 2001.
De verdachte, bijgestaan door de raadsvrouw mr M.E. de Meijer, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Steen heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding primair telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding subsidiair alternatief/cumulatief telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij - gewijzigde - dagvaarding primair is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding subsidiair cumulatief telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen straf overwogen, dat verdachte zich gedurende een lange periode schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met zijn minderjarige dochter. Die ontucht bestond onder meer uit het binnendringen van het lichaam van zijn dochter met zijn vinger, het bestrelen van haar borsten en schaamstreek en het zich laten aftrekken door zijn dochter. Het slachtoffer had ten tijde van de ontucht een leeftijd die varieerde van twaalf tot en met zeventien jaar.
Deze feiten zijn zeer ernstig. Verdachte heeft zijn dochter het recht ontnomen om zich in een veilige en stabiele omgeving in haar eigen tempo zowel lichamelijk als geestelijk te ontwikkelen. Verdachte heeft inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit en haar (seksuele) ontwikkeling ernstig verstoord. De rechtbank kan zich daarbij niet aan de indruk onttrekken dat verdachte de ernst van zijn handelen (nog) onvoldoende inziet. Verdachte laat niet na te benadrukken dat er geen gemeenschap heeft plaatsgevonden en te verwijzen naar het gedrag van het slachtoffer, waarmee de indruk ontstaat van een man die zijn eigen rol voor zichzelf en zijn omgeving tracht te minimaliseren en te rechtvaardigen. In situaties als dezen is evenwel enkel de ouder een verwijt te maken, welk gedrag een kind ook ten toon mocht spreiden. Zoals uit ervaringsregels bekend is, plegen slachtoffers van seksueel misbruik ernstige, soms blijvende psychische schade daarvan te ondervinden. Verdachte is aan dit alles volledig voorbij gegaan en heeft enkel oog gehad voor zijn eigen belangen en lustgevoelens, hetgeen de rechtbank hem ernstig aanrekent.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van het rapport van J.J.F.M. de Man, zenuwarts-psychiater d.d. 30 oktober 2001, alsmede een rapport van F.G. Schilder, psycholoog d.d. 24 oktober 2001, beide verdachte betreffende. Beide deskundigen hebben geen strafrechtelijk relevante stoornis(sen) bij verdachte geconstateerd en achten verdachte dan ook volledig toerekeningsvatbaar. De rechtbank neemt deze conclusies over en maakt deze tot de hare. De deskundigen achten een behandeling geïndiceerd, doch hebben ernstige twijfels bij verdachte’s motivatie hiervoor.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van een voorlichtingsrapport d.d. 30 juli 2001 van de Stichting Reclassering Nederland, opgemaakt en ondertekend door N.J. Smaling. De reclassering geeft de rechtbank in overweging een verplicht reclasseringscontact op te leggen in welk kader naar de mening van de reclassering tevens een behandeling zou moeten worden gevolgd.
Verdachte heeft ter terechtzitting d.d. 31 oktober 2001 aangegeven dat hij wel gemotiveerd is voor een (individuele) behandeling gericht op zijn eigen problematiek. De rechtbank acht een dergelijke behandeling ook noodzakelijk en zal verdachte hiertoe verplichten in het kader van op te leggen bijzondere voorwaarden.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 9 mei 2001 niet eerder is veroordeeld.
Dit alles afwegende acht de rechtbank een vrijheidsstraf van na te melden duur passend en geboden, inbegrepen het na te noemen voorwaardelijk deel en de bijzondere voorwaarden. Het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf dient mede als "stok achter de deur". De rechtbank ziet in de persoon van verdachte en de overige omstandigheden aanleiding de proeftijd in dit geval te bepalen op drie jaar.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
14a, 14b, 14c, 14d, 57, 245 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij - gewijzigde - dagvaarding primair telastgelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding subsidiair cumulatief telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
MET IEMAND DIE DE LEEFTIJD VAN TWAALF JAREN, MAAR NOG NIET DIE VAN ZESTIEN JAREN HEEFT BEREIKT, BUITEN ECHT, ONTUCHTIGE HANDELINGEN PLEGEN DIE MEDE BESTAAN UIT HET SEKSUEEL BINNENDRINGEN VAN HET LICHAAM;
en
ONTUCHT PLEGEN MET ZIJN MINDERJARIG KIND;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 6 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 3 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Den Haag, ook indien dit inhoudt het volgen van een ambulante behandeling voor volwassen daders van seksueel misbruik, dit zolang die instelling zulks nodig acht;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op: 8 mei 2001;
in voorlopige hechtenis gesteld op: 10 mei 2001;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Stemker Köster, voorzitter,
Valk en Wapenaar, rechters,
in tegenwoordigheid van mr De Jong, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 november 2001.