Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD5917

Datum uitspraak2001-11-16
Datum gepubliceerd2001-11-21
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersBK 605/01
Statusgepubliceerd


Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK Nr. 605/01 16 november 2001 Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, tweede enkelvoudige belastingkamer, op het verzet van X te Z tegen de uitspraak van de eerste enkelvoudige belastingkamer van 7 september 2001. De belastingkamer heeft voormelde uitspraak gedaan op het door belanghebbende ingestelde beroep tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid particulieren van de belastingdienst te Groningen, vestiging Assen, (hierna: de inspecteur), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting over het jaar 1999. Ingevolge de artikelen 22j en 26, eerste lid en 26c, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen juncto artikel 6:7 en 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht kan hij, die bezwaar heeft tegen een uitspraak van de inspecteur binnen zes weken na de dagtekening van het afschrift van de uitspraak in beroep komen bij de rechter tot wiens rechtsgebied de standplaats van de inspecteur behoort. Vaststaat dat de uitspraak van de inspecteur is gedagtekend 10 juli 2001 en het beroepschrift ter post is bezorgd op 24 augustus 2001, derhalve niet binnen zes weken na dagtekening van die uitspraak. Op grond van die omstandigheid is belanghebbende bij voormelde uitspraak niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep. Tegen die uitspraak is belanghebbende tijdig in verzet gekomen bij een verzetschrift dat is ingekomen op 9 oktober 2001. Belanghebbende heeft niet gevraagd om over zijn verzet te worden gehoord, terwijl het hof geen aanleiding heeft gevonden hem uit eigen beweging te horen. Belanghebbende stelt in zijn verzetschrift dat hij de inspecteur had medegedeeld dat hij met vakantie was van 11 juli 2001 tot en met 15 augustus 2001. Hij kon derhalve in die periode geen beroepschrift bij het gerechtshof indienen. Het hof is van oordeel dat, nu belanghebbendes vakantie eindigde op 15 augustus 2001, en de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 21 augustus 2001, hij voldoende tijd zou hebben gehad om na 15 augustus 2001 een pro-forma beroepschrift bij het gerechtshof in te dienen. De door belanghebbende aangevoerde omstandigheden leveren derhalve geen verschoonbaarheid op, nu belanghebbende zelf eventueel maatregelen had kunnen treffen die de thans bestaande niet-ontvankelijkheid in beroep hadden kunnen voorkomen. Op grond van het vorenstaande dient als volgt te worden beslist: Het hof verklaart het verzet ongegrond. Gedaan op 16 november 2001 door mr. Pruiksma, vice-president, lid van de tweede enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van de griffier Lorist en ondertekend door voornoemde vice-president en door voornoemde griffier. Op 21 november 2001 afschrift aangetekend verzonden aan beide partijen. De griffier van het Gerechtshof te Leeuwarden.