Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD5968

Datum uitspraak2001-07-02
Datum gepubliceerd2001-11-21
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Zittingsplaats's-Gravenhage
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 01/24797
Statusgepubliceerd


Indicatie

SAMENVATTING Bewaring / procesbelang. Verweerder heeft de rechtbank op 25 juni 2001 per faxbericht ervan in kennis gesteld dat het besluit tot voortduren van de bewaring per diezelfde datum is opgeheven. Ingevolge artikel 6:19, derde lid, Awb staat intrekking van het bestreden besluit niet in de weg aan vernietiging van dat besluit indien de indiener van het beroepschrift daarbij belang heeft. De rechtbank is van oordeel dat dit belang door de vreemdeling aannemelijk gemaakt moet worden. Aangezien de gemachtigde van de Turkse vreemdeling ter zitting niet is verschenen, is de rechtbank van oordeel dat nu de vrijheidsontneming voor de zitting reeds een einde genomen heeft, het belang bij het onderhavige beroep is vervallen. Beroep niet-ontvankelijk.


Uitspraak

UITSPRAAK ARRONDISSEMENTSRECHTBANK 'S-GRAVENHAGE sector bestuursrecht vreemdelingenkamer, enkelvoudig __________________________________________________ UITSPRAAK ingevolge artikel 8:77 Algemene wet bestuursrecht beroep vrijheidsontnemende maatregel __________________________________________________ Reg.nr : AWB 01/24797 VRWET Inzake : A, CRV-nummer 1510107688, verblijfplaats onbekend, hierna te noemen de vreemdeling, gemachtigde mr. R.S. Sewdajal, advocaat te Den Haag, tegen: de Staatssecretaris van Justitie, verweerder, gemachtigde mr. A. Pahladsingh, ambtenaar ten departemente. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING 1. De vreemdeling heeft gesteld te zijn geboren op [...] 1982 en de Turkse nationaliteit te hebben. 2.Bij kennisgeving op grond van artikel 96 Vreemdelingenwet 2000 (Vw2000), ontvangen op 12 juni 2001, heeft verweerder de rechtbank bericht omtrent het voortduren van de maatregel van bewaring die verweerder bij besluit van 23 oktober 2000 de vreemdeling heeft opgelegd. Krachtens die bepaling wordt de vreemdeling na de ontvangst van deze kennisgeving geacht beroep te hebben ingesteld tegen het besluit tot voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel. 3. Op 25 augustus 2001 heeft verweerder de bewaring ambtshalve opgeheven. 4. Openbare behandeling van dit beroep heeft plaatsgevonden op 26 juni 2001. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. II. OVERWEGINGEN 1. De rechtbank stelt voorop dat over de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring als zodanig reeds is beslist bij uitspraak van deze rechtbank van 10 november 2000. Voorts heeft deze rechtbank laatstelijk bij uitspraak van 5 juni 2001 geoordeeld dat het voortduren van de bewaring niet strijdig was met het bepaalde in artikel 96, vierde lid, Vw2000. 2. Verweerder heeft de rechtbank op 25 juni 2001 per faxbericht ervan in kennis gesteld dat het besluit tot voortduren van de bewaring per diezelfde datum is opgeheven. Een afschrift van dit bericht is verzonden aan de gemachtigde van de vreemdeling. 3. Ingevolge artikel 6:19, derde lid Awb, staat intrekking van het bestreden besluit, niet in de weg aan vernietiging van dat besluit indien de indiener van het beroepschrift daarbij belang heeft. 4. De rechtbank is van oordeel dat dit belang door de vreemdeling aannemelijk gemaakt moet worden. Aangezien de gemachtigde van de vreemdeling ter zitting niet is verschenen, is de rechtbank van oordeel dat nu de vrijheidsontneming voor de zitting reeds een einde genomen heeft, het belang bij het onderhavige beroep is vervallen. Het beroep wordt om die reden niet-ontvankelijk verklaard. 5. Van omstandigheden op grond waarvan een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is de rechtbank niet gebleken. III. BESLISSING De Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage RECHT DOENDE: Verklaart het beroep niet-ontvankelijk. IV. RECHTSMIDDEL Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open. Aldus gedaan door mr. G.P. Kleijn en uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2001, in tegenwoordigheid van J.A.M. Verbakel-van Leeuwen, griffier. afschrift verzonden op: 2 juli