Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD5993

Datum uitspraak2001-11-19
Datum gepubliceerd2001-11-22
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09.757.270-00
Statusgepubliceerd


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE, STRAFSECTOR MEERVOUDIGE KAMER (VERKORT VONNIS) parketnummer 09.757.270-00 rolnummer 7 's-Gravenhage, 19 november 2001 De arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte: [verdachte], [geboortedatum] te 's-Gravenhage, [adres] thans gedetineerd in het Penitentiair Complex Scheveningen, Unit 2 Huis van Bewaring. De terechtzitting. Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 5 november 2001. De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr Bharatsingh, is verschenen en gehoord. De officier van justitie mr Reddingius heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1 primair en 2 primair telastgelegde wordt vrijgesproken voorzover het de telastgelegde poging moord betreft en dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1 primair en 2 primair voorzover het de poging doodslag betreft en onder 3 en 4 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. De telastlegging. Aan verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1. Vrijspraak. De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij -gewijzigde- dagvaarding onder 1 primair en 2 primair voorzover het de poging moord betreft en onder 3, is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken. De bewijsmiddelen. P.M. De bewezenverklaring. Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 primair en 2 primair voorzover het de poging doodslag betreft en 4 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B. Bewijsoverweging. De rechtbank overweegt dat zij het verzoek tot het horen van de [getuige] heeft afgewezen aangezien het -gelet op de inspanningen van de officier van justitie de getuige op te sporen- onaannemelijk is dat de getuige binnen een aanvaardbare termijn ter terechtzitting zal verschijnen terwijl boevendien de door hem afgelegde verklaring voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen. De rechtmatigheid van het verkregen bewijs. De raadsman van verdachte heeft betoogd dat het bewijs voor feit 4 -de inbeslaggenomen vuurwapens- onrechtmatig is verkregen en derhalve niet gebruikt mag worden. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de huiszoeking op het desbetreffende adres is gedaan zonder machtiging ex artikel 49 van de Wet wapens en munitie en dat men alleen beschikte over een machtiging ex artikel 55 van het Wetboek van Strafvordering, zodat alleen in beslag genomen had mogen worden hetgeen voor de aanhouding van verdachte noodzakelijk was en de doorzoeking diende te eindigen zodra de verdachte was aangehouden. In casu is dit niet gebeurd, nu eerst na de aanhouding de wapens gevonden zijn, aldus de raadsman. Bovendien was de huiszoeking naar de mening van de raadsman mede gericht op het zoeken naar drugs en ontbrak ook daarvoor de juiste machtiging. De rechtbank verwerpt dit verweer. Vast staat dat verbalisanten voorzien van een machtiging ex artikel 55 van het Wetboek van Strafvordering de woning rechtmatig hebben betreden ter aanhouding van verdachte. De ter terechtzitting als getuige gehoorde [verbalis[verbalisant], die[verbalisant]uiteindelijke aanhouding heeft verricht, heeft verklaard -en verdachte heeft dit ook erkend- dat verdachte toen zelf de aandacht op de (mogelijke) aanwezigheid van wapens heeft gevestigd door naar een van die wapens te grijpen. [verbalis[verbalisant] heeft voorts verklaard dat hij niets heeft opengemaakt of verbroken, doch dat het wapen direct voor het blote oog zichtbaar was. Zoals de officier van justitie terecht heeft opgemerkt heeft de inbeslagneming van de wapens dan ook plaatsgevonden in het kader van een voortgezette toepassing van de machtiging. Nog daargelaten dat op generlei wijze is gebleken dat de politie op zoek was naar drugs, is van een huis/doorzoeking dan ook geen sprake geweest. De vondst van de wapens kan derhalve meewerken tot het bewijs. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte. Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert. De raadsman van verdachte heeft ten aanzien het onder 1 subsidiair telastgelegde feit een beroep gedaan op noodweer op grond van de in de pleitnota aangevoerde feiten en omstandigheden. Zijn cliënt dient derhalve te worden ontslagen van rechtsvervolging, aldus de raadsman. Aangezien de rechtbank reeds het onder 1 primair telastgelegde bewezen acht, komt zij niet toe aan de behandeling van dit verweer. Verdachte is derhalve strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden. Strafmotivering. Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen. Verdachte die blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister behoudens terzake van overtredingen van de Wegenverkeerswetgeving niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen, heeft samen met zijn oom kogels afgevuurd op een tweetal personen. Hij heeft zich daarbij welbewust blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat die personen door die kogels zouden worden geraakt en daarbij het leven zouden laten. De ernst van een dergelijk feit spreekt voor zich. Voorts heeft verdachte twee vuurwapens met bijbehorende munitie voorhanden gehad. Wat de persoon van verdachte betreft houdt de rechtbank rekening met het rapport d.d. 23 juli 2001 van I. Schilperoord, psycholoog te 's Gravenhage. In het rapport wordt de conclusie getrokken dat de persoonlijkheid van verdachte wat narcistische trekken vertoont en dat hij een wat opgeblazen, soms onrealistisch zelfbeeld heeft, waarbij verdachte zich erg inspant om dit hoog te houden. Voorts heeft hij weinig doorzettingsvermogen en geeft hij zijn inspanningen snel op. De psycholoog oordeelt dat verdachte voor het feit volledig toerekeningsvatbaar te achten is. De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt die tot de hare. Op grond van het vorenstaande is een straf van na te melden duur passend en geboden. De toepasselijke wetsartikelen. De artikelen: - 14a, 14b, 14c, 45, 47, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht; - 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. Beslissing. De rechtbank, verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij -gewijzigde- dagvaarding onder 1 primair en 2 primair voorzover het de telastgelegde poging moord betreft en 3 telastgelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij; verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 primair en 2 primair voorzover het de telastgelegde poging doodslag betreft en 4 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt: ten aanzien van de feiten 1 primair en 2 primair: medeplegen poging doodslag, meermalen gepleegd ten aanzien van feit 4: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd; verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar; veroordeelt verdachte te dier zake tot: gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden; bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 6 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit; bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; in verzekering gesteld op 1 mei 2001 en in voorlopige hechtenis gesteld op 4 mei 2001; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Dit vonnis is gewezen door mrs Quadekker, voorzitter, Valk en Van Harte, rechters, in tegenwoordigheid van Bol, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 november 2001.