
Jurisprudentie
AD5996
Datum uitspraak2001-09-26
Datum gepubliceerd2001-11-22
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers99/5244 AAW/WAO, 99/5245 AAW/WAO, 01/1966 AAW/WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2001-11-22
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers99/5244 AAW/WAO, 99/5245 AAW/WAO, 01/1966 AAW/WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verzoek om wraking van de rechters van de wrakingskamer buiten behandeling gelaten.
Het verzoek om wraking van de wrakingskamer kan niet anders worden uitgelegd dan dat alle leden van de Raad worden gewraakt, zodat dit verzoek niet door de Raad behandeld kan worden. Derhalve dient het verzoek om wraking van de leden van de wrakingskamer buiten behandeling gelaten worden, omdat slechts dan het verzoek om wraking van de leden van de behandelende kamer door de Raad kan worden behandeld. Tegen deze achtergrond ziet de wrakingskamer geen beletsel om het verzoek om wraking van de behandelende kamer te beoordelen.
A te B, verzoekster.
mrs. H. van Leeuwen, W.D.M. van Diepenbeek, M.S.E. Wulffraat-Van Dijk
Uitspraak
99/5244 AAW/WAO
99/5245 AAW/WAO
01/1966 AAW/WAO
B E S L I S S I N G
op het verzoek op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht, gedaan door:
[Verzoekster], wonende te [B.], verzoekster.
I. INLEIDING
Voor de aanvang van het onderzoek ter zitting van de meervoudige kamer van de Raad op 29 juni 2001 heeft [A.] namens verzoekster bij brief van 28 juni 2001 verzocht om wraking van de voorzitter en de leden van die meervoudige kamer, te weten mrs. J. Janssen, H. Bolt en J.Th. Wolleswinkel (hierna: de behandelende kamer).
Bij brief van 30 augustus 2001 heeft [A.] namens verzoekster ook verzocht om wraking van de voorzitter en de leden van de meervoudige kamer, samengesteld ter behandeling van het verzoek om wraking, te weten mrs. H. van Leeuwen, W.D.M. van Diepenbeek en M.S.E. Wulffraat-Van Dijk (hierna: de wrakingskamer).
Verzoekster en mrs. Janssen, Bolt en Wolleswinkel zijn ingevolge artikel 8:18, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van de Raad van 20 september 2001. Verzoekster en mrs. Janssen, Bolt en Wolleswinkel zijn daar, zoals aangekondigd, niet verschenen.
II. MOTIVERING
In artikel 8:15 van de Awb is bepaald dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Deze bepaling is ingevolge artikel 21, eerste lid, van de Beroepswet in hoger beroep van overeenkomstige toepassing.
Het verzoek om wraking van de leden van de behandelende kamer bestaande uit de mrs. Janssen, Bolt en Wolleswinkel, berust op de stelling dat door die kamer niet voorafgaande aan de op 29 juni 2001 te houden zitting (voldoende) uitsluitsel is gegeven over de exacte omvang van het geding in het door haar ingestelde hoger beroep en procesbeslissingen in het kader daarvan.
Het verzoek om wraking van de leden van de wrakingskamer berust in essentie op dezelfde gronden als de gronden die zijn aangevoerd voor de wraking van de leden van de behandelende kamer bestaande uit de mrs. Janssen, Bolt en Wolleswinkel.
De Raad zal in de eerste plaats het verzoek om wraking van de wrakingskamer behandelen.
Vooropgesteld wordt dat de door verzoekster opgeworpen vragen naar de exacte omvang van het geding in het door haar ingestelde hoger beroep en procesbeslissingen in het kader daarvan niet kunnen en mogen worden beantwoord door een wrakingskamer. Deze vragen staan slechts ter beantwoording van de kamer van de Raad die de zaak inhoudelijk behandelt.
In aanmerking genomen dat de bezwaren van verzoekster derhalve gelden voor elke wrakingskamer van de Raad, in welke samenstelling dan ook, kan het verzoek om wraking van de leden van de wrakingskamer niet anders worden uitgelegd dan dat alle leden van de Raad worden gewraakt, zodat dit verzoek niet door de Raad behandeld kan worden. Derhalve dient het verzoek om wraking van de leden van de wrakingskamer buiten behandeling gelaten te worden, omdat slechts dan het verzoek om wraking van de leden van de behandelende kamer door de Raad kan worden behandeld.
Tegen deze achtergrond ziet de wrakingskamer geen beletsel om het verzoek van verzoekster om wraking van de behandelende kamer bestaande uit de leden mrs. Janssen, Bolt en Wolleswinkel te beoordelen. Hij overweegt dienaangaande het volgende.
Blijkens de memorie van toelichting bij artikel 8:15 van de Awb (PG Awb II, p. 410) is de ratio van het instituut van de wraking gelegen in het waken tegen inbreuken op de rechterlijke onpartijdigheid en tegen de schijn van rechterlijke partijdigheid. Een wrakingsgrond moet zijn gelegen in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op de (persoon van de) rechter die de zaak behandelt
Hetgeen namens verzoekster als wrakingsgrond is aangevoerd, ziet op het - volgens verzoekster - niet (adequaat) beantwoorden van haar vragen over de omvang van het geding in hoger beroep en in het kader daarvan genomen procesbeslissingen. Namens verzoekster zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd, die betrekking hebben op de persoon van mrs. Janssen, Bolt en/of Wolleswinkel.
De Raad is van oordeel dat hetgeen door verzoekster aan haar verzoek om wraking ten grondslag is gelegd, geen feiten en omstandigheden zijn als bedoeld in artikel 8:15 van de Awb. Noch de vaststelling van de omvang van het hoger beroep, noch de door verzoekster over procesbeslissingen opgeworpen vragen hebben betrekking op feiten en omstandigheden die aanleiding kunnen geven tot het oordeel dat sprake is van (schijn van) rechterlijke partijdigheid van mrs. Janssen, Bolt en/of Wolleswinkel.
De Raad beslist dan ook als volgt.
III.BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Wijst het verzoek om wraking af.
Aldus gegeven door mr. H. van Leeuwen als voorzitter en mr. W.D.M. van Diepenbeek en mr. M.S.E. Wulffraat-Van Dijk als leden, in tegenwoordigheid van mr. J.W.P. van der Hoeven als griffier en uitgesproken in het openbaar op
26 september 2001.
(get.) H. van Leeuwen
(get.) J.W.P. van der Hoeven
LdG