Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD6006

Datum uitspraak2001-11-22
Datum gepubliceerd2001-11-22
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers10.165046/00
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Parketnummer van de berechte zaak: 10.165046/00 Datum uitspraak: 22 november 2001 Verstek VONNIS van de ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ROTTERDAM, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen: [verdachte], geboren te Waregem (België) op 16 maart 1958, wonende te [adres] Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 08 november 2001. TENLASTELEGGING Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding onder bovenvermeld parketnummer. Van deze dagvaarding is een kopie in dit vonnis gevoegd (bladzijden genummerd 1A, 1B en 1C). DE EIS VAN DE OFFICIER VAN JUSTITIE De officier van justitie mr. Hemelaar heeft gerekwireerd -zakelijk weergegeven- de bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde en de veroordeling van de verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 3 jaren. DE GELDIGHEID VAN DE INLEIDENDE DAGVAARDING De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding met betrekking tot het onder 1 subsidiair tenlastegelegde nietig dient te worden verklaard, nu niet feitelijk is omschreven, waarin het tenlastegelegde valselijk (doen) opmaken of (doen) vervalsen in het eerste deel van de tenlastelegging heeft bestaan, zodat de dagvaarding op dat punt niet voldoet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. Nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die zouden moeten leiden tot nietigverklaring van het overige deel van de dagvaarding, is de dagvaarding voor het overige geldig. NIET BEWEZEN Het onder 2 tenlastegelegde is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. TOELICHTING OP DE VRIJSPRAAK MET BETREKKING TOT FEIT 2: De rechtbank overweegt met betrekking tot de hierboven vermelde vrijspraak van het aan de verdachte onder 2 tenlastegelegde, dat van medeplegen geen sprake is, een aantal tenlastegelegde uitvoeringshandelingen in het geheel niet door verdachte is gepleegd en de overige uitvoeringshandelingen niet zijn gepleegd in de tenlastegelegde periode. BEWEZEN De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als vermeld in de hierna ingevoegde bijlage (bladzijden genummerd 2A en 2B), die van dit vonnis deel uitmaakt. Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken. Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging kennelijke verschrijvingen voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De rechtbank heeft meer in het bijzonder ambtshalve overwogen dat in het onder 1 primair tenlastegelegde de periode waarin de monsters zijn genomen, te weten de periode 4 augustus 1999 tot en met 19 augustus 1999, dient te worden gelezen als “de periode 4 augustus 1999 tot en met 19 september 1999”. Uit het dossier -met name het in de tenlastelegging genoemde rapport “Rapportage Asbest Specialistenteam PRIZREN/KOSOVO”, waar de tenlastelegging naar verwijst en die als bijlage 6 bij het technisch proces-verbaal (ordner 7) is gevoegd- en uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken, dat de monsternames hebben plaatsgevonden in de periode van 4 augustus 1999 tot en met 19 september 1999. De datum “19 augustus 1999” komt in het dossier niet als een relevante datum naar voren. Het rechtskarakter van de tenlastelegging wordt door de verbeterde lezing niet wezenlijk veranderd, noch worden de grenzen van de in de tenlastelegging neergelegde omschrijving van de toedracht van het feitelijk gebeuren overschreden. BEWIJS De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de inhoud van wettige bewijsmiddelen. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen. TOELICHTING OP DE BEWEZENVERKLARING Uit het onderzoek ter terechtzitting is naar voren gekomen dat de in opdracht van verdachte opgemaakte analyserapporten en de door hem opgegeven analyseresultaten bestemd waren om te worden opgenomen in een door zijn [medeverdachte 1] in opdracht van het Ministerie van Defensie op te maken rapportage. Eén en ander is uiteindelijk ook geschied en heeft geresulteerd in de rapportage getiteld “Rapportage Asbest Specialistenteam PRIZREN/KOSOVO”. Gelet op de woonplaats van [medeverdachte 1] en de vestigingsplaats van zijn bedrijf C.K.M.S., te weten Oude-Tonge, waar [medeverdachte 1] de rapportage heeft samengesteld, kan hier als pleegplaats van de door verdachte verrichte handelingen Oude-Tonge worden aangemerkt, nu de analyserapporten/-overzichten slechts zijn gemaakt om in de rapportage van [medeverdachte 1] dan wel C.K.M.S. te worden opgenomen. STRAFBAARHEID VAN HET FEIT Het bewezen feit levert op: T.a.v. feit 1 primair: Medeplegen van valsheid in geschrift, strafbaar gesteld bij artikel 225, eerste lid, in verbinding met artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken, die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is strafbaar. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is strafbaar. MOTIVERING VAN DE STRAF De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte -die destijds vennoot was van en leiding gaf aan een laboratorium voor asbestonderzoek- heeft zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift door onjuiste en/of verzonnen analyseresultaten in analyserapporten/-overzichten te (doen) vermelden en deze vervolgens aan zijn [medeverdachte 1] af te geven teneinde door laatstgenoemde te worden opgenomen in diens -in opdracht van het Ministerie van Defensie- op te maken rapportage getiteld “Rapportage Asbest Specialistenteam PRIZREN/KOSOVO”. Het betrof analyses van monsters genomen in de periode 4 augustus 1999 tot en met 19 september 1999 te Kosovo waaruit volgens de -met de waarheid strijdige- opgave van verdachte aanwezigheid van blauw asbest bleek. Gelet op de schadelijkheid van blauw asbest voor de volksgezondheid is bij het bekend worden van deze resultaten grote commotie ontstaan en zijn ingrijpende en kostbare beschermingsmaatregelen genomen. Door deze laakbare handelwijze van verdachte is hij verantwoordelijk voor de enorme ongerustheid die bij de betrokken militairen en hun familie, vrienden en bekenden is ontstaan, heeft de overheid rigoureuze en kostbare maatregelen in het desbetreffende gebied genomen en is bovendien het internationale aanzien van de Koninklijke Landmacht schade toegebracht. De verdachte heeft zich slechts laten leiden door zijn eigen geldelijke gewin, zonder zich te bekommeren om de maatschappelijke gevolgen van zijn handelen. De rechtbank acht het bewezenverklaarde ernstig en zij is dan ook van oordeel, dat daarop gereageerd dient te worden met een vrijheidsstraf van geruime duur. Bij het bepalen van de hoogte van die vrijheidsstraf heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid, dat blijkens het hem betreffende uittreksel d.d. 20 januari 2001 van het Algemeen Documentatieregister de verdachte in Nederland eerder is veroordeeld, zij het terzake van een andersoortig feit dan het thans bewezenverklaarde feit. Dit heeft de verdachte er echter niet van weerhouden zich wederom aan een ernstig strafbaar feit schuldig te maken. Nu de verdachte niet de moeite heeft genomen ter terechtzitting te verschijnen, teneinde zijn visie omtrent het tenlastegelegde te geven en de rechtbank te informeren omtrent zijn persoonlijke omstandigheden, is de rechtbank niet in staat eventueel ten voordele van verdachte strekkende feiten of omstandigheden bij het bepalen van de strafmaat in aanmerking te nemen. Alles afwegend komt de rechtbank tot de conclusie, dat de na te noemen straf passend en geboden is. TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN De op te leggen straf is gegrond op de reeds genoemde artikelen. BESLISSING BIJ VERSTEK De rechtbank: - VERKLAART de dagvaarding nietig voor zover het betreft het onder 1 subsidiair aan de verdachte tenlastegelegde; - VERKLAART de dagvaarding voor het overige geldig; - VERKLAART niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij; - VERKLAART bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan; - VERKLAART niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij; - STELT VAST dat het bewezenverklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit; - VERKLAART de verdachte terzake van dit feit strafbaar; - VEROORDEELT de verdachte terzake van het bewezenverklaarde feit tot een gevangenisstraf voor de tijd van TWEE (2) JAREN. Dit vonnis is gewezen door: mr. Koning, voorzitter en mrs. Holierhoek en Nijssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Hartgers, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 november 2001.