Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD6008

Datum uitspraak2001-11-22
Datum gepubliceerd2001-11-22
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers10.166010/01
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Parketnummer van de berechte zaak: 10.166010/01 Datum uitspraak: 22 november 2001 Tegenspraak VONNIS van de ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ROTTERDAM, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte vennootschap: [verdachte vennootschap} gevestigd te [adres], ter terechtzitting vertegenwoordigd door haar directeur, [belanghebbende] Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 08 november 2001. TENLASTELEGGING Aan de verdachte vennootschap is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding onder bovenvermeld parketnummer, zoals deze ter terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. Van deze dagvaarding en vordering zijn kopieën in dit vonnis gevoegd (bladzijden genummerd 1A, 1B, 1C en 1D). DE EIS VAN DE OFFICIER VAN JUSTITIE De officier van justitie mr. Hemelaar heeft gerekwireerd -zakelijk weergegeven- de vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde en de bewezenverklaring van het onder 1 primair tenlastegelegde en de veroordeling van de verdachte vennootschap tot een geldboete van f.250.000,= voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. DE ONTVANKELIJKHEID VAN DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN DE VERVOLGING De rechtbank heeft ambtshalve overwogen, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging van de verdachte vennootschap, aangezien uit het Uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rotterdam d.d. 23 januari 2001 blijkt, dat de verdachte vennootschap op 10 december 1999 is opgericht en ter terechtzitting is gebleken, dat deze vennootschap thans nog bestaat. Nu ook overigens geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die zouden moeten leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie, is de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging. NIET BEWEZEN Het onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte vennootschap daarvan dient te worden vrijgesproken. TOELICHTING OP DE VRIJSPRAAK De rechtbank heeft met betrekking tot de hierboven vermelde vrijspraak van het aan de verdachte vennootschap tenlastegelegde overwogen dat niet kan worden bewezenverklaard, dat de verdachte vennootschap in de onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde periode, de in de tenlastelegging vermelde handelingen heeft gepleegd. Uit het Uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rotterdam d.d. 23 januari 2001 blijkt, dat de verdachte vennootschap pas op 10 december 1999 is opgericht. De rechtbank is niet gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan de onderwerpelijke handelingen, die immers betrekking hebben op de daaraan voorafgegane periode, strafrechtelijk aan de verdachte vennootschap kunnen worden toegerekend. De enkele omstandigheid dat het Ministerie van Defensie de nota van Kamp, h.o.d.n. C.K.M.S., d.d. 08 december 1999 op 28 januari 2000 heeft betaald door storting op de rekening van verdachte, welke rekening tevoren was gesteld op naam van Adviesburo C.K.M.S., doet hieraan niet af. BESLISSING De rechtbank: - VERKLAART de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging; · VERKLAART niet bewezen, dat de verdachte vennootschap het onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte vennootschap daarvan vrij. Dit vonnis is gewezen door: mr. Koning, voorzitter en mrs. Holierhoek en Nijssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Hartgers, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 november 2001.