Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD6106

Datum uitspraak2001-07-12
Datum gepubliceerd2001-11-26
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsGroningen
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 01/28488
Statusgepubliceerd


Indicatie

SAMENVATTING Bewaring / rechtsbijstand. De rechtbank overweegt dat, hoewel met eiser, een Algerijn, moet worden vastgesteld dat de in paragraaf A5 1.2.1 Vc 2000 vervatte beleidsregel niet in acht genomen is, nu eiser er niet op gewezen is dat hij contact kan opnemen met de consulaire vertegenwoordiging van de staat van zijn nationaliteit, dit de bewaring niet onrechtmatig maakt. De achtergrond van paragraaf A5 1.2.1 Vc 2000 is dat de vreemdeling ervan op de hoogte wordt gebracht dat hij contact kan hebben met zijn consulaire vertegenwoordiging, die hem juridische en andere ondersteuning kan bieden. Ter zitting heeft eiser aangegeven dat hijzelf contact heeft gezocht met zijn consulaire vertegenwoordiging. De rechtbank leidt hieruit af dat eiser, die reeds eerder onderworpen is geweest aan de maatregel van bewaring, geen belang heeft gehad bij een mededeling van de zijde van verweerder dat hij contact op kan nemen met zijn consulaire vertegenwoordiging. De rechtbank acht voorts de juridische ondersteuning van eiser voldoende gewaarborgd nu eiser voor het gehoor ten behoeve van de inbewaringstelling gewezen is op het recht zich te laten bijstaan door een raadsman. Eiser heeft toen aangegeven een advocaat bij het gehoor te willen hebben, waarna de advocatenpiketdienst is ingelicht. De raadsman heeft toen overigens verklaard niet aanwezig te zullen zijn bij het verhoor.


Uitspraak

UITSPRAAK ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 's-GRAVENHAGE Nevenzittingsplaats Groningen Vreemdelingenkamer registratienummer: Awb 01/28488 VRONTO UITSPRAAK op de beroepen tegen de maatregel van bewaring op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000, toegepast ten aanzien van de vreemdeling genaamd, althans zich noemende: A, geboren op [...] 1977, van Algerijnse nationaliteit, gemachtigde: mr. K.J. Meijer, advocaat te Sint Annaparochie. 1. Ontstaan en loop van het geschil 1.1 Verweerder heeft op 28 juni 2001 aan eiser, die geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft, met het oog op uitzetting de maatregel van bewaring opgelegd nu de openbare orde zulks vordert (artikel 59, eerste lid en onder a, Vw2000). Deze maatregel duurt tot op heden voort. 1.2 Verweerder heeft op 2 juli 2001 de rechtbank op grond van artikel 94, eerste lid, Vw2000 in kennis gesteld van het opleggen van de maatregel van bewaring. Deze kennisgeving wordt gelijkgesteld met een door eiser ingesteld beroep. Eiser heeft tegen het opleggen van de maatregel van bewaring op 3 juli 2001 beroep ingesteld. 1.3 Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank toegezonden. De griffier heeft de van verweerder ontvangen stukken aan eiser doorgestuurd en hem in de gelegenheid gesteld nadere gegevens te verstrekken. 1.4 De beroepen zijn behandeld ter openbare terechtzitting van de rechtbank van 9 juli 2001. Eiser is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn raadsman. Voor verweerder is als gemachtigde verschenen mr. N. van Mourik. 2. Rechtsoverwegingen 2.1 In deze procedure dient te worden beoordeeld of de toepassing en tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in overeenstemming is met de wet en of deze in redelijkheid bij afweging van alle daarbij betrokken belangen gerechtvaardigd is. 2.2 Eiser heeft de rechtbank verzocht de opheffing van de maatregel van bewaring te bevelen en schadevergoeding toe te kennen. 2.3 Verweerder heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van de beroepen en tot afwijzing van het verzoek om schadevergoeding. 2.4 De rechtbank overweegt allereerst dat het beroep dat door eiser is ingesteld op 3 juli 2001 niet ontvankelijk verklaard dient te worden wegens het ontbreken van belang, nu verweerder op 2 juli 2001 de rechtbank in kennis heeft gesteld van het opleggen van de maatregel van bewaring en deze kennisgeving gelijk wordt gesteld met een door eiser ingesteld beroep. 2.5 De rechtbank overweegt voorts dat, hoewel met eiser moet worden vastgesteld dat de in paragraaf A5 onder 1.2.1 van de Vc2000 vervatte beleidsregel niet in acht genomen is, nu eiser er niet op gewezen is dat hij contact kan opnemen met de consulaire vertegenwoordiging van de staat van zijn nationaliteit, dit de bewaring niet onrechtmatig maakt. De achtergrond van paragraaf A5 onder 1.2.1. van de Vc2000 is dat de vreemdeling ervan op de hoogte wordt gebracht dat hij contact kan hebben met zijn consulaire vertegenwoordiging, die hem juridische en andere ondersteuning kan bieden. Ter zitting heeft eiser aangegeven dat hijzelf contact heeft gezocht met zijn consulaire vertegenwoordiging. De rechtbank leidt hieruit af dat eiser, die reeds eerder onderworpen is geweest aan de maatregel van bewaring, geen belang heeft gehad bij een mededeling van de zijde van verweerder dat hij contact op kan nemen met zijn consulaire vertegenwoordiging. De rechtbank acht voorts de juridische ondersteuning van eiser voldoende gewaarborgd nu eiser voor het gehoor ten behoeve van de inbewaringstelling gewezen is op het recht zich te laten bijstaan door een raadsman. Eiser heeft toen aangegeven een advocaat bij het gehoor te willen hebben, waarna de advocatenpiketdienst is ingelicht. De raadsman heeft toen overigens verklaard niet aanwezig te zullen zijn bij het verhoor. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de (procedure leidende tot de) inbewaringstelling plaatsgevonden in overeenstemming met de verdere wettelijke vereisten. De maatregel van bewaring is ook op goede gronden bevolen. De vrees is gerechtvaardigd dat eiser zich aan de voorgenomen uitzetting zal onttrekken. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eiser meerdere aliassen heeft opgegeven, dat hij gebruik heeft gemaakt van valse documenten en dat hij al twee en een half jaar illegaal in Nederland verblijft. 2.6 Het voortduren van de bewaring is niet onrechtmatig, nu voldoende zicht bestaat op uitzetting van eiser op afzienbare termijn. De rechtbank laat daarbij wegen dat er op 9 juli 2001 een presentatie is aangevraagd bij de Algerijnse autoriteiten. Anders dan door gemachtigde van eiser is betoogd brengt het feit dat eerder al geprobeerd is om eiser uit te zetten en er toen geen toestemming is verkregen door de Algerijnse autoriteiten niet met zich dat thans al duidelijk is dat geen zicht op uitzitting bestaat. 2.7 Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond en bestaat geen aanleiding om schadevergoeding toe te kennen. 3. Beslissing De rechtbank - verklaart het door eiser op 3 juli 2001 ingestelde beroep niet ontvankelijk; - verklaart het beroep, waarmee de kennisgeving van 2 juli 2001 is gelijkgesteld, ongegrond; - wijst het verzoek om schadevergoeding af. Aldus gegeven door mr. W.M. van Schuijlenburg en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. G.G. Doornbos als griffier op 12 juli 2001 Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open (artikel 95, eerste lid, Vw2000). Daartoe dient uiterlijk een week na de uitspraak een beroepschrift te worden ingediend bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (postbus 16113, 2500 BC te 's-Gravenhage) onder vermelding van 'Hoger beroep vreemdelingenzaken'. Het beroepschrift dient ingevolge artikel 85, eerste lid, Vw2000 één of meer grieven tegen de uitspraak te bevatten. Tevens dient bij het indienen van het beroepschrift (een kopie van) deze uitspraak te worden meegezonden.