Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD6109

Datum uitspraak2001-07-13
Datum gepubliceerd2001-11-26
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsGroningen
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 01/29785
Statusgepubliceerd


Indicatie

SAMENVATTING Bewaring / tweede inbewaringstelling / toestemming IND. Eiser, een Ethiopiër, is op 4 juli 2001 in bewaring gesteld. Op 6 juli 2001 heeft eiser een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, waarna eiser opnieuw in bewaring is gesteld. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat deze tweede inbewaringstelling niet conform hoofdstuk A5/5.3.3.5 Vc 2000 heeft plaatsgevonden. Blijkens hoofdstuk A5/5.3.3.5 Vc 2000 mag, zolang de aanvraag nog niet in eerste aanleg is afgewezen, de inbewaringstelling van asielzoekers uitsluitend plaatsvinden en voortduren na vooraf verkregen toestemming van de IND. Deze verkregen toestemming (wanneer en door wie) dient vastgelegd te worden in de vreemdelingenadministratie. De rechtbank is van oordeel dat niet gebleken is van de in het beleid van verweerder neergelegde vereiste toestemming van de IND, zodat de rechtbank het ervoor houdt dat de vereiste toestemming ontbreekt. Nu de rechtbank voorts niet gebleken is van omstandigheden die een afwijking van het beleid rechtvaardigen, is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van bewaring d.d. 5 juli 2001 onrechtmatig is. Beroep gegrond.


Uitspraak

UITSPRAAK ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 's-GRAVENHAGE Nevenzittingsplaats Groningen Vreemdelingenkamer registratienummer: Awb 01/29785 VRONTO UITSPRAAK op het beroep tegen de maatregel van bewaring op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000, toegepast ten aanzien van de vreemdeling genaamd, althans zich noemende: A, geboren op [...] 1982, van Ethiopische nationaliteit, gemachtigde: mr. L. Sinoo, advocaat te Utrecht. 1. Ontstaan en loop van het geschil 1.1 Verweerder heeft op 4 juli 2001 aan eiser, die geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft, met het oog op de uitzetting de maatregel van bewaring opgelegd nu de openbare orde zulks vordert (artikel 59, eerste lid en onder a, Vw2000). 1.2 Op 6 juli 2001 heeft verweerder na de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd aan eiser, in afwachting is van deze beslissing zoals bedoeld in artikel 8, aanhef en onder f, g of h, Vw2000, met het oog op de uitzetting de maatregel van bewaring opgelegd nu de openbare orde zulks vordert (artikel 59, eerste lid en onder b, Vw2000). 1.3 Eiser heeft hiertegen op 6 juli 2001 beroep ingesteld bij de rechtbank. 1.4 Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank toegezonden. De griffier heeft de van verweerder ontvangen stukken aan eiser doorgestuurd en hem in de gelegenheid gesteld nadere gegevens te verstrekken. 1.5 Het beroep is behandeld ter openbare terechtzitting van de rechtbank van 13 juli 2001. Eiser is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn raadsman. Voor verweerder is als gemachtigde verschenen G. Klaucke. 2. Rechtsoverwegingen 2.1 In deze procedure dient te worden beoordeeld of de toepassing en tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in overeenstemming is met de wet en of deze in redelijkheid bij afweging van alle daarbij betrokken belangen gerechtvaardigd is. 2.2 Eiser heeft de rechtbank verzocht de opheffing van de maatregel te bevelen en schadevergoeding toe te kennen. 2.3 Verweerder heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep en tot afwijzing van het verzoek om schadevergoeding. 2.4 Anders dan eiser ter zitting heeft gesteld blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit het proces-verbaal van staandehouding van 4 juli 2001 voldoende van het bestaan van een redelijk vermoeden van illegaal verblijf ten tijde van de staandehouding van eiser. Hierbij acht de rechtbank van belang dat uit het proces-verbaal blijkt dat er meerdere observaties hebben plaatsgevonden bij de portiek van de woning van B in het kader van een onderzoek naar mensensmokkel. Blijkens het proces-verbaal hebben meerdere vreemdelingen in een woning in de portiek van B verbleven, en heeft eiser, alvorens de portiek te verlaten, een tweetal tassen in de auto van B geplaatst. 2.5 Blijkens het proces-verbaal van staandehouding van 4 juli 2001 is eiser op 4 juli 2001 om 21:00 uur overgebracht naar een plaats bestemd voor verhoor. Anders dan eiser ter zitting heeft gesteld, is de rechtbank niet van oordeel dat er geen sprake is van een onaanvaardbaar lang tijdsverloop tussen het moment van ophouding en het eerste verhoor van eiser op 4 juli 2001 om 22:20 uur. 2.6 Uit het proces-verbaal van verhoor van 4 juli 2001 om 22:20 uur alsmede uit het proces-verbaal van gehoor aangaande de inbewaringstelling van 4 juli 2001 om 22:37 uur, is de rechtbank gebleken dat eiser zich bij de inbewaringstelling niet wilde doen bijstaan door een advocaat. Blijkens het faxjournaal is ten behoeve van eiser op 4 juli 2001 om 23:21 uur de advocatenpiketdienst ingelicht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee voldaan aan de in A5/5.3.4.2 onder a Vc2000, opgenomen verplichting. 2.7 Naar het oordeel van de rechtbank heeft de (procedure leidende tot de eerste) inbewaringstelling van eiser mede gezien het voorgaande plaatsgevonden in overeenstemming met de wettelijke vereisten. De maatregel van bewaring is op goede gronden opgelegd. De vrees is gerechtvaardigd dat eiser zich, indien in vrijheid gesteld, aan de voorgenomen uitzetting zal onttrekken. Hierbij overweegt dat eiser zonder rechtsgeldige titel in Nederland heeft verbleven en zich nimmer bij de daartoe bevoegde autoriteiten heeft gemeld. 2.8 Eiser heeft op 5 juli 2001 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, waarna eiser op 5 juli 2001 om 12:00 uur opnieuw (nu op grond van artikel 59, lid 1, onder b Vw2000) in bewaring is gesteld. 2.9 Eiser heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat deze tweede inbewaringstelling niet conform A5/5.3.3.5 Vc2000 heeft plaatsgevonden. Blijkens A5/5.3.3.5 Vc2000 mag, zolang de aanvraag nog niet in eerste aanleg is afgewezen, de inbewaringstelling van asielzoekers uitsluitend plaatsvinden en voortduren na vooraf verkregen toestemming van de Immigratie- en Naturalisatie-dienst. Deze verkregen toestemming (wanneer en door wie) dient vastgelegd te worden in de vreemdelingenadministratie. De rechtbank is met eiser van oordeel dat uit de gedingstukken, noch ter zitting, gebleken is van de in het beleid van verweerder neergelegde vereiste toestemming van de Immigratie- en Naturalisatiedienst, zodat de rechtbank het er voor houdt dat de vereiste toestemming ontbreekt. Nu de rechtbank voorts niet gebleken is van omstandigheden die een afwijking van het beleid rechtvaardigen, is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van bewaring d.d. 5 juli 2001 onrechtmatig is. Het beroep moet derhalve gegrond worden verklaard en de opheffing van de maatregel van bewaring moet worden bevolen. 2.10 De rechtbank is van oordeel dat niet gebleken is dat de bewaring anderszins niet gerechtvaardigd zou zijn (geweest). Derhalve zijn er naar het oordeel van de rechtbank gronden van billijkheid om de schadevergoeding die eiser in beginsel toekomt te matigen tot nihil. 3. Beslissing De rechtbank: - verklaart het beroep gegrond; - beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring per 13 juli 2001; - wijst het verzoek om schadevergoeding toe en bepaalt deze op nihil; - veroordeelt verweerder in de proceskosten ad fl. 1.420,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier van deze rechtbank dient te vergoeden. Aldus gegeven door mr. M.M. Beije en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. C.H. Beuker als griffier op 13 juli 2001. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open (artikel 95, eerste lid, Vw2000). Daartoe dient uiterlijk een week na de uitspraak een beroepschrift te worden ingediend bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (postbus 16113, 2500 BC te 's-Gravenhage) onder vermelding van 'Hoger beroep vreemdelingenzaken'. Het beroepschrift dient ingevolge artikel 85, eerste lid, Vw2000 één of meer grieven tegen de uitspraak te bevatten. Tevens dient bij het beroepschrift (een kopie van) deze uitspraak te worden meegezonden. Afschrift verzonden: 19 juli 2001 $$N OPMERKINGEN In rechtsoverweging 2.5 staat abusievelijk een dubbele ontkenning: het woord 'geen' had er niet behoren te staan.