Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD6383

Datum uitspraak2001-08-15
Datum gepubliceerd2002-06-18
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 00/00235
Statusgepubliceerd


Uitspraak

WAHV 00/00235 15 augustus 2001 CJIB 25566997 Gerechtshof te Leeuwarden Arrest op het hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter te Tiel van 21 maart 2000 betreffende [betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene), wonende te [woonplaats], voor wie als gemachtigde optreedt [gemachtigde], wonende te [woonplaats]. 1. De beslissing van de kantonrechter De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Arnhem ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 2. Het procesverloop De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend. De gemachtigde van de betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep. De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. Bij brief van 12 maart 2001 heeft het hof vragen gesteld aan de advocaat-generaal. Op 6 april 2001 heeft de advocaat-generaal een aanvullend proces-verbaal d.d. 24 maart 2001, alsmede een situatietekening, ingezonden. De gemachtigde van de betrokkene is in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt. 3. Beoordeling 3.1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van fl 240,- opgelegd ter zake van "als bestuurder een verdrijvingsvlak gebruiken", welke gedraging zou zijn verricht op 6 maart 1999 op de provinciale weg N320 / t.h.v. Daan van Dijkweg in de gemeente Culemborg. De gedraging zou zijn verricht met het voertuig met het kenteken [nummer]. 3.2. Namens de betrokkene wordt aangevoerd dat genoemd voertuig niet op voormelde plaats heeft gereden en dat er niet over het verdrijvingsvlak is ingehaald. Voorts is aangevoerd dat in het aanvullend proces-verbaal een onjuist kenteken, te weten [nummer], wordt vermeld en dat de datum waarop de gedraging zou zijn verricht en zoals deze onder de situatietekening wordt vermeld, nl. 20 maart 2001, niet correct is. Tevens is aangevoerd dat de betrokkene ten onrechte niet is staande gehouden. 3.3. Naar het oordeel van het hof dienen de onjuiste vermelding van het kenteken, alsmede de onjuiste datum van de gedraging onder situatietekening, in het aanvullend proces-verbaal van 24 maart 2001 als kennelijke schrijffouten te worden aangemerkt. Uit de overige gedingstukken blijkt immers dat het in het onderhavige geval gaat om een gedraging welke op 6 maart 1999 met het voertuig met het kenteken [nummer] zou zijn verricht. Het hof wijst in dit verband op de vermelding van dat kenteken in de situatietekening. 3.4. Gelet op de inhoud van het aanvullend, op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van 24 maart 2001 is naar de overtuiging van het hof komen vast te staan, dat op 6 maart 1999 de gedraging met het voertuig met het kenteken [nummer] is verricht. 3.5. Art. 5 WAHV bepaalt - voor zover hier van belang - dat indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, de administratieve sanctie wordt opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven. Deze bepaling moet aldus worden verstaan dat ingeval zich een reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder van het motorrijtuig, waarmee de geconstateerde gedraging is verricht, voordoet, die bepaling buiten toepassing dient te blijven en de sanctie aan die bestuurder dient te worden opgelegd. De rechter zal, indien de gedraging met toepassing van art. 5 WAHV is opgelegd, zoals in deze het geval, in het algemeen - dus ook zonder dat dat met zoveel woorden uit het dossier blijkt - ervan mogen uitgaan dat zich geen reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder heeft voorgedaan. Ingeval dienaangaande een verweer wordt gevoerd, zal de rechter daarop een uitdrukkelijke beslissing dienen te geven en zal hij zonodig aan de verbalisant een nadere toelichting dienen te vragen (HR 14 maart 2000, nr. 394-99-V). 3.6. In zijn brief van 12 maart 2001 heeft het hof de advocaat-generaal gevraagd aan de verbalisant een nadere toelichting te vragen als onder 3.5 bedoeld. Uit meergenoemd aanvullend proces-verbaal valt af te leiden, dat de verbalisant ten tijde en ter plaatse van de constatering niet in een opvallend politievoertuig reed en dat hij daarom niet in de gelegenheid was de bestuurder staande te houden. 3.7. In samenhang met hetgeen de verbalisant overigens in zijn aanvullende proces-verbaal vermeldt, (de bestuurder reed sneller dan 80 km per uur, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 80 km per uur is, en er sprake was van tegemoetkomend verkeer) kan de nadere toelichting van de verbalisant slechts zo worden verstaan, dat zich geen reële mogelijkheid heeft voorgedaan de bestuurder staande te houden. 3.8. Gelet op vorenstaande dient de beslissing van de kantonrechter te worden bevestigd. 4. De beslissing Het gerechtshof: bevestigt de beslissing van de kantonrechter. Dit arrest is gewezen door mrs Vellinga, Kalsbeek en Huisman, in tegenwoordigheid van mr Wijma als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting, zijnde mr Huisman buiten staat dit arrest te ondertekenen.