
Jurisprudentie
AD6389
Datum uitspraak2001-08-22
Datum gepubliceerd2002-06-18
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 01/00006
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2002-06-18
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 01/00006
Statusgepubliceerd
Uitspraak
WAHV 01/00006
22 augustus 2001
CJIB 26639245
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter te Lelystad
van 15 november 2000
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats].
1. De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Lelystad ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Het procesverloop
De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
3. Beoordeling
3.1. Op 1 januari 2000 is in werking getreden de Wet van 28 oktober 1999 tot wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie en van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (hierna te noemen: de Wet), strekkende tot vervanging van de mogelijkheid van beroep in cassatie door de mogelijkheid van hoger beroep, alsmede het aanbrengen van enige andere wijzigingen (Stb. nr. 469). Vanaf voormelde datum kan ingevolge artikel 14 , eerste lid, WAHV tegen de beslissing van het kantongerecht hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden, indien de opgelegde sanctie bij die beslissing meer bedraagt dan ƒ 150,-- of indien de betrokkene niet-ontvankelijk is verklaard wegens het niet of niet tijdig stellen van zekerheid als bedoeld in art. 11, derde lid, WAHV.
3.2. De overgangsbepaling bij de Wet luidt - voor zover hier van belang -:
"Artikel III
1. Voor de mogelijkheid om beroep in cassatie in te stellen tegen een uitspraak van de kantonrechter die voor of op de dag van inwerkingtreding van deze wet is gedaan, blijft het recht zoals dat gold voor dat tijdstip van toepassing.
2. Voor de behandeling van het beroep in cassatie dat voor de datum van inwerkingtreding van deze wet is ingesteld, dan wel met toepassing van het eerste lid na de dag van inwerkingtreding is ingesteld, blijft het recht zoals dat gold voor het tijdstip van toepassing."
3.3. De aan de betrokkene opgelegde sanctie bedraagt ƒ 110,--. Daar ingevolge art. 14 WAHV - voor zover hier van belang - alleen hoger beroep openstaat, indien de opgelegde sanctie bij die beslissing meer bedraagt dan ƒ 150,--, staat voor betrokkene geen hoger beroep open.
3.4. De betrokkene heeft aangevoerd - zakelijk weergegeven - dat in zijn ogen de datum van de overtreding bepalend is voor de vraag welke regelgeving van toepassing is. Voorts stelt de betrokkene dat het niet zijn schuld is dat de kantonrechter zoveel tijd nodig had om de zaak te behandelen en dat de zaak aldaar is opgehouden, zodat voor hem geen hoger beroep openstaat.
3.5. De opvatting van betrokkene met betrekking tot het in de onderhavige zaak toepasselijke recht is in strijd met de onder 3.2 aangehaalde overgangsbepaling en vindt ook overigens geen steun in het recht.
3.6. Uit de bestreden beslissing blijkt dat de zitting heeft plaatsgevonden op 21 maart 2000, terwijl de bestreden beslissing die mede naar aanleiding van die zitting is genomen dateert van 15 november 2000. De beslissing is derhalve niet uitgesproken binnen de in art. 13, tweede lid, WAHV genoemde termijn.
Echter, indien voormeld voorschrift zou zijn nageleefd, zou met toepassing van voormelde overgangsbepaling evenmin hoger beroep tegen de bestreden beslissing mogelijk zijn geweest. Overigens is er naar 's hofs oordeel met betrekking tot de periode gelegen tussen de datum waarop de betrokkene beroep heeft ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie en de datum waarop dat beroep is behandeld ter zitting van de kantonrechter respectievelijk de datum waarop de schriftelijke beslissing aan de betrokkene is toegezonden geen sprake van een onredelijke vertraging waardoor de betrokkene in zijn belangen zou zijn geschaad.
3.7. Het vorenoverwogene brengt mee, dat betrokkene niet ontvankelijk dient te worden verklaard in het hoger beroep.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
verklaart de betrokkene niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door mr Huisman, in tegenwoordigheid van mr Vlietstra, als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.