Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD6398

Datum uitspraak2001-08-29
Datum gepubliceerd2002-06-18
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 00/00330
Statusgepubliceerd


Uitspraak

WAHV 00/00330 29 augustus 2001 CJIB 30059159 Gerechtshof te Leeuwarden Arrest op het hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter te Tilburg van 9 augustus 2000 betreffende [betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene), wonende te [woonplaats]. 1. De beslissing van de kantonrechter De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Breda ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 2. Het procesverloop De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend. De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep. De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. Bij tussenarrest van 30 mei 2001 heeft het hof nadere informatie gevraagd aan de advocaat-generaal, welke informatie bij brief - met bijlagen - van 11 juli 2001 is verstrekt. De betrokkene heeft gereageerd op de door de advocaat-generaal verstrekte nadere informatie. 3. Beoordeling 3.1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van fl 300,= opgelegd ter zake van "als weggebruiker buiten noodzaak over de vluchtstrook of vluchthaven rijden" feitcode R465A), welke gedraging zou zijn verricht op 1 november 1999 op de Rijksweg A59 in de gemeente Waalwijk. 3.2. De betrokkene ontkent niet met het voertuig waarvan het kenteken op zijn naam is gesteld over de vluchtstrook te hebben gereden. Hij stelt zich echter op het standpunt dat dit niet "buiten noodzaak" geschiedde dan wel dat de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden het opleggen van een administratieve sanctie niet billijken of dat een lager bedrag van de administratieve sanctie dient te worden vastgesteld. 3.3. Daartoe voert de betrokkene aan dat hij in zijn ogen het meest verkeersveilig en verstandig heeft gehandeld door over de vluchtstrook naast de afrit van de Rijksweg A59 te rijden. Betrokkene licht zijn handelen als volgt toe - zakelijk weergegeven -: De verkeerssituatie bij de afslag Waalwijk van de A59 richting 's Hertogenbosch is reeds lang op zijn minst een kwalijke te noemen. Een relatief lange enkelvoudige afrit splitst zich in drie rijstroken eindigende bij stoplichten. Twee stroken voor rechtsaf, die nooit vol staan, en één voor linksaf. In de ochtendspits zorgt het linksafslaande verkeer voor een lange file ten gevolge van het stoplicht. Het rechtsafslaande verkeer wordt in deze file opgesloten, tenzij men, de verkeerssituatie kennende kortdurend van de vluchtstrook langs de afrit aldaar gebruik maakt om naar de stroken voor rechtsaf te rijden. Omdat velen (mede door acties van de politie) dit niet doen vult de afrit zich vrijwel iedere ochtendspits met als gevolg dat afslaand verkeer op de vluchtstrook langs de snelweg moet gaan stoppen. Ik hoef U niet uit te leggen welke gevaarlijke situaties daardoor ontstaan. Toen ik maandagmorgen 01-10-1999 (het hof leest: 01-11-1999) de afslag naderde zag ik dat deze reeds vol stond en ik week uit naar rechts (onder aangeven van richting) en minderde snelheid op de vluchtstrook van de A59. Dit om achteropkomend verkeer niet te hinderen. Aangekomen bij de officiële afslag had ik de keuze tussen, nog net op de vluchtstrook stil te gaan staan en daarmee alle achter mij komende verkeer tot dezelfde actie te dwingen, of de vluchtstrook van de afrit (die geheel vrij was) te volgen over een afstand van ongeveer honderd meter naar de twee geheel vrije rijstroken voor rechts afslaand verkeer boven aan de afrit en daarmee de afrit te ontlasten. 3.4. Een proces-verbaal, nr. 2001012902-1, d.d. 26 juni 2001 op ambtseed opgemaakt door P.C.A.M. Maas, hoofdagent van politie, dienstdoende bij het Korps landelijke politiediensten houdt onder meer - zakelijk weergegeven - in: Op 1 oktober 1999 heb ik [betrokkene] geverbaliseerd ter zake "buiten noodzaak over de vluchtstrook rijden". De lange enkelvoudige afrit zuidelijke rijbaan Rijksweg A 59 stond driekwart vol en liep inderdaad vol richting hoofdrijbaan A 59, doch er konden nog diverse auto's op een veilige manier er achter aansluiten zonder op de hoofdrijbaan terecht te komen. 3.5. Enkel in noodgevallen is het een weggebruiker toegestaan op een autosnelweg of autoweg gebruik te maken van de vluchtstrook of vluchthaven (art. 43, derde lid, RVV 1990). Uit het relaas van verbalisant blijkt dat niet van een noodgeval in de zin van voormelde bepaling sprake was. Het hof ziet noch in hetgeen de betrokkene heeft aangevoerd noch anderszins aanleiding te twijfelen aan het relaas van verbalisant. 3.6. Op grond van het vorenstaande is het hof tot het oordeel gekomen dat de betrokkene de gedraging heeft verricht. Derhalve zal het hof de beslissing waarvan beroep bevestigen. 4. De beslissing Het gerechtshof: bevestigt de beslissing van de kantonrechter. Dit arrest is gewezen door mrs Vellinga, Huisman en Van Dijk, in tegenwoordighaid van mr Vlietstra als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.