Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD6402

Datum uitspraak2001-08-29
Datum gepubliceerd2002-06-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 00/00387
Statusgepubliceerd


Uitspraak

WAHV 00/00387 29 augustus 2001 CJIB 27232517 Gerechtshof te Leeuwarden Arrest op het hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter te Amsterdam van 29 augustus 2000 betreffende [betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene), wonende te [woonplaats], voor wie als gemachtigde optreedt [gemachtigde], wonende te [woonplaats]. 1. De beslissing van de kantonrechter De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 2. Het procesverloop De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend. De gemachtigde van de betrokkene is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt 3. Beoordeling 3.1. De kantonrechter heeft in de beslissing waarvan beroep overwogen dat de betrokkene haar beroep niet binnen zes weken na verzending van de beslissing van de officier van justitie, en derhalve te laat, heeft ingediend. 3.2. Ingevolge art. 9, eerste lid, WAHV in verbinding met de artt. 6:7 en 6:8 Awb dient het beroep bij het kantongerecht te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift bij de officier van justitie binnen een termijn van zes weken, welke termijn aanvangt op de dag na die waarop een afschrift van de beslissing van de officier van justitie aan de betrokkene is toegezonden. Het te dezen toepasselijke art. 6:11 Awb bepaalt dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. 3.3. Te dezen zijn de volgende feiten van belang: - aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van f. 180,= opgelegd ter zake van "andere richting volgen dan voorsorteerstrook-richting", welke gedraging zou zijn verricht op 14 juni 1999 op de Verlengde Stellingweg in de gemeente Amsterdam; - bij brief, gedateerd 21 juli 1999 en ingekomen ten parkette van de officier van justitie te [woonplaats] d.d. 26 juli 1999, heeft [gemachtigde] beroep ingesteld tegen de inleidende beschikking; - bij schrijven van het CJIB met als verzenddatum 18 september 1999 is aan de betrokkene de beslissing van de officier van justitie meegedeeld, inhoudende ongegrondverklaring van het beroep, onder mededeling van het feit dat de betrokkene beroep tegen de beslissing van de officier van justitie kan instellen en dat de officier van justitie het beroepschrift uiterlijk op 30 oktober 1999 moet hebben ontvangen; - het beroepschrift is gedateerd 20 februari 2000 en het is blijkens een daarop gesteld stempel op 22 februari 2000 ten parkette van de officier van justitie ingekomen. 3.4. Uit het hiervoor onder 3.3. overwogene volgt, dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend. Echter, waar de officier van justitie kennelijk heeft aangenomen, dat [gemachtigde] optrad als gemachtigde van de betrokkene -er is immers geen gebruik gemaakt van de in art. 6:6 Awb voorziene mogelijkheid om het gebrek van het ontbreken van een machtiging door de indiener te laten herstellen- en niet blijkt dat de officier van justitie overeenkomstig het toepasselijke art. 6:17 Awb de beschikking aan voornoemde gemachtigde van de betrokkene heeft verzonden, kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Dit brengt mee dat het in de bestreden beslissing besloten liggende oordeel van de kantonrechter dat er geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding niet juist is en dat het beroep dan ook ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. 3.5. De beslissing waarvan beroep zal worden vernietigd. De zaak zal worden teruggewezen naar het kantongerecht te Amsterdam ter behandeling en beslissing met inachtneming van dit arrest. 4. De beslissing Het gerechtshof: vernietigt de bestreden beslissing en wijst de zaak terug naar het kantongerecht te [woonplaats] ter behandeling en beslissing met inachtneming van dit arrest. Dit arrest is gewezen door mrs Vellinga, Kalsbeek en Huisman, in tegenwoordigheid van mr Hiemstra, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting.