Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD6432

Datum uitspraak2001-08-29
Datum gepubliceerd2002-06-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 01/00086
Statusgepubliceerd


Uitspraak

WAHV 01/00086 29 augustus 2001 CJIB 32461479 Gerechtshof te Leeuwarden Arrest op het hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter te 's-Gravenhage van 23 januari 2001 betreffende [betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene), wonende te [woonplaats]. 1. De beslissing van de kantonrechter De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement 's-Gravenhage ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 2. Het procesverloop De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend. De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep. De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. 3. Beoordeling 3.1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van ( 180,- opgelegd ter zake van "niet stoppen voor rood licht bij driekleurig verkeerslicht", welke gedraging is verricht op 11 februari 2000 op de Prinses Beatrixlaan met de kruising weth. van Brederodelaan in de gemeente Rijswijk. 3.2. De betrokkene stelt zich op het standpunt dat de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden aanleiding geven om de sanctie op nihil te stellen dan wel deze op zijn minst te matigen. Daartoe voert de betrokkene aan dat haar echtgenoot op 11 februari 2000 in een toestand geraakte, waarin direct specialistische hulp noodzakelijk was, dat haar echtgenoot desgevraagd in het ziekenhuis direct kon worden geholpen en dat zij vervolgens op weg naar het ziekenhuis in alle consternatie niet voldoende heeft gelet op haar snelheid en de verkeerslichten. 3.3. Hoewel het niet onbegrijpelijk is dat een bestuurder in de door de betrokkene geschetste omstandigheden - voor zover in het onderhavige geval van belang - een rood licht uitstralend verkeerslicht over het hoofd ziet, zijn de door de betrokkene geschetste omstandigheden niet van zodanig gewicht, dat deze het opleggen van een administratieve sanctie niet billijken dan wel dat deze aanleiding dienen te zijn tot matiging van de opgelegde sanctie. In aanmerking dient immers te worden genomen dat het negeren van een rood licht uitstralend verkeerslicht met een motorrijtuig een hoge mate van gevaarzetting voor andere weggebruikers pleegt mee te brengen en dat niet is gesteld dat het negeren van het bewuste verkeerslicht met het oog op de gezondheidstoestand van betrokkenes echtgenoot noodzakelijk was. Daar komt nog bij dat de officier van justitie reeds in zoverre rekening heeft gehouden met de door de betrokkene geschetste omstandigheden, dat hij ter zake van een in de door de betrokkene geschetste omstandigheden begane snelheidsovertreding geen sanctie heeft opgelegd. Uit het vorenoverwogene volgt, dat anders dan de betrokkene wil, van tegenstrijdigheid tussen de beslissing ter zake van de onderhavige gedraging te handhaven en die ter zake van de snelheidsovertreding niet, geen sprake is. 3.4. Gelet op het vorenoverwogene zal het hof de beslissing van de kantonrechter bevestigen. 4. De beslissing Het gerechtshof: bevestigt de beslissing van de kantonrechter. Dit arrest is gewezen door mrs Vellinga, Kalsbeek en Van Dijk, in tegenwoordigheid van mr Wijma als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.