
Jurisprudentie
AD6433
Datum uitspraak2001-08-29
Datum gepubliceerd2002-06-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 01/00106
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2002-06-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 01/00106
Statusgepubliceerd
Uitspraak
WAHV 01/00106
29 augustus 2001
CJIB 21082572
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter te Zuidbroek
van 27 november 2000
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats].
1. De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft - nadat de Hoge Raad de zaak had teruggewezen - het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Groningen ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Het procesverloop
De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
3. Beoordeling
3.1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van fl. 60,00 opgelegd ter zake van "overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom (gedragsregel) tot en met 10 km per uur", welke gedraging zou zijn verricht op 23 april 1998 op het Beneden Oosterdiep in de gemeente Veendam.
3.2. Op 1 januari 2000 is in werking getreden de Wet van 28 oktober 1999 tot wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie en van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (hierna te noemen: de Wet), strekkende tot vervanging van de mogelijkheid van beroep in cassatie door de mogelijkheid van hoger beroep, alsmede het aanbrengen van enige andere wijzigingen (Stb. nr. 469).
3.3. Vanaf voormelde datum kan ingevolge artikel 14, eerste lid, WAHV tegen de beslissing van het kantongerecht hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden, op de in dat artikel vermelde gronden.
3.4. Op grond van eerdergenoemd artikel kan echter alleen dan hoger beroep worden ingesteld wanneer de sanctie meer bedraagt dan fl. 150,00, of indien de betrokkene met toepassing van het bepaalde in artikel 11, derde lid, WAHV door de kantonrechter in het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De Wet voorziet derhalve niet in hoger beroep van de onderhavige uitspraak van de kantonrechter.
3.5. De betrokkene stelt in zijn nadere toelichting op het beroep, dat hem niet kan worden tegengeworpen dat er inmiddels een wijziging van de appelgrens heeft plaatsgevonden. De betrokkene voert daartoe in de eerste plaats aan - zakelijk weergegeven -, dat de Hoge Raad reeds in een eerder stadium arrest heeft gewezen in de onderhavige zaak. In voornoemd arrest oordeelde de Hoge Raad echter, dat de zaak teruggewezen moest worden naar het kantongerecht, omdat deze instantie - kort gezegd - op een niet-wettelijke plaats de zitting, naar aanleiding waarvan de (toen) bestreden beslissing was gegeven, had gehouden. De Hoge Raad kwam derhalve niet aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak toe. De betrokkene stelt nu, dat het niet zo mag zijn, dat, als gevolg van voornoemd verzuim van het kantongerecht, hij de zaak (inhoudelijk) niet meer aan een hogere rechterlijke instantie kan voorleggen. Voorts heeft de betrokkene in zijn nadere toelichting op het beroep aangevoerd, dat het in casu een zaak betreft waartegen hij reeds op 10 december 1998 in beroep is gegaan.
3.6. Te dezen dient te worden vooropgesteld, dat artikel 14, eerste lid, WAHV, welk artikel het recht op hoger beroep tegen beslissingen waarbij een administratieve sanctie is opgelegd van niet meer dan fl. 150,00, uitsluit, niet strijdig is met artikel 6 EVRM (Gerechtshof Leeuwarden 14 juni 2000, VR 2000, 161). Dat wordt in zijn algemeenheid niet anders ten aanzien van gevallen (zoals dat van de betrokkene), waarin het bij het kantongerecht ingestelde beroep nog aanhangig was op het moment van inwerkingtreding van de onder 3.2. genoemde Wet.
3.7. Het laatste kan onder omstandigheden anders zijn. Noch de omstandigheid dat de Hoge Raad reeds in een eerder stadium arrest heeft gewezen in de onderhavige zaak, in voege als onder 3.5. is vermeld, noch de omstandigheid dat het in casu een zaak betreft waartegen de betrokkene reeds op 10 december 1998 in beroep is gegaan, levert echter een dergelijke omstandigheid op. Van de zijde van de betrokkene zijn overigens geen omstandigheden aangevoerd die tot het oordeel zouden moeten leiden dat in de onderhavige zaak niet-ontvankelijkverklaring op grond van artikel 14, eerste lid, WAHV leidt tot schending van het bepaalde in artikel 6 EVRM.
3.8. Uit het vorenoverwogene volgt, dat de betrokkene niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het hoger beroep.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
verklaart de betrokkene niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door mr Kalsbeek, in tegenwoordigheid van de heer Jongeling als griffier en uitgesproken ter openbare zitting.