
Jurisprudentie
AD6435
Datum uitspraak2001-08-29
Datum gepubliceerd2002-06-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 01/00265
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2002-06-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 01/00265
Statusgepubliceerd
Uitspraak
WAHV 01/00265
29 augustus 2001
CJIB 25917704
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter te Apeldoorn
van 19 februari 2001
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats].
1. De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Zutphen niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Het procesverloop
De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
3. Beoordeling
3.1. Ingevolge het in art. 14, eerste lid, WAHV in verbinding met het in de art. 6:24, 6:7 en 6:8 Awb bepaalde dient het hoger beroep te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen een termijn van zes weken, welke termijn aanvangt op de dag na die waarop een afschrift van de bestreden beslissing aan de betrokkene is toegezonden.
3.2. Het beroepschrift is gedateerd 1 juni 2001 en het is blijkens een daarop gesteld stempel op 5 juni 2001 ter griffie van het kantongerecht ingekomen. Aangezien de bestreden beslissing blijkens een daarop gestelde aantekening op 19 februari 2001 aan de betrokkene is toegezonden, is het beroepschrift niet tijdig ingediend.
3.3. Het te dezen toepasselijke art. 6:11 Awb bepaalt dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
3.4. De betrokkene stelt zich - kort samengevat - op het standpunt dat hij zich niet hoeft te houden aan door justitie opgelegde termijnen, omdat de officier van justitie niet heeft gereageerd op een door hem op 18 december 1999 aan de officier van justitie te Zutphen gericht schrijven.
3.5. Hetgeen door de betrokkene is aangevoerd brengt echter niet mee, dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de betrokkene in verzuim is. De termijn voor het instellen van het hoger beroep wordt immers niet door justitie gesteld, maar is een wettelijke termijn.
3.6. Gelet op het voorgaande dient de betrokkene niet-ontvankelijk in het hoger beroep te worden verklaard.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
verklaart de betrokkene niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door mr Kalsbeek, in tegenwoordigheid van mr Wijma als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.