Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD6653

Datum uitspraak2001-11-07
Datum gepubliceerd2001-12-04
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200100971/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Art. 88 Huisvestingswet mist toepassing indien een gemeente niet beschikt over water dat geschikt is om te worden bestemd of aangewezen om door een woonschip bij verblijf te worden ingenomen. Weigering om met woonschip een permanente ligplaats in te nemen in de gemeente Weert op grond van de hierboven aangegeven gemeentelijke regelgeving alsmede op grond van het bestemmingsplan "Boshoverbeek 1985". Appellanten betogen dat de gemeentelijke regelgeving onverbindend is wegens strijd met art. 88 van de Huisvestingswet, welk artikel bepaalt, dat de gemeenteraad geen regels stelt die leiden tot een algeheel verbod van het in gebruik nemen of geven van een woonschip op een ligplaats. Vooropgesteld wordt dat in verband met een in beginsel bestaand recht om met een woonschip binnen een gemeente te verblijven, een algeheel verbod van zodanig verblijf strijdig is met art. 88 Huisvestingswet. Dit neemt evenwel niet weg dat zich in een bepaalde gemeente de situatie kan voordoen dat er geen plaatsen in openbaar water geschikt zijn om te worden bestemd of aangewezen om door een woonschip bij verblijf te worden ingenomen. Met art. 88 Huisvestingswet is dan ook niet beoogd om iedere gemeente in Nederland de verplichting op te leggen nieuwe ligplaatsen te creëren, teneinde aan tenminste één woonschip plaats te kunnen bieden op haar grondgebied. Art. 88 mist derhalve toepassing indien een gemeente niet beschikt over water dat geschikt is voor de hier bedoelde bestemming of aanwijzing. Ongegrond hoger beroep. Burgemeester en wethouders van Weert. mrs. P. van Dijk, J.A.M. van Angeren, E.M.H. Hirsch Ballin Huisvestingswet 88 Algemene Plaatselijke Verordening 5.3.2 Reglement Industriehaven Weert 2.1.a, 3 Reglement Passantenhaven


Uitspraak

Raad van State 200100971/1. Datum uitspraak: 7 november 2001 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: A en B, wonend te C, appellanten, tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Roermond van 2 januari 2001 in het geding tussen: appellanten en burgemeester en wethouders van Weert . 1. Procesverloop Bij besluit van 16 juli 1999 hebben burgemeester en wethouders van Weert (hierna: burgemeester en wethouders) appellanten toestemming geweigerd om met het woonschip "X" een permanente ligplaats in te nemen in de gemeente Weert. Bij besluit van 4 april 2000 hebben burgemeester en wethouders het daartegen door appellanten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 2 januari 2001, verzonden op 15 januari 2001, heeft de arrondissementsrechtbank te Roermond (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellanten ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 februari 2001, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Bij brief van 25 juni 2001 hebben burgemeester en wethouders van antwoord gediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 september 2001, waar appellant A in persoon, bijgestaan door mr. E.J.M. Stals, advocaat te Weert, en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr. M.J. Jans en H. Stribos, beiden ambtenaar der gemeente, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 5.3.2. van de Algemene Plaatselijke Verordening van Weert is het verboden met een vaartuig een ligplaats in te nemen of te hebben op door burgemeester en wethouders aangewezen gedeelten van openbaar water. Burgemeester en wethouders hebben, ter uitvoering van deze bepaling, het Reglement Industriehaven Weert en het Reglement Passantenhaven vastgesteld. Ingevolge artikel 3, in samenhang met artikel 2, onder a (lees: artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a), van het Reglement Industriehaven Weert is het verboden in die haven nachtverblijf te houden, behoudens op schepen bestemd en gebruikt voor beroepsgoederenvervoer. Ingevolge het Reglement Passantenhaven kan gedurende maximaal drie opeenvolgende dagen in die haven worden verbleven, met uitzondering van de winterperiode, gedurende welke een langer verblijf is toegestaan. 2.2. Burgemeester en wethouders hebben appellanten toestemming geweigerd om met het woonschip "X" een permanente ligplaats in te nemen in de gemeente Weert, op grond van de hiervoor weergegeven regelgeving, alsmede op grond van het bestemmingsplan "Boshoverbeek 1985". Appellanten betogen dat de gemeentelijke regelgeving onverbindend is wegens strijd met artikel 88 van de Huisvestingswet, welk artikel bepaalt, dat de gemeenteraad geen regels stelt die leiden tot een algeheel verbod van het in gebruik nemen of geven van een woonschip op een ligplaats. Zij voeren daartoe aan dat binnen de gemeente Weert geen locatie is aangewezen waar met een woonschip ligplaats mag worden ingenomen, zodat feitelijk sprake is van een algeheel verbod in de zin van voormeld artikel. 2.3. De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat geen sprake is van een algeheel verbod in de zin van voormeld artikel op grond van het feit dat momenteel sprake is van één permanent met een woonschip ingenomen ligplaats in de, onder de bevoegdheid van Rijkswaterstaat ressorterende, Zuid-Willemsvaart te Weert. Dit betreft immers een gedoogde ligplaats, die niet wordt vervangen bij vertrek van het huidige woonschip. Artikel 88 van de Huisvestingswet heeft betrekking op legale ligplaatsen. De conclusie van de rechtbank dat geen sprake is van onverbindendheid van de gemeentelijke regelgeving wegens strijd met artikel 88 van de Huisvestingswet kan echter - onder verbetering van gronden - standhouden. De Afdeling overweegt hiertoe het volgende. 2.4. De Afdeling stelt voorop dat in verband met een in beginsel bestaand recht om met een woonschip binnen een gemeente te verblijven, een algeheel verbod van zodanig verblijf strijdig is met artikel 88 van de Huisvestingswet. Dit neemt evenwel niet weg dat zich in een bepaalde gemeente de situatie kan voordoen dat er geen plaatsen in openbaar water geschikt zijn om te worden bestemd of aangewezen om door een woonschip bij verblijf te worden ingenomen. Met artikel 88 van de Huisvestingswet is dan ook niet beoogd om iedere gemeente in Nederland de verplichting op te leggen nieuwe ligplaatsen te creëren, teneinde aan tenminste één woonschip plaats te kunnen bieden op haar grondgebied. Artikel 88, voornoemd, mist derhalve toepassing indien een gemeente niet beschikt over water dat geschikt is voor de hier bedoelde bestemming of aanwijzing. 2.5. Uit de stukken en het ter zitting verhandelde is naar het oordeel van de Afdeling aannemelijk geworden dat de gemeente Weert niet beschikt over geschikte ligplaatsen voor woonschepen. De Industriehaven ligt temidden van veel industrie, die, naar uit de stukken blijkt, nog wordt uitgebreid, hetgeen door de permanente aanwezigheid van woonschepen zou worden belemmerd. De Passantenhaven is, mede gelet op de functie, te klein om permanent ligplaats te kunnen bieden aan woonschepen. Het Zuid-Willemskanaal tenslotte is evenmin geschikt voor woonschepen, aangezien deze de doorgang van het scheepvaartverkeer belemmeren. De Afdeling acht op grond van het voorgaande het door burgemeester en wethouders ingenomen standpunt dat het in artikel 88 van de Huisvestingswet bepaalde in het onderhavige geval toepassing mist, juist. 2.6. Appellanten hebben tevergeefs bestreden het oordeel van de rechtbank dat burgemeester en wethouders terecht hebben geoordeeld dat het innemen van een ligplaats met een woonschip in de Industriehaven strijdig is met het bestemmingsplan "Boshoverbeek 1985". Het standpunt van burgemeester en wethouders dat uit de combinatie van de bestemmingen 'haven' en 'laad- en loswal' voortvloeit dat het hier gaat om een aanlegplaats voor schepen om te laden en te lossen, waarmee het ter plaatse innemen van een ligplaats met een woonschip ten behoeve van permanente bewoning strijdig moet worden geacht, acht de Afdeling juist. De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat het in artikel 34, eerste lid, onder a, van de planvoorschriften neergelegde algemene gebruiksverbod van toepassing is. 2.7. De Afdeling ziet in de door appellanten aangevoerde grieven voorts geen grond te twijfelen aan het serieuze karakter van de plannen van burgemeester en wethouders om het industrieterrein aan de overzijde van het kanaal uit te breiden, waardoor het wonen in de Industriehaven evenmin kan worden toegestaan. De zich in de nabijheid van de haven bevindende woningen, waarop appellanten zich hebben beroepen, zijn, hetzij gelet op hun ligging binnen de geluidscontour van 55 dB(A) geen belemmering voor de uitbreiding van het industrieterrein, hetzij reeds aangekocht door de gemeente. 2.8. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.9. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, Voorzitter, en mr. J.A.M. van Angeren en mr. E.M.H. Hirsch Ballin, Leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van Staat. w.g. Van Dijk w.g. De Leeuw-van Zanten Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 7 november 2001 97-383. Verzonden: Voor eensluidend afschrift, de Secretaris van de Raad van State, voor deze,