Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD7132

Datum uitspraak2001-10-16
Datum gepubliceerd2002-01-17
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureHerziening
ZittingsplaatsAmsterdam
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 01/76537 VRONTN
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bewaring / herziening. Gelet op artikel 8:88 Awb kan een herzieningsverzoek zich niet richten tegen een eventueel gebrekkige motivering, maar uitsluiten tegen het dictum. Dat blijft ongewijzigd. Het herzieningsverzoek richt zich tegen een uitspraak waarin een per brief van 24 april 2001 ingediend beroep tegen vreemdelingenbewaring en een verzoek om schadevergoeding niet-ontvankelijk worden verklaard. Volgens de bestreden uitspraak kan het beroep van 24 april 2001 niet de intrekking van een daarvóór ingediend beroep ongedaan maken. Afgezien hiervan, zo de uitspraak, is het beroep ook daarom niet-ontvankelijk, omdat het niet (verschoonbaar) binnen vier weken is ingediend. Volgens eiser heeft de rechtbank ten onrechte een brief, gedateerd op 14 januari 2001, niet bij haar overwegingen betrokken. Deze brief, op te vatten als een beroep, is wel binnen de termijn van vier weken ingediend. De rechtbank in de herzieningsprocedure overweegt dat indien de rechtbank op de hoogte was geweest van de brief van 14 januari 2001, zij in haar uitspraak niet zou hebben overwogen dat het beroep niet tijdig was ingediend. Niettemin is op goede gronden overwogen dat het beroep was ingetrokken. Uit de Awb vloeit immers voort dat een eenmaal ingetrokken beroep niet kan herleven. Afwijzing herzieningsverzoek.


Uitspraak

Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage zittinghoudende te Amsterdam Sector Bestuursrecht enkelvoudige kamer Uitspraak op grond van artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) jo artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) reg. nr.: AWB 01/76537 VRONTN inzake : A, geboren op [...] 1975, van (gestelde) Amerikaanse nationaliteit, verblijvende in de Penitentiaire Inrichting te Almere, verzoeker, gemachtigde: mr. J.K. Drewes, advocaat te Amsterdam, tegen : de Staatssecretaris van Justitie, verweerder, gemachtigde: mr. Y.P. Ong, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING 1. Bij uitspraak van 16 juli 2001 heeft deze rechtbank en zittingsplaats het beroep tegen de maatregel ex artikel 26 van de Vreemdelingenwet 1965 en het verzoek om schadevergoeding, volgens die laatste uitspraak ingediend op 24 april 2001, niet-ontvankelijk verklaard (AWB 00/76537). 2. Bij verzoekschrift van 23 juli 2001 heeft verzoeker verzocht om herziening als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb van de bovengenoemde uitspraak. 3. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 september 2001. Verzoeker is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn voornoemde gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig A.W. van der Kley, als tolk in de Engelse taal. II. OVERWEGINGEN Eiser heeft - zakelijk weergegeven - aangevoerd dat blijkens de uitspraak van 16 juli 2001 de rechtbank de door eiser geschreven brief van 14 januari 2001 niet bij haar overwegingen heeft betrokken. Deze brief, inhoudelijk gelijk aan de brief van 24 april 2001, dient als een eerste beroep tegen de op 26 december 2000 opgelegde vrijheidsontnemende maatregel te worden beschouwd. Aangezien dit beroep binnen vier weken na het opleggen van de vrijheidsontnemende maatregel is ingediend, moet de intrekking op 2 januari 2001 van het op 27 december 2000 ingediende beroep als niet gedaan worden beschouwd. Voorts heeft eiser gemotiveerd de onrechtmatigheid van de bewaring bepleit en om schadevergoeding verzocht. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. De rechtbank overweegt het volgende. De rechtbank stelt vast dat de rechtbank in haar uitspraak van 16 juli 2001 onder II.a overweegt dat het op 27 december ingestelde beroep door de intrekking daarvan op 2 januari 2001 niet meer aanhangig is. In dezelfde uitspraak onder II.b overweegt de rechtbank verder dat - afgezien van het voorgaande - het op 24 april 2001 ingestelde beroep ook daarom niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat het niet binnen vier weken is ingesteld en er niet gebleken is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, onder c, van de Awb kan de rechtbank op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die, waren zij bij de rechtbank eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden. Indien de rechtbank op de hoogte was geweest van de brief van 14 januari 2001 zou zij in haar uitspraak niet hebben overwogen dat het beroep niet binnen vier weken is ingediend. In de uitspraak is echter op goede gronden overwogen dat het beroep was ingetrokken. De in het verzetschrift aangevoerde stelling zoals herhaald en nader toegelicht ter zitting dat deze intrekking als ingetrokken moet worden beschouwd kan niet worden aanvaard. Uit de Awb vloeit voort dat een eenmaal ingetrokken beroep niet kan herleven. Op grond van het vorenstaande kan het verzoek tot herziening niet worden toegewezen. Dit kan zich immers gelet op artikel 8:88 van de Awb niet richten tegen een eventuele gebrekkige motivering maar uitsluitend tegen het dictum. In verband hiermee dient tevens het verzoek om schadevergoeding te worden afgewezen. Van omstandigheden op grond waarvan een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is de rechtbank niet gebleken. III. BESLISSING: De rechtbank - wijst het herzieningsverzoek af; - wijst het verzoek om schadevergoeding af. Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Salomon, rechter, en door deze in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2001, in tegenwoordigheid van mr. J. Snoeijer, griffier. Afschrift verzonden op: 22 oktober 2001 Conc.: JSn Coll: Bp:- D:C Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.