Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD8050

Datum uitspraak2002-01-10
Datum gepubliceerd2002-01-10
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Amsterdam
ZaaknummersKG 01/2572
Statusgepubliceerd


Uitspraak

OdC/MV vonnis 10 januari 2002 DE VOORZIENINGENRECHTER IN DE RECHTBANK TE AMSTERDAM, RECHTSPREKENDE IN KORT GEDING in de zaak: rolnummer KG 01/2572 van: [eisers 1 t/m 40] allen wonende te Amsterdam, e i s e r s bij dagvaarding van 11 december 2001, procureur mr L. Soedamah, t e g e n : de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid PARTIJ VAN DE ARBEID, gevestigd te Amsterdam, g e d a a g d e , procureur mr E. Pasman. VERLOOP VAN DE PROCEDURE : Ter terechtzitting van 21 december 2001 hebben eisers gesteld en gevorderd overeen-komstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Gedaagde, hierna de PvdA, heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzie-ning. Na verder debat hebben partijen stukken, waaronder van weerszijden producties en pleitnotities, overgelegd voor vonniswijzing. GRONDEN VAN DE BESLISSING : 1. In dit vonnis wordt uitgegaan van de volgende feiten. a. Op 14 november 2001 heeft een ledenvergadering van de PvdA plaatsgevonden in het stadsdeel Amsterdam Zuidoost teneinde de kandidatenlijst samen te stellen voor de stadsdeelraadverkiezingen van 6 maart 2002. b. Bij aanvang van de vergadering is onder de aanwezigen een pamflet uitgedeeld met de volgende tekst: "Tussenrapportage speciale onafhankelijke commissie kandidaatstelling Amsterdam Zuid Oost. Het feit dat de laatste weken het aantal leden van de afdeling Zuid Oost van de PvdA zeer sterk is gestegen heeft twijfels opgeroepen bij het partijbestuur. De om-standigheden waaronder het werven van de nieuwe leden is geschied geeft aanlei-ding vragen te stellen over de bereidheid van de nieuwe leden om zich werkelijk als contribuerend lid van de PvdA te beschouwen. Naar aanleiding daarvan heeft het partijbestuur ondergetekenden gevraagd om deze kwestie te onderzoeken. Dit on-derzoek richt zich op de vraag of er aanleiding is om, conform artikel 3 van de huis-houdelijke reglementen van de PvdA, een commissie van goede diensten in te stellen. Op grond van de nu beschikbare informatie komen wij tot de volgende opmerkingen. Het is niet uit te sluiten dat gepoogd is om nieuwe leden te werven uitsluitend met de bedoeling om op de kandidaatstellende ledenvergadering (van 14 november 2001) een stem uit te brengen voor de kandidaatstelling van de deelraad. Het is mogelijk dat nieuwe leden zijn geronseld met de uitdrukkelijke bedoeling om op bepaalde kandidaten te stemmen. Als dat zou blijken zijn essentiële spelregels binnen de PvdA geschonden. Vooruitlopend daarop adviseren wij het partijbestuur om die aangemelde personen waarover redelijkerwijs op het eerste gezicht getwijfeld mag worden of zij daadwer-kelijk de persoonlijke wens hebben om een band aan te gaan met de PvdA voor-alsnog niet als partijlid te beschouwen. Het gaat hier om collectieve aanmeldingen en/of collectieve betalingen. Dit betekent dat deze personen hangende het onderzoek niet als leden moeten worden beschouwd en dat zij dus op deze ledenvergadering geen stemrecht hebben omdat hun eventuele lidmaatschap pas op een latere datum -na instemming van het partijbestuur- zal ingaan. Ondergetekenden hebben zich bereid verklaard nader onderzoek in te stellen, waar-bij de ledenadministratie wordt geraadpleegd en verschillende personen worden gehoord, onder wie personen die vele nieuwe leden hebben aangebracht. De bevindingen zullen aan het partijbestuur worden gerapporteerd. Ing Yoe Tan en Erik Jurgens (beiden lid van de Eerste kamer voor de PvdA) Amsterdam, 14 november 2001" c. Het partijbestuur heeft het advies van de onder 1b. genoemde commissie overge-nomen. d. Een aantal op de vergadering van 14 november 2001 aanwezige personen is uitge-sloten van stemrecht. e. De artikelen 2 en 3 van het Huishoudelijk Reglement van de PvdA (verder Huis-houdelijk Reglement) luiden, voor zover van belang: Artikel 2. Het lidmaatschap 1. Iemand die tot de partij wil toetreden, meldt zich aan bij het partijbestuur. 2. Gelijktijdig met de toezending van de agenda voor de eerstvolgende vergadering wordt aan het partijbestuur gezonden een lijst van personen die zich sinds de vorige vergadering als lid hebben aangemeld. Indien geen der leden van het partijbestuur voor aanvang van de vergadering schriftelijk bezwaar heeft aangetekend, is de aan-gemeldene lid en heeft ledenrechten nadat diens eerste contributiebetaling is ont-vangen. 3. Indien tegen de toelating van een lid bezwaar is aangetekend, neemt het partijbe-stuur binnen zestig dagen na aanmelding een beslissing. Tegen een afwijzende be-slissing staat beroep open bij de beroepscommissie binnen dertig dagen na ont-vangst van de mededeling. Artikel 3. Bemiddeling en toezicht 1. Maatregelen zoals bedoeld in artikel 4 lid 5 sub d (royement, rechter) en artikel 7 (beperking van rechten, rechter) worden genomen door het partijbestuur. Schriftelij-ke verzoeken kunnen worden ingediend door een afdelingsvergadering, een gewes-telijke vergadering, een raadsfractie of een statenfractie. 2. Het partijbestuur laat verzoekers na ontvangst van het verzoek onverwijld weten in hoeverre het op het verzoek wil ingaan. Het kan desgewenst voorlopige voorzie-ningen treffen. Een afwijzing van het verzoek wordt met redenen omkleed. 3. (…) 4. In geval de beoogde maatregel het royement dan wel het terugroepen van een volksvertegenwoordiger uit één of meer van zijn of haar functies is, neemt het par-tijbestuur zijn beslissing op advies van een commissie van goede diensten, bestaan-de uit drie leden: (…) (…) f. Het partijbestuur van de PvdA heeft op 9 juli 2001 besloten dat de contributie van nieuwe leden die tijdens een kandidaatstellingsvergadering van hun ledenrechten gebruik willen maken uiterlijk drie weken voor de datum van de kandidaatstellende vergadering op het landelijk bureau van de PvdA moet zijn ontvangen. Dit besluit is een uitvloeisel van een op het partijcongres van maart 2001 aangenomen motie. 2. Eisers vorderen -kort gezegd- de op de ledenvergadering van 14 november 2001 genomen besluiten nietig c.q. ongeldig te verklaren en een nieuwe kandidaat-stellende ledenvergadering uit te schrijven. 3. Eisers voeren hiertoe het volgende aan. Eisers 1 tot en met 30 zijn bij aanvang van de vergadering -op onterechte gronden- niet als leden aangemerkt en uitgesloten van stemming. Eisers 1 tot en met 30 hebben hun contributie op tijd (namelijk drie we-ken vóór 14 november 2001) betaald, zij hebben een bevestiging van het lidmaat-schap ontvangen alsmede een uitnodiging voor de vergadering van 14 november 2001. Enkele eisers zijn zelfs al jaren lid. De inhoud van het hierboven onder 1b. aangehaalde pamflet is subjectief en gestoeld op vooroordelen. Het gaat uit van vermoedens die nog onderzocht moeten worden. Door reeds op 14 november 2001 leden uit te sluiten van stemming handelt de PvdA willekeurig en in strijd met de zorgvuldigheid. Niet valt in te zien waarom leden die collectief zijn aangemeld dan wel hun contributie collectief betaald hebben niet als leden van de PvdA kunnen worden aangemerkt. Nergens is bepaald of geregeld dat collectieve aanmeldingen verboden zijn. Eisers 31 tot en met 40 mochten weliswaar wel stemmen, maar kon-den vanwege het wanordelijk verloop van de vergadering niet van hun recht gebruik maken. Ook zij hebben derhalve belang bij het opnieuw uitschrijven van de leden-vergadering. Tot slot wijzen eisers op de artikelen 4 en 8 van de Grondwet. 4. De PvdA voert het volgende verweer. De contributie van nieuwe leden moet ont-vangen zijn drie weken vóór een ledenvergadering plaatsvindt; pas dan heeft een nieuw lid stemrecht. Met betrekking tot eisers 1 tot en met 30 wordt het volgende aangevoerd. Eén van hen heeft zijn contributie te laat betaald, één van hen is pas op 5 november 2001 lid geworden en één van hen is onbekend in de administratie van de PvdA; zij zijn dus terecht uitgesloten van stemming. Eén van de eisers had wel mogen stemmen (maar heeft zelf besloten dit niet te doen) en vier van hen is abusie-velijk het stemrecht onthouden (waarvoor de PvdA haar excuses heeft aangeboden). De 22 overgebleven eisers van deze groep zijn uitgesloten van het stemrecht omdat zij collectief zijn aangemeld dan wel collectief hebben betaald. Ten bewijze hiervan legt de PvdA een aantal stortingsbewijzen over van de Postbank waaruit blijkt dat een aantal betalingen op dezelfde dag is verricht en waar tevens uit blijkt, gezien de handschriften, dat een klein aantal personen een grote groep nieuwe leden heeft ge-worven, aldus de PvdA. Kort vóór de vergadering van 14 november 2001 bereikten de PvdA, onder andere via de media, geruchten over het ronselen van nieuwe leden. Door het instellen van een onafhankelijke commissie, die heeft geadviseerd leden over wie gerede twijfels bestonden uit te sluiten van stemming, is juist uiterst zorg-vuldig gehandeld. Met betrekking tot de vier leden die abusievelijk van stemming zijn uitgesloten wordt opgemerkt dat -gezien de uiteindelijke stemverhoudingen- het niet had uitgemaakt indien zij wel hadden mogen stemmen. Met betrekking tot ei-sers 31 tot en met 40 wordt opgemerkt dat acht van hen niet hebben gestemd terwijl zij wel stemrecht hadden, één van hen onbekend is in de administratie van de PvdA en één van hen geen contributie heeft betaald. Beoordeling van het geschil: 5. De vorderingen van de eisers 31 tot en met 40 moeten in elk geval worden afgewe-zen, omdat zij naar eigen zeggen wel stemrecht hadden. Niet aannemelijk is gewor-den dat deze tien eisers niet aan de stemming hebben kunnen deelnemen, althans niet dat dit aan de PvdA is te wijten. Met betrekking tot eiser 22 geldt dat hij, vol-gens de PvdA, wél stemrecht had. Ook zijn vordering moet derhalve worden afge-wezen. 6. Van de volgende eisers is om de navolgende redenen niet aannemelijk geworden dat zij lid waren of stemrecht hadden: -eiser sub 7 was nog niet de vereiste drie weken lid; -eiser sub 11 is in de administratie van de PvdA onbekend; -eiser sub 23 heeft te laat betaald. Ook de vorderingen van deze eisers dienen derhalve te worden afgewezen. 7. Van de eisers 1 tot en met 30 hebben 22 eisers (te weten eisers 2,3,6,8,9,12 tot en met 21 en 24 tot en met 30) hun stem niet kunnen uitbrengen omdat zij zich volgens de PvdA in strijd met het vereiste individuele lidmaatschap collectief hebben aan-gemeld en/of collectief hebben betaald. Allereerst moet de vraag worden beant-woord welke bepalingen op deze situatie van toepassing zijn en in het bijzonder of hier van toepassing is artikel 2 of artikel 3 van het Huishoudelijk Reglement. Om-trent deze bepalingen wordt vooropgesteld dat het in artikel 2 gaat om bezwaren te-gen aanmeldingen van (dus nog) niet-leden, terwijl het in artikel 3 gaat om (wel-) leden aan wie rechten worden ontnomen. Uit de onder 1b. aangehaalde tekst moet worden opgemaakt dat geen duidelijke keus is gemaakt voor de ene dan wel voor de andere weg. Immers enerzijds wordt verwezen naar de mogelijkheid conform artikel 3 een commissie van goede diensten in te stellen, maar anderzijds wordt vermeld 'dat deze personen hangende het onderzoek niet als leden moeten worden be-schouwd' en 'dat hun lidmaatschap pas op een latere datum zal ingaan'. Uit deze tekst -die het partijbestuur heeft overgenomen- moet worden afgeleid, dat het hier gaat om toepassing van artikel 2 en dat uit de voor de vergadering uitgedeelde tekst moet worden opgemaakt, dat de leden van het partijbestuur aldus schriftelijk be-zwaar hebben aangetekend in de zin van die bepaling. Dit betekent dat overeenkom-stig lid 3 van deze bepaling op deze bezwaren zal moeten worden beslist. Zolang die beslissing nog niet definitief is gevallen, kunnen deze eisers in elk geval geen stem-rechten geldend maken. Voor goed begrip wordt hier vermeld, dat nu niet aan de or-de is of -en zo ja welke- rechtsgevolgen een eventuele overschrijding van de in arti-kel 2 lid 3 genoemde termijn van 60 dagen heeft. Het besluit om bezwaar te maken als bedoeld in artikel 2 is niet in strijd met de statuten of andere reglementen, nu die mogelijkheid in het Huishoudelijk Reglement uitdrukkelijk wordt toegekend. Evenmin is sprake van strijd met de redelijkheid en billijkheid, nu niet kan worden gezegd, dat het partijbestuur geen bezwaar zou mogen hebben tegen collectieve aanmeldingen, welk principe eisers overigens op zichzelf ook niet bestrijden. Wel betwisten zij dat hier van zodanige collectieve aanmeldingen sprake is, dat zij op die grond zouden kunnen worden geweigerd als leden, maar dit zal aan de orde komen in het kader van de beslissing die het dagelijks bestuur op basis van artikel 2 lid 3 zal moeten nemen. Hierop kan in dit kort geding ook niet worden vooruitgelopen, alleen al niet omdat die besluitvorming een nader onderzoek vereist, waartoe dit kort geding zich niet leent. Dit alles leidt tot het voorlopige oordeel dat de PvdA op 14 november 2001 aan deze eisers het stemrecht heeft kunnen onthouden. 8. Met betrekking tot de overige eisers (1,4,5 en 10) heeft de PvdA toegegeven dat zij ten onrechte waren uitgesloten. 9. Uit al het voorgaande moet de conclusie worden getrokken dat slechts vier van de veertig eisers op 14 november 2001 ten onrechte van stemming zijn uitgesloten. Dit betekent niet een zodanige inbreuk op de statuten en verdere reglementen van de PvdA of op enige andere rechtsregel, dat de omstreden stemming zou moeten wor-den overgedaan. Daarbij is nog van belang dat de destijds gehouden stemming niet een zodanige uitslag opleverde dat deze vier stemmen een doorslaggevend verschil zouden hebben opgeleverd. 10. Aan het voorgaande kan het bepaalde in artikel 4 noch artikel 8 van de Grondwet afdoen, nu het hier niet gaat om het in artikel 4 bedoelde kiesrecht en artikel 8 zich niet richt tot enige vereniging maar tot de overheid en dus niet de strekking heeft een vereniging (in dit geval de PvdA) verplichtingen op te leggen, zoals eisers blijkbaar menen. 11. Nu de vordering zal worden afgewezen, zullen eisers worden veroordeeld in de kosten van dit geding. B E S L I S S I N G : 1. Weigert de gevraagde voorziening. 2. Veroordeelt eisers hoofdelijk in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van de PvdA begroot op € 193,- wegens vastrecht en op € 703,- aan salaris procureur. 3. Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Gewezen door de vice-president mr R. Orobio de Castro, voorzieningenrechter in de rechtbank te Amsterdam, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 10 januari 2002 in tegenwoordigheid van de griffier. Coll.: