Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD8056

Datum uitspraak2002-01-11
Datum gepubliceerd2002-01-11
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers81086 / KG ZA 01-714
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Arrondissementsrechtbank te Arnhem Sector civiel recht Zaak/rolnummer: 81086 / KG ZA 01-714 Datum uitspraak: 11 januari 2002 Vonnis in kort geding in de zaak van 1. EVERARDUS HUBERTUS CORNELIS MARIA BOSMAN, wonende te Millingen aan de Rijn, 2. MARGARETHA GEERTRUIDA BOSMAN-PUNTER, wonende te Millingen aan de Rijn, 3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DE DUFFELT B.V., gevestigd te Millingen aan de Rijn, eisers bij dagvaarding van 5 december 2001, procureur mr. E.C.N. Amory te Nijmegen, tegen WILHELMINA MARGARETHA GERARDA VAN OPHUIZEN- HEIJMEN, wonende te Millingen aan de Rijn, gedaagde, advocaat mr. J.J.M. Oehlen te Venlo. Het verloop van de procedure Eisers hebben gedaagde ter terechtzitting in kort geding doen dagvaarden en bij mondelinge conclusie van eis gevorderd als weergegeven in de dagvaarding. Gedaagde heeft geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen. De procureur van eisers en de advocaat van gedaagde hebben de zaak bepleit, beiden overeenkomstig de door hen overgelegde pleitnotities. Daarbij zijn over en weer producties in het geding gebracht. Ten slotte hebben partijen vonnis gevraagd. Het geschil 1) Eiser sub 1. (hierna: Bosman) exploiteert sedert medio 1996 een koffie- en eethuis in Millingen aan de Rijn onder de naam "De Gelderse Poort". Dit etablissement is gelegen naast en onder één dak met een door Staatsbosbeheer beheerd informatiecentrum genaamd "Grenspost Gelderse Poort". Eiseres sub 3. (hierna: De Duffelt B.V.) exploiteert sedert 1997 een rondvaartbedrijf onder de naam "De Duffelt" en vaart met een rondvaartboot/partyschip met een gelijkluidende naam. De aandelen in voornoemde vennootschap worden gehouden door HMC Holding B.V., die eigendom is van eiseres sub 2. (hierna: Bosman-Punter). Eisers zullen hierna gezamenlijk worden aangeduid als Bosman c.s. 2) Sedert november 1999 exploiteert gedaagde (hierna verder te noemen: Van Ophuizen) (onder meer) een rondvaartbedrijf onder de naam "Rondvaartbedrijf IVO". Op 4 november 2001 heeft Van Ophuizen een partyschip in de vaart genomen genaamd "De Gelderse Poort". 3) Het schip "De Duffelt" heeft een vaste ligplaats aan een steiger, die voor het koffie- en eethuis van Bosman in de Rijn is gelegen, genaamd de Eurosteiger. Het schip van Van Ophuizen, dat momenteel nog niet beschikt over een vaste ligplaats en tijdelijk in de jachthaven van Millingen ligt, doet regelmatig tijdens vaartochten Millingen aan de Rijn aan en meert in dat geval af aan de eerder genoemde Eurosteiger om passagiers af te zetten of aan boord te nemen. 4) Bosman c.s. stellen dat Van Ophuizen met het gebruik van de naam "De Gelderse Poort" voor haar schip in strijd handelt met het bepaalde in artikel 5 van de Handelsnaamwet (Hnw), omdat de naam van het schip van Van Ophuizen bij het publiek zal leiden tot verwarring en het schip zal worden geassocieerd met het nabijgelegen, gelijknamige koffie- en eethuis van Bosman. Bovendien handelt Van Ophuizen onzorgvuldig jegens Bosman c.s. omdat zij profiteert van de door Bosman opgebouwde naamsbekendheid met zijn koffie- en eethuis "De Gelderse Poort". 5) Bosman c.s. vorderen derhalve, samengevat, Van Ophuizen te veroordelen om binnen zeven dagen na het in deze te wijzen vonnis de naam van haar partyschip "De Geldserse Poort" en alle daarmee verbandhoudende uitingsvormen te wijzigen in een naam die verwarring met (een van) de ondernemingen van Bosman c.s. uitsluit op straffe van verbeurte van een dwangsom van f. 1.000,= per dag en met veroordeling van Van Ophuizen in de kosten van het geding. 6) Van Ophuizen heeft daarentegen aangevoerd dat haar onderneming wordt gevoerd onder de handelsnaam "Rondvaartbedrijf IVO" en niet onder de naam "De Gelderse Poort", zodat van strijd met artikel 5 Hnw. geen sprake kan zijn. De naam van het schip is gekozen omdat het vaart in een natuurgebied dat als de Gelderse Poort wordt aangeduid. Van Ophuizen heeft voorts aangevoerd dat er geen verwarring is te duchten tussen het schip van Van Ophuizen en (een van) de ondernemingen van Bosman c.s. Ook kunnen Bosman c.s. geen exclusieve rechten doen gelden op een zo algemene en in het natuurgebied Arnhem, Nijmegen, Emmerich veel gehanteerde naam als de Gelderse Poort. Tot slot acht Van Ophuizen de vordering van Bosman c.s. onduidelijk en veel te ruim om te kunnen worden toegewezen. Zij concludeert daarom tot niet-onvankelijkheid danwel tot afwijzing van de vordering, met hoofdelijke veroordeling van Bosman c.s. in de proceskosten, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad. De beoordeling van het geschil 7) De eerste vraag die beantwoord dient te worden is of de naam van het schip van Van Ophuizen kan worden beschouwd als het voeren van een handelsnaam in de zin van de Handelsnaamwet. 8) In tegenstelling tot hetgeen Van Ophuizen op dit punt heeft aangevoerd wordt de naam van haar schip voorshands geoordeeld wel als het voeren van een handelsnaam in de zin van de Handelsnaamwet beschouwd. Op het moment dat passagiers gebruik maken van de diensten van het rondvaartbedrijf van Van Ophuizen, doen zij dat door een tocht te maken op haar schip "De Gelderse Poort". Die naam zal voor het publiek dan ook in direct verband worden gebracht met het rondvaartbedrijf van Van Ophuizen. Publiek dat het schip van Van Ophuizen ziet tijdens haar vaart in het gelijknamige natuurgebied ziet uitsluitend de naam van het schip, niet die van de onderneming. Ook het gebruik van een foto van het schip (met daarop zichtbaar de naam van het schip) in advertenties en andere vormen van publiciteit, op de wijze zoals Van Ophuizen dat thans doet, rechtvaardigt voorshands geoordeeld de conclusie dat de naam van het schip "De Gelderse Poort" door de onderneming van Van Ophuizen, het Rondvaartbedrijf IVO, (mede) als handelsnaam wordt gebruikt. 9) Voorts dient te worden beoordeeld of er verwarring bij het publiek te duchten is in de zin van artikel 5 Hnw. Terzake wordt overwogen, dat Bosman c.s. zich ervan bewust zijn dat de naam "De Gelderse Poort" behalve als geografische aanduiding van het betreffende natuurgebied ook door andere ondernemingen in de regio als handelsnaam wordt gebruikt. Bosman c.s. hebben specifiek bezwaar tegen de benaming van het schip van Van Ophuizen, gezien de aard van de ondernemingen van Van Ophuizen en Bosman c.s. en het gebied waarin de ondernemingen opereren. 10) Allereerst wordt overwogen dat, mede gezien enige uitlatingen in de plaatselijke pers en de verklaring van Bosman c.s. ter zitting dat iedereen in de omgeving de ondernemingen van Bosman c.s. kent, bij de inwoners van Millingen aan de Rijn en omgeving kennelijk geen of weinig verwarring bestaat over de vraag met welke onderneming (en personen) het schip "De Gelderse Poort" is verbonden. Het vraagstuk kan naar het oordeel van de president worden beperkt tot het toeristische publiek dat in Millingen aan de Rijn het koffie- en eethuis van Bosman bezoekt, danwel vanaf de vlakbij gelegen Eurosteiger een vaartocht gaat maken op één van de schepen "De Duffelt" of "De Gelderse Poort". 11) Voorshands geoordeeld is bepaald niet ondenkbaar dat, op het moment dat het schip "De Gelderse Poort" van Van Ophuizen aan de Eurosteiger in Millingen aan de Rijn ligt afgemeerd, bij het -ter plaatse aanwezige- toeristische publiek de indruk kan ontstaan dat er een verband bestaat tussen dat schip en het nabij de Eurosteiger gelegen gelijknamige koffie- en eethuis van Bosman. Deze indruk kan ontstaan omdat op dat moment (al rondkijkend) zowel het schip van Van Ophuizen als het koffie- en eethuis van Bosman volgens de onvoldoende betwiste stelling van Bosman c.s. ter zitting voor het publiek zichtbaar is. Het visuele aspect is derhalve doorslaggevend. De situatie ligt anders in die gevallen dat het schip van Van Ophuizen ergens in het natuurgebied Arnhem, Nijmegen, Emmerich vaart. Voor publiek langs de kant van de vaarroute is op dat moment alleen het schip zichtbaar. Dit schip draagt een naam die geassocieerd zal worden met de geografische aanduiding van het betreffende natuurgebied waarin het vaart. Er zal dan geen associatie zijn met Millingen aan de Rijn noch met het daar gevestigde gelijknamige koffie- en eethuis van Bosman. 12) Het voorgaande leidt tot de slotsom dat er slechts in beperkte mate verwarring te duchten is tussen de ondernemingen van Bosman en Van Ophuizen, namelijk op die momenten dat het schip van Van Ophuizen aan de Eurosteiger ligt afgemeerd in de directe nabijheid van het koffie- en eethuis van Bosman en derhalve in het zicht van het ter plaatse aanwezige toeristische publiek. Deze verwarring is naar het voorlopig oordeel van de president niet te duchten op momenten dat het schip vaart of elders ligt afgemeerd. Ook bij advertenties en andere vormen van publiciteit, waarin het Rondvaartbedrijf IVO een foto van het schip met daarop de naam "De Gelderse Poort" gebruikt, lijkt de kans op associatie met het koffie- en eethuis van Bosman uiterst klein. Voor het opleggen van een algeheel verbod aan Van Ophuizen voor het gebruik van de naam "De Gelderse Poort" voor haar schip worden vooralsnog dan ook onvoldoende gronden aanwezig geacht. 13) Het gevaar voor verwarring is naar het voorlopig oordeel van de president evenmin van dien aard dat er grond is om Van Ophuizen geheel te verbieden om met haar schip de Eurosteiger in Millingen aan de Rijn aan te doen, temeer daar dit de enige aanlegsteiger in die gemeente is. Het komt vooralsnog, gezien de wederzijdse belangen, acceptabel voor dat het Van Ophuizen moet worden toegestaan om in het kader van het in de gemeente Millingen geldende passantenbeleid met haar schip "De Gelderse Poort" gedurende korte tijd aan de Eurosteiger af te meren om passagiers af te zetten of aan boord te nemen. De situatie ligt anders indien Van Ophuizen voor haar schip van de gemeente een vaste ligplaats aan de Eurosteiger in Millingen aan de Rijn toegewezen zou krijgen. In dat geval zal het schip gedurende veel langere periodes aan de Eurosteiger afgemeerd liggen en zal het risico van associatie danwel verwarring bij het toeristische publiek ter plaatse met het koffie- en eethuis van Bosman sterk toenemen. Van Ophuizen heeft weliswaar gesteld dat zij nog geen vaste ligplaats heeft voor haar schip en dat het schip tot april 2002 nog in de jachthaven mag blijven liggen en dat er een mogelijkheid bestaat dat zij een vaste ligplaats voor haar schip toegewezen krijgt in Tolkamer, maar bij de gemeente Millingen aan de Rijn heeft zij ook een dergelijk verzoek ingediend. Indien Van Ophuizen een vaste ligplaats aan de Eurosteiger in Millingen aan de Rijn toegewezen krijgt en daaraan de voorkeur zou geven boven een vaste ligplaats in Tolkamer, zijn -zoals hiervoor reeds is overwogen- de bezwaren van Bosman tegen het gebruik van de naam "De Gelderse Poort" wel gegrond en zal Van Ophuizen, voorshands geoordeeld, de naam van haar schip moeten aanpassen. 14) Het vorenoverwogene leidt ertoe dat de vordering voor zover Bosman betreffende zal worden toegewezen, onder de voorwaarde dat de veroordeling tot naamswijziging slechts zal gelden indien en voor zover Van Ophuizen voor haar schip "De Gelderse Poort" een vergunning voor een vaste ligplaats zal krijgen aan de Eurosteiger in Millingen aan de Rijn en Van Ophuizen van de betreffende vergunning gebruik maakt. De gevorderde dwangsom zal eveneens worden toegewezen, zij dat deze zal worden gematigd en gemaximeerd zoals hierna te vermelden. De vordering voor zover betreffende Bosman-Punter en De Duffelt B.V. zal worden afgewezen. 15) Aangezien partijen over en weer op enige punten in het ongelijk zijn gesteld, zullen de kosten van deze procedure tussen hen worden gecompenseerd. De beslissing De president, rechtdoende in kort geding, veroordeelt Van Ophuizen om, indien en voorzover zij voor haar schip "De Gelderse Poort" een vergunning voor een vaste ligplaats zal krijgen aan de Eurosteiger te Millingen aan de Rijn en zij van de vergunning gebruik maakt, de naam van haar schip te wijzigen zodat geen verwarring meer kan bestaan met de onderneming van Bosman; veroordeelt Van Ophuizen indien zij na betekening van dit vonnis in gebreke mocht blijven aan vorenstaande veroordeling te voldoen, aan Bosman een dwangsom te betalen van € 200,= per dag, echter tot een maximum van € 20.000,=; verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad; compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt; wijst af het meer of anders gevorderde. Dit vonnis is gewezen door mr. J.W.M. Tromp en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2002 in tegenwoordigheid van de griffier mr. K. van Vlimmeren-van Ommen.