Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD8340

Datum uitspraak2000-03-23
Datum gepubliceerd2002-01-22
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers24-000903-99
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Parketnummer: 24-000903-99 Arrest d.d. 23 maart 2000 van het gerechtshof te Leeuwarden, derde meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Assen d.d. 15 september 1999 in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren op 25 december 1960 te Decan, wonende te [woonplaats], [adres], thans verblijvende in Huis van Bewaring Demersluis, H.J.E. Wenckebachweg 48 te Amsterdam, verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouwe, mw mr A. Hendriks, advocate te Beilen. Het vonnis waarvan beroep. De arrondissementsrechtbank te Assen heeft de verdachte bij voormeld vonnis op tegenspraak wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, een bijkomende straf en maatregelen, een en ander als in het vonnis nader omschreven. Aanwending van het rechtsmiddel. De verdachte is d.d. 21 september 1999 op de voorgeschreven wijze en tijdig van voormeld vonnis in hoger beroep gekomen. Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep. Het hof heeft gelet op het onderzoek ter 's hofs terechtzitting van 9 maart 2000 en op het onderzoek in eerste aanleg als voorgeschreven bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering. Gehoord zijn: De advocaat-generaal zowel in haar voordracht van de zaak alsook in haar vordering, alsmede de verdachte zo in zijn antwoorden als in de middelen van verdediging door en namens hem aangevoerd. De beslissing op het hoger beroep. Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, vernietigen en opnieuw recht doen. Telastelegging. Het hof neemt uit het beroepen vonnis over de daar vermelde inhoud van de inleidende dagvaarding, zoals door de eerste rechter verbeterd gelezen. Het hof leest de naam "[benadeelde partij]" in het sub 1 subsidiair telastegelegde verbeterd in "[benadeelde partij]", zijnde hier sprake van een kennelijke misslag, door verbeterde lezing waarvan verdachte niet in zijn belangen wordt geschaad. Vrijspraak. Het hof acht niet bewezen hetgeen aldus sub 2 primair aan verdachte is telastegelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. Bewezenverklaring. (zie de aangehechte, uitgestreepte telastelegging) Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld sub 1 primair A, sub 1 primair B, sub 2 subsidiair, sub 3 primair en sub 4 primair meer of anders is telastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen. Kwalificatie. Hetgeen het hof als bewezen heeft aangenomen levert respectievelijk op de misdrijven: 1 primair A: Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen; 1 primair B: Diefstal voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen; 2 subsidiair: Diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen; 3 primair: Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen; 4 primair: Diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen. Strafbaarheid. Het hof acht verdachte te dezer zake strafbaar, nu ten opzichte van hem geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht. Strafmotivering. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren. De verdachte is in hoger beroep gekomen. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren. Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten, vier overvallen, en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier gewapende overvallen, feiten die zo ernstig zijn en voor de direct betrokkenen en de samenleving zo verontrustend dat alleen een vrijheidsbenemende straf in aanmerking komt. De gewapende overvallen op de benzinestations heeft verdachte samen met een ander gepleegd binnen een relatief korte tijdspanne van ongeveer drie maanden. Bij alle overvallen hebben zij een geldbedrag buitgemaakt. Tijdens het plegen van de overvallen heeft verdachte steeds met een vuurwapen gedreigd, terwijl hij bij de overval op het benzinestation op 20 maart 1999 te [vestigingsplaats] bovendien een schot heeft gelost op één van de slachtoffers van de overval. Aangenomen kan worden dat de slachtoffers van de overvallen ernstig door het gebeurde zijn geschokt, terwijl de ervaring leert dat zij nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen zullen ondervinden van wat hun is overkomen. Het hof rekent verdachte zwaar aan dat hij zijn betrokkenheid bij de onderhavige feiten halsstarrig ontkent. Onder deze omstandigheden acht het hof een gevangenisstraf van zes jaren passend. Motivering van de beslissingen ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen. De benadeelde partij v.o.f. [benadeelde partij] heeft zich, overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering, door een schriftelijke opgave bij de procureur-generaal binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep gevoegd. De vordering van de benadeelde partij bevat een post tot een bedrag van fl. 143,20 in verband met bezoek Gerechtsgebouw en een post tot een bedrag van fl. 4.675,-- in verband met de dubbele bezetting van het pompstation in week 12. Het hof is van oordeel dat deze schade geen rechtstreeks gevolg is van de hiervoor sub 1 primair A en sub 1 primair sub B bewezenverklaarde feiten en derhalve zal de vordering in zoverre worden afgewezen. Voor wat betreft de overige schadeposten die in de bijlage bij de schriftelijke vordering nader worden omschreven overweegt het hof het volgende: Tegenover de met bewijsstukken gestaafde vordering van de benadeelde partij is van de zijde van verdachte slechts aangevoerd, dat hij onschuldig is en derhalve niet gehouden is tot enige vergoeding van schade. Aldus is de vordering in zoverre niet voldoende weersproken. Derhalve kan deze worden toegewezen in voege als na te melden, met veroordeling van verdachte als de in hoofdzaak ongelijk gestelde partij in de kosten van de benadeelde partij. De benadeelde partij [benadeelde partij] Tankstation heeft zich, overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering, door een schriftelijke opgave bij de procureur-generaal binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep gevoegd. Tegenover de met bewijsstukken gestaafde vordering van de benadeelde partij is van de zijde van verdachte slechts aangevoerd, dat hij onschuldig is en derhalve niet gehouden is tot enige vergoeding van schade. Aldus is de vordering niet voldoende weersproken. Derhalve kan deze worden in beginsel worden toegewezen. De vordering van de benadeelde partij bevat een post tot een bedrag van fl. 3.500,-- in verband met de terzake van de sub 1 primair A en sub 1 primair B bewezenverklaarde feiten geleden immateriële schade. Het hof schat deze schade ex aequo et bono op een bedrag van fl. 1500,--. De vordering van de benadeelde partij kan derhalve worden toegewezen in voege als na te melden, met afwijzing van het meer of anders gevorderde, en met veroordeling van verdachte als de in hoofdzaak in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de benadeelde partij. Toepassing van wetsartikelen. Het hof heeft gelet op de artikelen 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak. HET HOF, RECHTDOENDE OP HET HOGER BEROEP: vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw rechtdoende: verklaart het verdachte als voormeld sub 2 primair telastegelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij; verklaart het verdachte als voormeld sub 1 primair A, sub 1 primair B, sub 2 subsidiair, sub 3 primair en sub 4 primair telastegelegde bewezen en te kwalificeren als voormeld en verklaart deze feiten en verdachte deswege strafbaar; veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van zes jaren; beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; gelast de teruggave aan verdachte van de navolgende inbeslaggenomen voorwerpen: twee bankbiljetten van vijfentwintig gulden; zeven bankbiljetten van tien gulden; muntgeld tot een bedrag van drie gulden en twintig cent, voor zover nog niet teruggegeven; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is telastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij; wijst toe de vordering van de benadeelde partij, V.O.F. [benadeelde partij], gevestigd te [vestigingsplaats], [adres], tot een bedrag van fl. 2.506,90 (zegge: tweeduizendvijfhonderdzes gulden en negentig cent); een en ander in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd; wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde; veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken; wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde partij] Tankstation, gevestigd te [vestigingsplaats], [adres], tot een bedrag van fl. 2.585,39 (zegge: tweeduizendvijfhonderdvijfentachtig gulden en negenendertig cent); een en ander in dier voege, dat indien dit bedrag door één of meer van de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd; wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde; veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken. - Dit arrest - Dit arrest is aldus gewezen door mrs Dijkstra, vice-president, voorzitter, Huisman en Van Haastert, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr Pullens als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 maart 2000 door de raadsheer mr Kalsbeek, zijnde mrs Huisman en Van Haastert voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen. type: SP