Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD8387

Datum uitspraak2000-10-31
Datum gepubliceerd2002-01-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers24-000417-00
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Parketnummer: 24-000417-00 Arrest d.d. 31 oktober 2000 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Assen d.d. 26 april 2000 in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren op 8 september 1943 te District Commewijne, wonende te [woonplaats], [adres], thans verblijvende in de PI De Grittenborgh, Kinholtsweg 7, 7909 CA Hoogeveen, verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr S. Kroesbergen, advocaat te Hoogeveen. Het vonnis waarvan beroep. De arrondissementsrechtbank te Assen heeft de verdachte bij voormeld vonnis op tegenspraak wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, één en ander als in het vonnis nader omschreven. Aanwending van het rechtsmiddel. De verdachte is d.d. 2 mei 2000 op de voorgeschreven wijze en tijdig van voormeld vonnis in hoger beroep gekomen. Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep. Het hof heeft gelet op het onderzoek ter 's hofs terechtzitting van 17 oktober 2000 en op het onderzoek in eerste aanleg als voorgeschreven bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering. De beslissing op het hoger beroep. Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, vernietigen en opnieuw recht doen. Telastelegging. Het hof neemt uit het beroepen vonnis over de daar vermelde inhoud van de inleidende dagvaarding. Bewezenverklaring. (zie de aangehechte, uitgestreepte telastelegging) Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is telastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen. Kwalificatie. Hetgeen het hof als bewezen heeft aangenomen levert op het misdrijf: Moord. Strafbaarheid. Omtrent verdachte zijn: - door G. de Jong, forensisch psycholoog en psychotherapeut, vast gerechtelijk deskundige, op 8 maart 2000 een psychologisch rapport en - door R. Vriesema, psychiater, vast gerechtelijk deskundige, op 20 maart 2000 een psychiatrisch rapport uitgebracht, welke rapporten, voor zover hier van belang, - zakelijk weergegeven - als conclusie inhouden: dat bij verdachte geen sprake is van een ziekelijke storing of een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens, dat ten tijde van het feit waarvan hij wordt verdacht daar ook geen sprake van was en dat verdachte, gesteld dat is bewezen dat hij het feit heeft gepleegd, daarvoor verantwoordelijk is te stellen. Het hof neemt vorenstaande conclusies over en is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezenverklaarde feit verdachte volledig kan worden toegerekend. Door en/of namens verdachte is ter hofs terechtzitting aangevoerd, dat het slachtoffer gedurende vele jaren verdachtes dochter en kleinkinderen heeft bedreigd en mishandeld, dat het slachtoffer daar vele malen zonder resultaat op is aangesproken, dat verdachte daar uiteindelijk op heeft gereageerd door het slachtoffer van het leven te beroven, dat verdachte het plegen van dat feit als enige oplossing zag om voor zijn dochter en kleinkinderen een beter leven te creëren en dat verdachte weinig anders kon, zodat gesteld kan worden dat er voor verdachte sprake was van psychische overmacht. Voor zover de raadsman daarmee heeft willen betogen dat verdachte op grond daarvan moet worden ontslagen van rechtsvervolging verwerpt het hof het verweer. Op grond van de processtukken en op grond van het verhandelde ter 's hofs terechtzitting acht het hof de aan het verweer ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden weliswaar aannemelijk geworden, maar het hof acht niet aannemelijk geworden, dat verdachte in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs niet anders heeft kunnen handelen dan hij heeft gedaan om aan de door hem als zeer belastend ervaren situatie een einde te maken. Het hof zal evenwel die feiten en omstandigheden wel meewegen bij de na te melden bepaling van de duur van de op te leggen straf. Het hof acht verdachte mitsdien te dezer zake strafbaar, nu ook overigens ten opzichte van hem geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht. Strafmotivering. De arrondissementsrechtbank te Assen heeft verdachte ter zake van het plegen van moord overeenkomstig de eis van de Officier van Justitie veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 jaren. De verdachte is in hoger beroep gekomen. De advocaat-generaal heeft eveneens ter zake van moord dezelfde straf gevorderd. Het hof hof overweegt met betrekking tot de op te leggen straf het navolgende. Het staat buiten kijf dat het welbewust en weloverwogen van het leven beroven van een medemens een van de ernstigste delicten is die het Wetboek van Strafrecht kent en dat een genoegzame strafrechtelijke reaktie daarop slechts gevonden kan worden in een gevangenisstraf van zeer lange duur. Het voorgaande neemt niet weg dat de duur van de gevangenisstraf mede wordt bepaald door de persoon van verdachte en de feiten en omstandigheden die hem tot zijn daad hebben gebracht. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting heeft het hof inzicht gekregen in de persoon van de verdachte en in de feiten en omstandigheden die hem uiteindelijk hebben gebracht tot het van het leven beroven van het slachtoffer, zijn schoonzoon. Het hof laat bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf in matigende zin meewegen dat verdachte, een rustige, timide man van thans 57 jaar, die gebukt gaat onder het plegen en de gevolgen van de door hem gepleegde moord, tot zijn daad is gekomen om een einde te maken aan de mishandelingen en andere onacceptabele gedragingen door het slachtoffer, zijn schoonzoon, waaraan zijn dochter en kleinkinderen jarenlang hebben blootgestaan en waardoor in het gezin al die tijd een bijzonder gewelddadige sfeer heeft geheerst. Het hof heeft gelet op het verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 15 augustus 2000, waaruit niet blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld. Op grond van het hiervoor overwogene acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren passend. Toepassing van wetsartikelen. Het hof heeft gelet op artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak. HET HOF, RECHTDOENDE OP HET HOGER BEROEP: vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw rechtdoende: verklaart het verdachte als voormeld telastegelegde bewezen en te kwalificeren als voormeld en verklaart dit feit en verdachte deswege strafbaar; veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van acht jaren; beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is telastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij. - Dit arrest - Dit arrest is aldus gewezen door mrs Poelman, raadsheer, als voorzitter, Zwerwer en Van der Woude, raadsheren, in tegenwoordigheid van mevrouw Boersma als griffier, zijnde mr Van der Woude voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen. type: GB