Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD8427

Datum uitspraak2001-12-20
Datum gepubliceerd2002-01-24
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers24-000560-01
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Parketnummer: 24-000560-01 Arrest d.d. 20 december 2001 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden d.d. 12 juni 2001 in de strafzaak tegen: [verdachte], volgens eigen opgave geboren op 1 januari 1985 te Lome, wonende te [woonplaats], [adres], thans verblijvende in P.I. Nieuw Vosseveld, Lunettenlaan 501 te Vught, niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte, mr O.A. van Oorschot, advocaat te Leeuwarden. Het vonnis waarvan beroep. De arrondissementsrechtbank te Leeuwarden heeft de verdachte bij voormeld vonnis op tegenspraak wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en een maatregel, één en ander als in het vonnis nader omschreven. Aanwending van het rechtsmiddel. De officier van justitie en de verdachte zijn respectievelijk op 20 juni 2001 en op 26 juni 2001 op de voorgeschreven wijze en tijdig van voormeld vonnis in hoger beroep gekomen. Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep. De advocaat-generaal legt een schriftelijke verklaring over van verdachte, inhoudende dat hij afstand doet van zijn recht ter terechtzitting persoonlijk aanwezig te zijn. De raadsman van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk gemachtigd te zijn verdachte ter terechtzitting te verdedigen. Het hof heeft gelet op het onderzoek ter 's hofs terechtzitting van 6 december 2001 en op het onderzoek in eerste aanleg als voorgeschreven bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering. De beslissing op het hoger beroep. Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, vernietigen en opnieuw recht doen. Telastelegging. Aan dit arrest is gehecht een fotokopie van de inleidende dagvaarding, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen. Bewezenverklaring. (zie de aangehechte, uitgestreepte telastelegging) Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is telastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen. Kwalificatie. Hetgeen het hof als bewezen heeft aangenomen levert op het misdrijf: primair: Moord. Strafbaarheid. Ten aanzien van de strafbaarheid van de verdachte heeft het hof gelet op de rapportage pro justitia d.d. 11 april 2001, opgemaakt door het Pieter Baan Centrum te Utrecht. Uit dit rapport komt met betrekking tot de persoon van verdachte het volgende naar voren, zakelijk weergegeven. Verdachte is een angstige, getraumatiseerde en verstandelijk beperkte man. Voorts beschikt verdachte over een zeer geringe draagkracht, over een lage angsttolerantie en heeft hij een uiterst gebrekkige realiteitstoetsing, waardoor hij bij lichte stress reeds kan decompenseren in een primitief en armelijk aandoend psychotisch beeld. Vermoedelijk is verdachte vóór en ten tijde van het telastegelegde - indien bewezen - met zijn uiterst geringe draagkracht en vrijwel afwezige copingmechanismen psychisch ernstig ontregeld door de aan het slachtoffer toegeschreven vermissing van zijn, verdachtes, portemonnee. Waarschijnlijk heeft verdachte derhalve ten tijde van het telastegelegde geleden aan een reactieve psychose die, naar bekend, gepaard kan gaan met gerichte en ongerichte agitatie en agressie. De conclusie luidt, zakelijk weergegeven, dat verdachte ten tijde van het plegen van het hem te laste gelegde feit weliswaar de ongeoorloofdheid hiervan heeft kunnen inzien, doch in mindere mate dan de gemiddeld normale mens in staat is geweest zijn wil in vrijheid - overeenkomstig een dergelijk besef - te bepalen. Daarom wordt geconcludeerd dat verdachte ten tijde van het hem te laste gelegde feit lijdende was aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling zijner geestvermogens, dat dit feit - indien bewezen - hem slechts in sterk verminderde mate kan worden toegerekend. Het hof kan zich met deze conclusie van het Pieter Baan Centrum verenigen, te meer nu de onderzoekers blijkens het multidisci-plinair diagnostisch onderzoeksrapport d.d. 13 oktober 2000 dat in de R.I. Hartelborgt te Spijkenisse is opgemaakt op basis van vergelijkbare constateringen met betrekking tot de psyche van verdachte tot dezelfde conclusie zijn gekomen, en maakt deze conclusie tot de zijne en acht verdachte derhalve te dezer zake (in sterk verminderde mate) strafbaar, nu ten opzichte van hem ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht. Strafmotivering. De raadsman heeft ter 's hofs terechtziting, in het geval van een bewezenverklaring, verzocht dat het hof op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht recht zal doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg van dat wetboek. Inmiddels mag als vaststaand worden aangenomen dat verdachte ten tijde van het begaan van het hiervoor bewezenverklaarde feit de leeftijd van 18 jaren had bereikt, doch nu naar het oordeel van het hof niet uitgesloten kan worden dat verdachte op dat moment de leeftijd van 21 jaren nog niet had bereikt, zal het hof reageren op het door de raadsman gedane verzoek. Het hof ziet in na te melden omstandigheden waaronder het feit is begaan geen enkel aanknopingspunt en voor wat betreft de persoon-lijke omstandigheden van verdachte, gelet op hetgeen daaromtrent uit de stukken is gebleken, onvoldoende aanknopingspunten, om in het onderhavige geval recht te doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg, zodat het hof het verzoek van de raadsman niet inwilligt. Zoals uit de bewezenverklaring blijkt, heeft verdachte zich aan een zeer ernstig strafbaar feit schuldig gemaakt. Verdachte heeft zijn zeventienjarige huisgenoot [slachtoffer] op brute wijze van het leven beroofd. Daarbij heeft hij hem verspreid over de rug, nek en arm(en) ongeveer 16 steek- en snijverwondingen toegebracht, terwijl op grond van het sporenbeeld en diverse getuigenverklaringen de conclusie gerechtvaardigd is dat [slachtoffer] voornoemd zich aan de aanval van verdachte heeft proberen te onttrekken. Gelet op voormelde omstandigheden alsmede meer in het algemeen de aard en ernst van het gepleegde feit en, de omstandigheden waaronder het feit is begaan alsmede de persoon van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden, ziet het hof aanleiding een gevangenisstraf van aanzienlijke duur op te leggen. Het hof heeft afgezien van een gevangenisstraf van zeer lange duur gelet op de sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Op zichzelf zijn er gelet op de aard van het feit en het voormelde rapport van het Pieter Baan Centrum aanknopingspunten om te komen tot oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging. In het rapport wordt immers geconcludeerd dat verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar is, de kans op recidive groot is en een langdurige opname is een beschermende en beveiligde structuur noodzakelijk is. Het hof zal echter afzien van de oplegging van de maatregel. De kans op een succesvolle behandeling ter voorbereiding op een adequate terugkeer in de Nederlandse samenleving moet als verwaarloosbaar klein worden beschouwd. Gebleken is dat met verdachte uiterst gebrekkig valt te communiceren gelet op de nauwelijks te overbruggen taalbarrière. Voor de taal die verdachte spreekt is in Nederland slechts een enkele tolk aanwezig. Voorts wordt de communicatie sterk beperkt door het ontwikkelingsniveau van verdachte. Bovendien is van belang dat de uitzetting van verdachte als hier te lande verblijvende vreemdeling na het ondergaan van een vrijheidsstraf onontkoombaar is. Daarmee zijn de voor een succesvolle behandeling noodzakelijke mogelijkheden tot het verlenen van (proef)verlof (bijvoorbeeld ter voorbereiding van plaatsing van verdachte in een beschermende woonvorm) niet aanwezig. Verdachte dient naar het oordeel van het hof op grond van het vorenstaande te worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van na te melden duur. Toepassing van wetsartikelen. Het hof heeft gelet op artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak. HET HOF, RECHTDOENDE OP HET HOGER BEROEP: vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw rechtdoende: verklaart het verdachte als voormeld primair telastegelegde bewezen en te kwalificeren als voormeld en verklaart dit feit en verdachte deswege strafbaar; veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van zes jaren; beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is telastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij. - Dit arrest - Dit arrest is aldus gewezen door mrs Van Houten, raadsheer, als voorzitter, Lauwaars en Vegter, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr Pullens als griffier.