Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD8933

Datum uitspraak2000-03-16
Datum gepubliceerd2004-10-11
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers21-002503-99
Statusgepubliceerd


Indicatie

Diefstal in vereniging met (bedreiging met) geweld (gewapende overval op chinese restauranthouder). Pistool en munitie voorhanden gehad.
Verwerping verweer dat minderjarigenstrafrecht op verdachte van toepasssing is.
5 jaar gevangenisstraf + schadevergoeding


Uitspraak

Parketnummer: 21-002503-99 Uitspraak dd.: 16 maart 2000 TEGENSPRAAK GERECHTSHOF TE ARNHEM meervoudige kamer voor strafzaken ARREST gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Almelo van 12 november 1999 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 08-004302-99 en 08-025803-99, tegen [verdachte], geboren te [plaats] (China) op [...] 1981, verblijvende in het huis van bewaring te Doetinchem. Het hoger beroep De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 2 maart 2000 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht. Het vonnis waarvan beroep Het hof verenigt zich niet met het vonnis, waarvan beroep, zodat dit behoort te worden vernietigd en opnieuw moet worden rechtgedaan. Verweer Door de raadsman is betoogd dat, gelet op de verklaring van verdachte dat hij is geboren op 11 november 1982, het minderjarigenstrafrecht op hem van toepassing is en dat er een nieuw onderzoek moet worden gedaan door middel van sleutelbeen-foto naar de leeftijd van verdachte. Het hof acht het niet noodzakelijk dat een nieuw onderzoek plaatsvindt naar de leeftijd van verdachte. Bij de behandeling van de zaak in eerste aanleg is onder toen geldende normen door middel van een hand-pols-foto een onderzoek naar de vermoedelijke leeftijd van verdachte gedaan. De conclusie van dit onderzoek was dat verdachte tenminste 19 jaar oud was. Uit de overgelegde toelichting op het "Protocol ten behoeve van onderzoekingen naar eigen leeftijdsopgaven door AMA's (Alleenstaande Minderjarige Asielzoekers)" maakt het hof op dat niet te verwachten is dat dit onderzoek relevante gegevens zal opleveren om te kunnen vaststellen dat verdachte op 1 juni 1999 achttien jaar of jonger zou zijn geweest. Het hof verwerpt het beroep. De telastelegging Het hof nummert het onder parketnummer 05-004302-99 telastegelegde feit als feit 1 en het onder parketnummer 08-025803-99 telastegelegde feit als feit 2. Indien in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewezenverklaring Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat telastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en onder 2 telastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat: 1. Hij in de nacht van 1 op 2 juni 1999, te Losser, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening uit een Chinees-Indisch restaurant aan de [adres] heeft weggenomen (ongeveer) fl. 5000,- en een gouden armband toebehorende aan [slachtoffer] en/ of [slachtoffer], waarbij hij, verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en het weg te nemen geld en goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van inklimming, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] en [slachtoffer] en tegen hun zoontje [slachtoffer] gepleegd met het oogmerk om diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en zijn mededaders: -een pistool op die [slachtoffer] en die [slachtoffer] hebben gehouden en -een pistool tegen het hoofd en tegen de slaap van die [slachtoffer] en die [slachtoffer] hebben gehouden en -bij die [slachtoffer] en die [slachtoffer] een mes op de keel of in de rug hebben gezet en gedrukt en -de benen en de handen van die [slachtoffer] en die [slachtoffer] en/ of die [slachtoffer] met tape/ plakband hebben vastgeplakt en -de mond van die [slachtoffer] en die [slachtoffer] met tape/ plakband hebben dichtgeplakt en -tegen die [slachtoffer] en die [slachtoffer] hebben gezegd: "Niet bewegen, niet schreeuwen anders schiet ik je dood met het pistool"en -tegen die [slachtoffer] en die [slachtoffer] hebben gezegd: Je moet niet bewegen, anders steek ik je dood"en -tegen die [slachtoffer] en die [slachtoffer] hebben gezegd: "Waar is het geld "en: "Meer geld, anders snij ik je keel af", althans telkens woorden van soortgelijke bedreigende aard of strekking; 2. hij op 2 juni 1999 te Losser en elders in Nederland. Een wapen van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool en munitie van categorie III van die wet, te weten een aantal patronen, caliber 9mm., voorhanden gehad; Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op de misdrijven ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde: Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, gepleegd door twee of meer verenigde personen. ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie; meermalen gepleegd. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn. Oplegging van straf en/of maatregel De rechtbank heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar. De verdachte en de officier van justitie zijn in hoger beroep gekomen. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf. Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen hoofdstraf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken feiten en omstandigheden in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich met anderen schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een chinese restauranthouder. Bij de overval betrof de buit een geldsbedrag van ongeveer f. 5.000,-- en werd een gouden armband weggenomen. Verdachte en zijn mededaders zijn op een brutale en gewelddadige wijze de woning van de slachtoffers binnengedrongen en er werd met messen en een vuurwapen gedreigd. Onder het aanwenden van fors fysiek geweld en het uiten van ernstige bedreigingen werden de slachtoffers, waaronder een klein kind, vastgebonden. Aangenomen kan worden dat de slachtoffers van de overval ernstig door het gebeuren zijn geschokt. Voor feiten die zo ernstig zijn als de onderhavige en voor de direct betrokkenen en de samenleving zo verontrustend, kan alleen een vrijheidbenemende straf in aanmerking komen. Er is niet gebleken van persoonlijke omstandigheden aan de zijde van de verdachte waaraan een relevant strafverminderd effect kan worden toegekend. Onder deze omstandigheden acht het hof de door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf gerechtvaardigd. De na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met betrekking tot welke het onder 1 primair telastegelegde en bewezenverklaarde is begaan. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte. De na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, met betrekking waartoe of met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan cq. die bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte onder begane misdrijf zijn aangetroffen, aan verdachte toebehoren en kunnen dienen tot het begaan of voorbereiden van soortgelijke misdrijven, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit van een en ander in strijd is met het algemeen belang en de wet. Vordering tot schadevergoeding De benadeelde partij, [benadeelde partij], heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van f. 5.800,-- (vijfduizendachthonderd gulden) ingesteld. Deze vordering is bij vonnis, waarvan beroep, toegewezen. In het vonnis, waarvan beroep, is op grond van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, aan verdachte de verplichting tot betaling aan de staat van een som geld ten behoeve van genoemde benadeelde opgelegd. Naar het oordeel van het hof is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair bewezen verklaard handelen schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. De vordering is voor toewijzing vatbaar. De verdachte is voor die schade naar burgerlijk recht aansprakelijk. Toepasselijke wettelijke voorschriften Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 24c, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 36f, 57, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26, 55 en 56 van de Wet wapens en munitie. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht: Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en onder 2 telastegelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren. Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: 2 rollen bruin plakbank; een mobiele telefoon, merk Ericsson GF768, kleur blauw/zwart, en een tas met opschrift Bart Smit. Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: drie roestvrij stalen Hema messen; een blauwe muts van het merk Nike; een blauwe sjaal met twee gaten; een zwart pistool, merk Luger CZ75, cal.9; een patroonhouder met 2 patronen; 6 goudkleurige patronen, merk Luger, 9mm, en een rood slaghoedje. Veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij], wonende te [woonplaats], [adres], van een bedrag van f. 5.800,-- (vijfduizendachthonderd gulden), met dien verstande dat indien en voorzover zijn mededaders betalen, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd. Verwijst verdachte in de kosten van de benadeelde partij, tot de behandeling ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep gemaakt, en tot op heden begroot op nihil. Legt aan verdachte de verplichting op om aan de staat, ten behoeve van [benadeelde partij], wonende te [woonplaats], [adres], een bedrag te betalen van f. 5.800,-- (vijfduizend-achthonderd gulden), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 50 (vijftig) dagen hechtenis, met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededaders betalen, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd. Bepaalt, dat indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de staat van f. 5.800,-- ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dat bedrag te betalen komt te vervallen, en andersom, indien verdachte aan de benadeelde partij dat bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dat bedrag ten behoeve van de benadeelde partij komt te vervallen. Aldus gewezen door mr Luikinga, voorzitter, mrs Van Houten en Beschoor Plug, raadsheren, in tegenwoordigheid van Heeres, griffier, en op 16 maart 2000 ter openbare terechtzitting uitgesproken.