Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD9008

Datum uitspraak2001-12-18
Datum gepubliceerd2004-10-11
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers21-002372-00
Statusgepubliceerd


Indicatie

Medeplegen doodslag.
Verwerping beroep op noodweer.
7 jaar gevangenisstraf + schadevergoeding.


Uitspraak

Parketnummer: 21-002372-00 Uitspraak dd.: 18 december 2001 TEGENSPRAAK GERECHTSHOF TE ARNHEM meervoudige kamer voor strafzaken ARREST gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Almelo van 31 oktober 2000 in de strafzaak tegen [verdachte], geboren te [plaats] op [...] 1981, ingeschreven te [woonplaats], [adres], thans verblijvende in de penitentiaire inrichting "De Marwei" te Leeuwarden. Het hoger beroep De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 4 december 2001 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht. Het vonnis waarvan beroep Het hof verenigt zich niet met het vonnis, waarvan beroep, zodat dit behoort te worden vernietigd en opnieuw moet worden rechtgedaan. De telastelegging Aan verdachte is telastegelegd dat: (zie voor de inhoud van de dagvaarding bijlage II) Indien in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Vrijspraak Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen, dat verdachte het onder 2 telastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Bewezenverklaring Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 telastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: (zie voor de inhoud van de bewezenverklaring bijlage III) Bewezenverklaring: 1. hij op 27 mei 2000 te Enschede tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en zijn mededader met dat opzet, die [slachtoffer] meermalen met een mes in het lichaam gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden; Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op het misdrijf Medeplegen van doodslag. Strafbaarheid van de verdachte De raadsvrouw heeft ter terechtzitting namens verdachte betoogd dat verdachte ter zake van het onder 1 telastegelegde handelde uit zelfverdediging. [slachtoffer] zou eerst discriminerende opmerkingen tegen verdachte hebben gemaakt, waarna verdachte door [slachtoffer] met een mes werd bedreigd. Het hof is op grond van het onderzoek ter terechtzitting van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat zich op enig moment een situatie van ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding ten opzichte van verdachtes lijf en/of goed heeft voorgedaan, of een dreigend gevaar daarvoor. Het hof verwerpt derhalve het beroep op noodweer. Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn. Oplegging van straf en/of maatregel De rechtbank heeft verdachte terzake van medeplegen van doodslag veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren. Zowel de verdachte als de officier van justitie zijn in hoger beroep gekomen. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte ter zake van medeplegen van doodslag, alsmede van medeplegen van poging tot doodslag wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf jaren. Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit, te weten medeplegen van doodslag, alsmede op de omstandigheden waaronder het feit is begaan en op grond van de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder de volgende, uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken feiten en omstandigheden, in aanmerking genomen. Op 26 mei 2000 bevond verdachte zich met een stel vrienden in een woning te Enschede. In die woning was ook de medeverdachte, [medeverdachte], aanwezig. Na middernacht is verdachte samen met zijn medeverdachte naar buiten gelopen in de richting van een café. Bij het café aangekomen hebben verdachte en zijn medeverdachte enige tijd staan wachten. Op een gegeven moment kwam het latere slachtoffer, [slachtoffer], uit het café. Verdachte en zijn medeverdachte kenden deze [slachtoffer] niet. Verdachte heeft toen, zonder aanleiding met een mes dat hij die avond bij zich droeg, welbewust [slachtoffer] in de borst gestoken. Zijn medeverdachte stak het slachtoffer eveneens met een mes. Het slachtoffer [slachtoffer] is tengevolge van deze verwondingen korte tijd later overleden. Verdachte heeft door zijn gedraging blijk gegeven van het ontbreken van respect voor het leven van een ander mens. De dood van [slachtoffer] heeft voor de nabestaanden een onpeilbaar leed met zich gebracht. Het nemen van een leven van een ander is een zo ernstig strafbaar feit dat in beginsel alleen een langdurige vrijheidsbenemende straf van na te melden duur ter afdoening in aanmerking komt. Bij het vaststellen van na te melden straf heeft het hof de conclusie uit het rapport van het Pieter Baan Centrum, opgemaakt door E.H. Ameling, psycholoog, en P.K.J. Ronhaar, psychiater, beiden verbonden aan voornoemd Centrum, inhoudende dat het feit verdachte volledig kan worden toegerekend, overgenomen en tot zijn oordeel gemaakt. Beslag Nu in het dossier geen lijst van inbeslaggenomen voorwerpen zit, kan door het hof geen beslissing genomen worden ter zake van de (eventueel) thans nog inbeslaggenomen voorwerpen. Vordering tot schadevergoeding De benadeelde partij, [benadeelde partij], heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van f. 6.833,14 (zesduizendachthonderddrieëndertig gulden en veertien cent) ingesteld. Deze vordering is bij vonnis, waarvan beroep, toegewezen. In het vonnis, waarvan beroep, is op grond van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, aan verdachte de verplichting tot betaling aan de staat van een som geld ten behoeve van genoemde benadeelde opgelegd. Naar het oordeel van het hof is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaard handelen schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. De vordering is voor toewijzing vatbaar. De verdachte is voor die schade naar burgerlijk recht aansprakelijk. Toepasselijke wettelijke voorschriften Het hof heeft gelet op de artikelen 24c, 36f, 47 en 287 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht: Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 2 telastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het onder 1 telastegelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) jaren. Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij], wonende te [woonplaats], [adres], van een bedrag van f. 6.833,14 (zesduizendachthonderddrieëndertig gulden en veertien cent). Verwijst verdachte in de kosten van de benadeelde partij, tot de behandeling ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep begroot op nihil. Legt aan verdachte de verplichting op om aan de staat, ten behoeve van [benadeelde partij], wonende te [woonplaats], [adres], een bedrag te betalen van f. 3.416,57 (drieduizendvierhonderdzestien gulden en zevenenvijftig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 40 (veertig) dagen hechtenis. Bepaalt, dat indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de staat van f. 3.416,57 ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dat bedrag te betalen komt te vervallen, en andersom, indien verdachte aan de benadeelde partij dat bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dat bedrag ten behoeve van de benadeelde partij komt te vervallen. Aldus gewezen door mr Van Houten, voorzitter, mrs Vegter en Clarenbeek, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr Van Onna, griffier, en op 18 december 2001 ter openbare terechtzitting uitgesproken.