Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD9015

Datum uitspraak2001-11-26
Datum gepubliceerd2004-10-11
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers23-000395-01
Statusgepubliceerd


Indicatie

Medeplegen van zware mishandeling met voorbedachte rade (in kader van afrekening binnen het criminele circuit met vuurwapen in elleboog en knie (been) van slachtoffer geschoten). Vervoeren van 19 kilogram van een materiaal bevattende amfetamine. Medeplegen voorbereidingshandelingen in verband met de uitvoer (naar Spanje) van 19,4 kilogram van een materiaal bevattende amfetamine.
5 jaar en 6 maanden gevangenisstraf.


Uitspraak

arrestnummer rolnummer 23-000395-01 datum uitspraak 26 november 2001 tegenspraak Verkort arrest van het Gerechtshof te Amsterdam gewezen op het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Haarlem van 29 januari 2001 in de strafzaak onder parketnummer 15/094026-00 tegen: [verdachte], geboren te [plaats], 1963, wonende te [woonplaats], [adres], thans gedetineerd in Huis van Bewaring De Compagnie en Zwaag te Hoorn. Beperkt appel Het hoger beroep van de verdachte is blijkens de mededeling van de verdachte ter terechtzitting niet gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep genomen beslissing ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde. Het onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 17 oktober 2000, 11 januari en 15 januari 2001 en in hoger beroep van 13 september 2001, 17 september 2001, 27 september 2001, 1 oktober 2001, 5 november 2001, 9 november 2001 en 12 november 2001. Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht. De tenlastelegging Aan de verdachte is -voorzover in hoger beroep aan de orde- tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals op de terechtzitting in eerste aanleg van 17 oktober 2000 op vordering van de officier van justitie gewijzigd. Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd. De inhoud daarvan wordt hier overgenomen. Het vonnis waarvan beroep Het hof zal het vonnis waarvan beroep -voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen- vernietigen omdat het zich daarmee niet verenigt. De bewijslevering Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 en 6 is tenlastegelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. Naar het oordeel van het hof is wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 3, 4 en 5 is tenlastegelegd, met dien verstande dat hij: -ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde-: op 27 maart 2000 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander aan een persoon (te weten [medeverdachte]) opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel (een verbrijzelde linkerelleboog en een schotwond in de rechterknie/het rechteronderbeen waarna het rechteronderbeen geamputeerd diende te worden) heeft toegebracht, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededader opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, meermalen vanaf korte afstand en gericht, met een vuurwapen in die knie en/of dat been en die elleboog van die [slachtoffer] geschoten, -ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde-: in de periode van 1 februari 2000 tot en met 31 maart 2000 te Amsterdam opzettelijk heeft vervoerd ongeveer 19 kilogram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I. -ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde-: in de periode van 1 februari 2000 tot en met 31 maart 2000 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen en het vervoeren van ongeveer 19,4 kilogram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, heeft getracht een of meer anderen te bewegen om dat feit te plegen, en/of mede te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen en voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte, en zijn mededaders telkens wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, hebbende verdachte en verdachtes mededaders toen en daar, - telefonisch contacten gelegd en - ontmoetingen geregeld en - besprekingen gevoerd en bijgewoond met betrekking tot de hoeveelheid amfetamine/stof en met betrekking tot de wijze van het transport van die amfetamine/stof en met betrekking tot de betaling van/voor verleende diensten betreffende die amfetamine/stof en hebbende verdachte en verdachtes mededaders toen en daar die amfetamine/stof ter verdere doorlevering aan één of meer mededaders aanwezig gehad. Overweging ten aanzien van het bewezenverklaarde Ten aanzien van het hierboven onder 4 bewezenverklaarde merkt het hof op dat dit betrekking heeft op het vervoer van de amfetamine, nadat verdachte [verdachte] deze van [slachtoffer] had ‘teruggekregen’. De onder 5 bewezenverklaarde voorbereidingshandelingen waren gericht op het aanvankelijk beoogde transport naar Spanje. Hetgeen meer of anders onder 3, 4 en 5 is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De strafbaarheid van de feiten Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. De bewezenverklaarde feiten leveren op: 3. medeplegen van zware mishandeling met voorbedachte rade. 4. opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod. 5. medeplegen van: om een feit bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen en/of mede te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit. De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is. De op te leggen straf en maatregel Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. Verdachte heeft in de periode van 1 februari 2000 tot en met 31 maart 2000 samen met zijn mededaders voorbereidingen getroffen om een hoeveelheid amfetamine te laten vervoeren naar Spanje. Vervolgens heeft hij die partij amfetamine opgehaald bij de beoogde koerier en vervoerd naar elders. Door zijn handelwijze heeft verdachte er blijk van gegeven bereid te zijn om mee te werken aan de verspreiding van harddrugs. Amfetamine is een stof die schadelijk is voor de volksgezondheid. De verdachte heeft -naar het hof aannemelijk acht- uit puur winstbejag gehandeld. Tevens heeft verdachte op 27 maart 2000 met voorbedachten rade samen met zijn mededader [medeverdachte] beschoten. Deze schietpartij kan gezien worden als een afrekening binnen het criminele circuit. Het slachtoffer is beschoten omdat deze het geplande transport van amfetamine naar Spanje uiteindelijk toch niet wilde verzorgen. Het slachtoffer heeft ten gevolge van deze schietpartij ernstig, blijvend letsel opgelopen. Zijn linkerelleboog is verbrijzeld en zijn rechteronderbeen is ten gevolge van de ernstige verwondingen geamputeerd. Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van het over verdachte uitgebrachte rapport van de Reclassering Nederland van 18 juli 2001. Uit het de verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 23 juli 2001 blijkt dat de verdachte eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Het bovenstaande in aanmerking genomen is het hof van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is. Blijkens het proces-verbaal van 31 juli 2000, opgemaakt door L.J.M. Dieker, brigadier van politie, is bij een huiszoeking in een woning aan de [adres] te [plaats] een vuurwapen zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie onder II in beslaggenomen, te weten een wapen van het merk Lüger met patronen. Het hof stelt vast dat met dit vuurwapen een strafbaar feit is begaan en gelet hierop dient het inbeslaggenomen vuurwapen te worden onttrokken aan het verkeer, nu voornoemd vuurwapen van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit hiervan in strijd is met de wet. De inbeslaggenomen voorwerpen, te weten: een plastic pistool (kleur grijs, FK-1-II), een zwart kogelwerendvest (FK-1-II-32) en een zwarte bivakmuts (FK-1-II-34) die aan de verdachte toebehoren en die bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane strafbare feiten zijn aangetroffen, dienen te worden onttrokken aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang. De toepasselijke wettelijke voorschriften De opgelegde straf is gegrond op de artikelen 36b, 36d, 47, 57 en 303 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet. De beslissing Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep -voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen- en doet opnieuw recht. Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2 en 6 tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij. Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 3, 4 en 5 tenlastegelegde feiten, zoals hierboven omschreven, heeft begaan. Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 3, 4 en 5 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij. Verklaart dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van VIJF JAREN EN ZES MAANDEN. Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht. Verklaart onttrokken aan het verkeer: - een plastic pistool (kleur grijs, FK-1-II-1). - een zwart kogelwerendvest (FK-1-II-32). - een zwarte bivakmuts (FK-1-II-34). - een wapen Lüger inclusief drie patroonhouders met patronen (FN-1-II-1-1). Gelast de teruggave aan verdachte van: - een buzzer (PTT Telecom Brooklyn 21 FK-1-I-3-3). - een GSM-toestel (Nokia FK-3-VIII-33). - een GSM-toestel (Siemens FN-1-III-1-1-1). - een GSM-toestel (Pocketline Swing FN-1-III-2-1-1). - een semafoon (Motorola FN-1-I-2-1-1). Dit arrest is gewezen door de achtste meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. Ingelse, Koolschijn en Van Wijnen-Vergeer, in tegenwoordigheid van mrs. Egberts en Nous als griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 november 2001. Mr. Koolschijn is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.