Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD9017

Datum uitspraak2001-11-26
Datum gepubliceerd2004-10-11
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers23-000398-01
Statusgepubliceerd


Indicatie

Medeplegen van invoer van grote hoeveelheden cocaïne en heroïne.
5 jaar gevangenisstraf.


Uitspraak

arrestnummer rolnummer 23-000398-01 datum uitspraak 26 november 2001 tegenspraak Verkort arrest van het Gerechtshof te Amsterdam gewezen op het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Haarlem van 29 januari 2001 in de strafzaak onder parketnummer 15/094091-00 tegen: [verdachte], geboren te [plaats] (Suriname) op 22 mei 1973, wonende te [woonplaats], [adres]. gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Haarlem te Haarlem. Het onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 8 januari 2001 en 15 januari 2001 en in hoger beroep van 25 juni 2001, 29 juni 2001, 13 september 2001, 17 september 2001, 27 september 2001, 1 oktober 2001, 5 november 2001, 9 november 2001 en 12 november 2001. Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht. De tenlastelegging Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals op de terechtzitting in eerste aanleg van 8 januari 2001 op vordering van de officier van justitie gewijzigd. Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd. De inhoud daarvan wordt hier overgenomen. Het vonnis waarvan beroep Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het zich daarmee niet verenigt. De bewijslevering Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 is tenlastegelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. Naar het oordeel van het hof is wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 is tenlastegelegd, met dien verstande dat hij: op of omstreeks 31 mei 1999 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, immers hebben verdachte en zijn mededaders toen en daar telkens opzettelijk handelingen verricht, gericht op het verdere vervoer en/of de opslag en/of de aflevering van voornoemde cocaïne en van de voorwerpen waarin die cocaïne verpakt was, die per vliegtuig vanuit Zuid-Amerika binnen het grondgebied van Nederland waren gebracht, door regelingen te treffen voor/bij de aankomst en de ontvangst en de aflevering van die cocaïne en de voorwerpen waarin die cocaïne verpakt was en door gegevens te laten verstrekken en te laten ontvangen met betrekking tot de airwaybill en andere noodzakelijke informatie voor het onderkennen/herkennen van de cocaïne en de voorwerpen waarin die cocaïne verpakt was en door een (buzzer- en/of GSM-)nummer en/of een code te (laten) geven en te (laten) ontvangen, waarmee/waardoor contact moest/kon worden opgenomen met betrekking tot die cocaïne en die voorwerpen waarin die cocaïne was verpakt en door een vervoermiddel te (laten) huren en toen en daar voor het verdere vervoer van die cocaïne en die voorwerpen waarin die cocaïne verpakt was, ter beschikking te (laten) hebben en door een deel van die cocaïne en die voorwerpen waarin die cocaïne verpakt was van de plaats waar die zich bevonden te (laten) vervoeren. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging. Hetgeen onder 1 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De strafbaarheid van het feit Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het onder 1 bewezenverklaarde levert op: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod. De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is. De op te leggen straf Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. Verdachte heeft samen met anderen op 31 mei 1999 een grote hoeveelheid cocaïne en een hoeveelheid heroïne binnen Nederlands grondgebied gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet. Gelet op de hoeveelheden van deze stoffen, waren deze voor verdere verspreiding bedoeld. Verdachte wordt gezien als een essentiële schakel tussen de belanghebbende(n) bij de verdovende middelen en de organisatie die zich (onder meer) bezig hield met het illegaal uitrijden van drugs vanaf de luchthaven Schiphol. Verdachte is ten opzichte van die organisatie als opdrachtgever te beschouwen. Voorts heeft verdachte misbruik gemaakt van zijn positie, die hij als vaste uitzendkracht, werkzaam op de luchthaven Schiphol (bij een vrachtafleveringsbedrijf) had. Verdachte heeft dusdoende een substantiële bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit in ons land. Hij heeft -naar het hof aannemelijk acht- uit puur winstbejag gehandeld. Cocaïne en heroïne zijn stoffen waarvan bekend is dat zij bijzonder schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Het importeren en doorvoeren daarvan gaan vaak gepaard met andere vormen van criminaliteit. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 23 juli 2001 is de verdachte niet eerder strafrechtelijk veroordeeld. Het bovenstaande in aanmerking genomen is het hof van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is. De toepasselijke wettelijke voorschriften De opgelegde straf is gegrond op artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet. De beslissing Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht. Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij. Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde feit, zoals hierboven omschreven, heeft begaan. Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij. Verklaart dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van VIJF JAREN. Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht. Dit arrest is gewezen door de achtste meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. Ingelse, Koolschijn en Van Wijnen-Vergeer, in tegenwoordigheid van mrs. Egberts en Nous als griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 november 2001. Mr. Koolschijn is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.