Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD9158

Datum uitspraak2001-10-17
Datum gepubliceerd2002-06-06
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 01/00277
Statusgepubliceerd


Uitspraak

WAHV 01/00277 17 oktober 2001 CJIB 36558438 Gerechtshof te Leeuwarden Arrest op het hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter te 's-Gravenhage van 8 mei 2001 betreffende [betrokkene] 1. De beslissing van de kantonrechter De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement 's-Gravenhage ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 2. Het procesverloop De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen, maar heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. 3. Beoordeling 3.1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van fl 180,- opgelegd ter zake van "niet stoppen voor rood licht bij driekleurig verkeerslicht (feitcode R602) ", welke gedraging zou zijn verricht op 17 juli 2000 op de van Alkemadelaan in de gemeente 's-Gravenhage. De officier van justitie heeft in zijn beslissing van 6 januari 2001 de inleidende beschikking gewijzigd in "Als bestuurder niet stoppen voor stopstreep, waar dit op grond van het RVV 1990 verplicht is (feitcode R620)"; deze gedraging wordt eveneens met een bedrag van f 180,- gesanctioneerd. 3.2. De betrokkene ontkent niet dat hij de gedraging "Als bestuurder niet stoppen voor stopstreep, waar dit op grond van het RVV 1990 verplicht is (feitcode R620)" heeft verricht. Hij stelt echter, dat de omstandigheden van het geval waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden het opleggen van de administratieve sanctie niet billijken dan wel, dat gelet op de omstandigheden waarin hij verkeerde een lager bedrag dan de opgelegde administratieve sanctie vastgesteld had moeten worden. Hij voert daartoe aan, dat, toen hij op de kruising afreed het voor hem geldende verkeerslicht al langere tijd groen licht gaf, dat hij op dat moment geen verkeer op de kruisende wegen zag, dat plotseling het verkeerslicht geel licht uitstraalde en hij krachtig geremd heeft om zijn auto tijdig tot stilstand te kunnen brengen, dat zijn auto begon te schuiven omdat het wegdek nat was waardoor hij na de stopstreep tot stilstand kwam, dat hij daarna - in een poging zijn gemaakte fout te herstellen - achteruit gereden is en voor de stopstreep heeft gewacht tot hij weer groen licht kreeg. 3.3. Bij de beoordeling van de vraag of de door de betrokkene genoemde omstandigheden van dien aard zijn, dat deze het opleggen van de onderhavige administratieve sanctie niet billijken of dat deze tot matiging van de opgelegde sanctie dienen te leiden, dient het volgende te worden vooropgesteld. Art. 5 WVW1994 luidt: Het is een ieder verboden zich zodanig te gedragen dat gevaar op de weg wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt gehinderd of kan worden gehinderd. Art. 19 RVV1990 luidt: De bestuurder moet in staat zijn zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kan overzien en waarover deze vrij is. 3.4. Uit het bepaalde in art. 5 WVW1994 en art. 19 RVV1990, gelezen in onderling verband en samenhang, vloeit voort dat een bestuurder zijn snelheid steeds zodanig dient te regelen, dat hij in staat is zijn weggedrag tijdig aan de door verkeerslichten aangegeven ge- of verboden aan te passen. Nu de betrokkene - naar hij stelt - doordat hij krachtig moest remmen en het wegdek nat was, na de stopstreep tot stilstand kwam, heeft hij zijn snelheid niet zodanig geregeld als voortvloeit uit het bepaalde in art. 5 WVW1994 en art. 19 RVV 1990. Derhalve zijn er geen omstandigheden gebleken van dien aard dat deze het opleggen van de onderhavige administratieve sanctie niet billijken of welke tot matiging van de opgelegde sanctie dienen te leiden. Dit wordt niet anders indien de betrokkene, zoals hij stelt, in een poging zijn fout te herstellen, achteruit zou zijn gereden om voor de stopstreep te wachten totdat het verkeerslicht op groen sprong. 3.5. De beslissing van de kantonrechter dient derhalve te worden bevestigd. 4. De beslissing Het gerechtshof: bevestigt de beslissing van de kantonrechter. Dit arrest is gewezen door mr Vellinga, in tegenwoordigheid van mr Bennen als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.