Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD9383

Datum uitspraak2002-01-30
Datum gepubliceerd2002-02-19
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
ZaaknummersW01/2
Statusgepubliceerd


Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND Procedurenummer: W01/2 B E S L I S S I N G op het verzoek tot wraking op grond van artikel 515, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, gedaan door mr. E.Th. Hummels, advocaat te Zeist, namens [verdachte]. I. Ontstaan en loop van het geding Op de openbare terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Roermond van 15 november 2001 stond voor behandeling geagendeerd de strafzaak met parketnummer 04/050914-00 van het openbaar ministerie tegen mevrouw [verdachte], die door mr. Hummels als raadsman werd bijgestaan. Na het uitroepen van deze strafzaak verzocht de politierechter de voor hem verschenen persoon te gaan staan teneinde over te gaan tot verificatie van de personalia. Aan dit verzoek heeft die persoon niet voldaan. Hierop heeft de politierechter gesteld dat hij, wanneer hij niet in de gelegenheid wordt gesteld de personalia van de voor hem verschenen persoon vast te stellen, de gedagvaarde persoon als niet verschenen moet beschouwen. Mr. Hummels heeft de politierechter vervolgens gewraakt en de politierechter heeft daarop de behandeling ter terechtzitting geschorst. Op 16 november 2001 heeft mr. Hummels bij deze rechtbank een verzoekschrift ingediend strekkende tot wraking van [de politierechter]. Als grond voor zijn verzoek heeft mr. Hummels aangevoerd dat in het recht geen steun te vinden is voor de sanctie dat een zaak bij verstek wordt behandeld als een verschenen verdachte niet gaat staan bij de aanvang van de zitting. Het gaat hier om een zodanige inbreuk op de verdedigingsrechten van een verdachte dat de schijn van onpartijdigheid in de zin van artikel 6 EVRM ten aanzien van [de politierechter] ontbreekt. Er bestaat vooringenomenheid door te beslissen c.q. te dreigen zoals de politierechter heeft gedaan. [De politierechter] heeft te kennen gegeven niet in de wraking te berusten; hij heeft het verzoek bestreden in zijn brief van 4 december 2001. [De politierechter] stelt dat het staan van verdachten bij de verificatie van de personalia en de voordracht van de tenlastelegging onderdeel is van de orde waarin de rechtbank Roermond strafzaken behandelt. Als zodanig ligt de wettelijke grondslag in artikel 124 van het Wetboek van Strafvordering. Niet gebleken is dat er voor de verschenen persoon fysieke belemmeringen waren die het stellen van de eis om te gaan staan onredelijk maakten. De gevolgen van het niet-nakomen van de eis komen voor rekening van de cliënt van mr. Hummels. [De politierechter] is van opvatting dat zijn handelwijze geen blijk geeft van enige partijdigheid noch van vooringenomenheid. De behandeling van het verzoek tot wraking heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 23 januari 2002. Bij deze behandeling waren aanwezig mrs. Hummels en [de politierechter], die verklaarden kennis te hebben genomen van de inhoud van de bescheiden van het wrakingsdossier. II. Overwegingen Naar het oordeel van de rechtbank is er geen rechtsregel die voorschrijft welke houding een aanwezige verdachte moet aannemen als zijn of haar identiteit door de rechter wordt vastgesteld bij de aanvang van het onderzoek op de terechtzitting. Gebruik bij deze rechtbank is dat een verdachte staat of gaat staan bij die vaststelling. Het gaat hier om - een overigens niet functioneel - ritueel op de terechtzitting. Rituele praktijken werken beveiligend en conserverend op ontmoetingen. Het staande ondergaan van de identiteitsvaststelling is een beleefdheidsritueel, dat de rechter van een ieder, die voor hem verschijnt, mag verwachten. Ritueel-verstorend gedrag zoals dat zich hier heeft voorgedaan, is echter niet ordeverstorend in de zin van de wet. De procesbeslissing die [de politierechter] heeft aangekondigd te zullen nemen, houdt verband met de handhaving van een door hem gewenst ritueel op de terechtzitting. In een dergelijke aankondiging ligt naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer besloten dat het [de politierechter] aan onpartijdigheid heeft ontbroken. Bij de beoordeling van het wrakingsverzoek dient immers voorop te staan dat [de politierechter] uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat hij jegens de verdachte een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de verdachte dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. De aankondiging dat de behandeling van de strafzaak bij verstek zal plaatsvinden indien de verschenen verdachte niet staat of gaat staan bij zijn of haar identiteitsvaststelling door de rechter levert niet een zodanige omstandigheid op. De op een processuele beslissing gerichte aankondiging van [de politierechter] geeft geen blijk van vooringenomenheid en zij houdt niet in dat [de politierechter] reeds in zoverre zijn oordeel zou hebben gevormd. Voor zover deze processuele beslissing juridisch niet houdbaar zou zijn, is zulks ter beoordeling van de appélrechter. Uit al het voorgaande volgt dat het verzoek tot wraking van [de politierechter] dient te worden afgewezen. III. Beslissing De rechtbank: wijst af het verzoek tot wraking van [de politierechter]. Deze beslissing is gegeven door mrs. A.F.M. Schrickx (voorzitter), R.M.L.M. Magnée en L.A. Gruiters, bijgestaan door mr. L.G.H. Cox als griffier en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2002.