Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD9496

Datum uitspraak2000-05-04
Datum gepubliceerd2002-07-22
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20.002420.99
Statusgepubliceerd


Uitspraak

parketnummer : 20.002420.99 uitspraakdatum : 4 mei 2000 tegenspraak; GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Roermond van 1 september 1999 in de strafzaak onder parketnummer 04/050296-99 tegen: [verdachte], geboren te Tindouf (Algerije), 1973, thans preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "De Geerhorst" te Sittard. Het hoger beroep De verdachte heeft tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld. Het onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep. Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht. Het vonnis waarvan beroep Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter. De tenlastelegging Het hof neemt hier uit het beroepen vonnis de weergave van de tenlastelegging over, zoals deze na verbeterde lezing daarvan is komen te luiden. De bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, en 10 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1) hij op 16 januari 1999 in de gemeente Venlo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer], met dat oogmerk tezamen en in vereniging met zijn mededaders die [slachtoffer] dreigend een pistool heeft getoond en daarbij op dreigende toon heeft gezegd tegen die [slachtoffer]: "Ga op de grond liggen" en "Geld, Geld", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 2) hij op 17 januari 1999 te Vlijmen tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld en een mobiele telefoon, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hebben bestaan uit het dreigend een pistool tonen en uit het slaan van die [slachtoffer] met dat pistool en daarbij op dreigende toon tegen die [slachtoffer] zeggen: "Ga op de grond liggen", in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking; 3) hij op 2 december 1998 in de gemeente Sevenum tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld en een kassa, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hebben bestaan uit het slaan (in het gezicht) van die [slachtoffer] en uit het dreigend een vuurwapen (pistool) richten op die [slachtoffer] en daarbij op dreigende toon tegen die [slachtoffer] zeggen: "Liggen, mond dicht, geld geven", in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking; 4) hij op 29 november 1998 in de gemeente Grubbenvorst tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld heeft bestaan uit het dreigend een vuurwapen (pistool) tegen de hoofden van die [slachtoffer] en die [slachtoffer] en die [slachtoffer] drukken en een vuurwapen (pistool) richten op die [slachtoffer] en die [slachtoffer] en die [slachtoffer] en die [slachtoffer] en die [slachtoffer] en daarbij op dreigende toon zeggen: "lopen, lopen, lopen; naar de keuken; zitten, zitten; hand(en) boven; hoofd tussen de knieën; geen beweging anders schiet ik", in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking; 5) hij op 19 januari 1999 te Drunen tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hebben bestaan uit het op de grond drukken en gedrukt houden van die [slachtoffer] en uit het op de rug vastbinden van de handen van die [slachtoffer] en uit het stoppen van een theedoek in de mond van die [slachtoffer] en uit het dichtplakken met plakband van de mond van die [slachtoffer] en uit het schieten van een kogel in het lichaam (schouder) van die [slachtoffer] en uit het dreigend een pistool richten op die [slachtoffer] en daarbij op dreigende toon zeggen: "Naar binnen, naar binnen" en "Handen op de rug" en "Waar is het geld" en "Waar is meer geld" en "Op je buik", in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking; 6) hij op 7 januari 1999 in de gemeente Loon op Zand ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] en tegen [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, met dat oogmerk tezamen en in vereniging met zijn mededaders een pistool heeft gericht op die [slachtoffer] en die [slachtoffer] en die [slachtoffer] heeft vastgepakt en geduwd en een kogel in het lichaam (bil) van die [slachtoffer] heeft geschoten en daarbij op dreigende toon heeft gezegd: "Ga zitten, ga liggen", in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking; 7) hij op 31 december 1998 in de gemeente Roermond tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, een horloge en een gouden armband, toebehorende aan die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer], welk geweld en welke bedreiging met geweld hebben bestaan uit het duwen tegen die [slachtoffer] en die [slachtoffer] en die [slachtoffer] en dreigend een pistool richten op en in de handen houden in de nabijheid van die [slachtoffer] en die [slachtoffer] en die [slachtoffer] en daarbij op dreigende toon zeggen: "Dat hok in" en "Geef jullie geld" en "Dit is een overval" en "Geef je geld, sieraden, alles" en "Snel, snel geld, geld, horloges, kettingen", in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking; 8) hij op 28 november 1998 in de gemeente Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer] en [slachtoffer], met dat oogmerk tezamen en in vereniging met zijn mededaders die [slachtoffer] heeft geslagen en een pistool gericht op die [slachtoffer] en die [slachtoffer] en die [slachtoffer] en een mes gericht op die [slachtoffer] en daarbij op dreigende toon heeft gezegd: "Geef geld, geef kassa" en dat die [slachtoffer] op de grond moest blijven zitten, in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 9) hij op 9 december 1998 in de gemeente Vaals tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] en [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van drie gouden kettingen en een ring, toebehorende aan die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer], welke bedreiging met geweld heeft bestaan uit het dreigend een vuurwapen (pistool) richten op die [slachtoffer] en die [slachtoffer] en [slachtoffer] en daarbij op dreigende toon tegen die [slachtoffer] en die [slachtoffer] en die [slachtoffer] zeggen: "Je moet achteren gaan zitten, op je knieën; Geef me alles wat je hebt", in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking en uit het dreigend een schot afvuren met dat vuurwapen (pistool); 10) hij op 9 januari 1999 in de gemeente Deurne tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld en een aantal sieraden, toebehorende aan [slachtoffer] en/of [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] en die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld heeft bestaan uit het dreigend een pistool tegen het lichaam drukken van die [slachtoffer] en dreigend een pistool richten op die [slachtoffer] en in de handen houden in de nabijheid van die [slachtoffer] en uit het dwingen van die [slachtoffer] en die [slachtoffer] om op de grond te gaan liggen en daarbij op dreigende toon te zeggen: "Jij, slapen op de grond" en dat hij ([slachtoffer]) moest blijven liggen, anders zou hij dood gemaakt worden, in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking. Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. De door het hof gebruikte bewijsmiddelen De door het hof gebruikte bewijsmiddelen staan vermeld in de aanvulling als bedoeld in de artikelen 365a en 365b van het Wetboek van Strafvordering; deze aanvulling is aan dit arrest gehecht. De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Elk bewijsmiddel wordt slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft. Met betrekking tot de onder 1, 6 en 8 tenlastegelegde feiten heeft de raadsman gesteld dat er geen sprake is van een strafbare poging, aangezien de daders telkens vrijwillig zijn teruggetreden. Het hof overweegt daaromtrent dat uit het onderzoek ter terechtzitting niet aannemelijk is geworden dat de ondernomen uitvoering van de betreffende misdrijven is afgebroken door een vrijwillig terugtreden van de verdachte en diens mededaders. Zoals uit de bewijsmiddelen blijkt, is het onder 1 tenlastegelegde misdrijf immers niet voltooid uitsluitend tengevolge van de omstandigheid dat het slachtoffer niet reageerde op de bedreigingen van de daders en hun bevelen -strekkende tot het op de grond gaan liggen en het afgeven van geld- niet opvolgde. Zoals uit de bewijsmiddelen blijkt, is het onder 6 tenlastegelegde misdrijf niet voltooid tengevolge van het feit dat het pistool van een van de daders -kennelijk te vroeg en onverwachts- afging en is het onder 8 tenlastegelegde misdrijf niet voltooid tengevolge van de omstandigheid dat een van de slachtoffers, [slachtoffer], begon te schreeuwen: "Politie, politie". Met betrekking tot feit 6 overweegt het hof ambtshalve dat het bewezen heeft geacht dat het hier ging om een poging tot diefstal (met geweldpleging). Gelet op de hele reeks van de tenlastegelegde feiten -waarbij het telkens gaat om overvallen in een horecagelegenheid- en gelet op het feit dat ook de aangever [slachtoffer] er van uitging dat de daders in zijn shoarmazaak zijn gekomen en daar geweld hebben gebruikt teneinde geld van hem af te nemen (de aangever heeft ook aangifte van een poging tot diefstal met geweld gedaan), is het hof van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte en zijn mededaders in de shoarmazaak te Loon op Zand zijn gekomen om daar geld weg te nemen. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit. Het onder 1 en onder 8 bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien bij en strafbaar gesteld bij artikel 317, eerste lid, junctis de artikelen 312, tweede lid, en 45 van het Wetboek van Strafrecht. Het moet worden gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld. Het onder 2, onder 3, onder 4, onder 5 en onder 10 bewezen verklaarde is telkens als misdrijf voorzien bij en strafbaar gesteld bij artikel 312, eerste en tweede lid, juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. Het moet worden gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld. Het onder 6 bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien bij en strafbaar gesteld bij artikel 312, eerste en tweede lid, junctis de artikelen 310 en 45 van het Wetboek van Strafrecht. Het moet worden gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld. Het onder 7 en onder 9 bewezen verklaarde is telkens als misdrijf voorzien bij en strafbaar gesteld bij artikel 317, eerste lid, juncto artikel 312, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. Het moet worden gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld. De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar. De redengeving van de op te leggen straf Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met: -de bijzondere ernst van de bewezenverklaarde feiten. Het gaat hier om het gedurende een lange periode veelvuldig plegen van overvallen op horecagelegenheden, die gepaard gingen met veel geweld en bedreigingen met geweld. De slachtoffers werden daarbij telkens met een vuurwapen bedreigd danwel beschoten; -de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd; -de omstandigheid dat de verdachte reeds eerder terzake soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld; -de mate waarin het bewezenverklaarde persoonlijk leed, psychische schade en lichamelijk letsel teweeg heeft gebracht bij de slachtoffers; -de mate waarin het bewezenverklaarde schade teweeg heeft gebracht; -het gewelddadig en gevaarzettend karakter van het bewezen verklaarde en de maatschappelijke verontrusting die daarvan het gevolg is; -het feit dat verdachte in de groep van personen, met wie hij de onderhavige overvallen heeft gepleegd, een leidinggevende positie heeft ingenomen en degene was die een groot aantal keren het vuurwapen heeft gehanteerd en feitelijk het geweld tegen de slachtoffers heeft gepleegd. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] [slachtoffer], wonende te [woonplaats], [adres], heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend. De voeging duurt, voor zover de gevorderde schadevergoeding is toegewezen, van rechtswege voort in hoger beroep. Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade. De vordering is betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen. Het hof zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil. De schadevergoedingsmaatregel Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat [slachtoffer] als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde feit, schade heeft geleden tot een bedrag van f. 8.009,50. Verdachte en zijn mededaders zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van f. 8.009,50 te betalen ten behoeve van het slachtoffer, (met bepaling dat indien en voorzover een of meer mededader(s) van verdachte aan de verplichting heeft/hebben voldaan, de verdachte daarvan zal zijn bevrijd). Het hof zal daarbij bepalen dat indien en voorzover de verdachte en/of een of meer van zijn mededaders heeft voldaan aan de verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, daarmede de verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer in zoverre komt te vervallen (en omgekeerd: indien de verdachte en/of een of meer van zijn mededaders heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer daarmede de verplichting van de verdachte tot betaling van de vordering van de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen). De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] [slachtoffer], wonende te [woonplaats], [adres], heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend. De voeging duurt, voor zover de gevorderde schadevergoeding is toegewezen, van rechtswege voort in hoger beroep. Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade. De vordering is betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het onder 4 bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat voormelde vordering voor het overige (dat wil zeggen tot een bedrag van f 62.200,--) niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal het hof bepalen dat de benadeelde partij in zoverre niet ontvankelijk is in zijn vordering en dat die vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Het hof zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil. De schadevergoedingsmaatregel Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat [slachtoffer] als gevolg van het onder 4 bewezen verklaarde feit, schade heeft geleden tot een bedrag van f. 7.800,--. Verdachte en zijn mededaders zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van f. 7.800,-- te betalen ten behoeve van het slachtoffer, (met bepaling dat indien en voorzover een of meer mededader(s) van verdachte aan de verplichting heeft/hebben voldaan, de verdachte daarvan zal zijn bevrijd). Het hof zal daarbij bepalen dat indien en voorzover de verdachte en/of een of meer van zijn mededaders heeft voldaan aan de verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, daarmede de verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer in zoverre komt te vervallen (en omgekeerd: indien de verdachte en/of een of meer van zijn mededaders heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer daarmede de verplichting van de verdachte tot betaling van de vordering van de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen). De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] [slachtoffer], wonende te [woonplaats], [adres], heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend. De voeging duurt, voor zover de gevorderde schadevergoeding is toegewezen, van rechtswege voort in hoger beroep. Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade. De vordering is betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het onder 5 bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen. Het hof zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil. De schadevergoedingsmaatregel Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat [slachtoffer] als gevolg van het onder 5 bewezen verklaarde feit, schade heeft geleden tot een bedrag van f. 6.900,--. Verdachte en zijn mededaders zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van f. 6.900,-- te betalen ten behoeve van het slachtoffer, (met bepaling dat indien en voorzover een of meer mededader(s) van verdachte aan de verplichting heeft/hebben voldaan, de verdachte daarvan zal zijn bevrijd). Het hof zal daarbij bepalen dat indien en voorzover de verdachte en/of een of meer van zijn mededaders heeft voldaan aan de verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, daarmede de verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer in zoverre komt te vervallen (en omgekeerd: indien de verdachte en/of een of meer van zijn mededaders heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer daarmede de verplichting van de verdachte tot betaling van de vordering van de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen). De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] [slachtoffer], wonende te [woonplaats], [adres], heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend. De voeging duurt, voor zover de gevorderde schadevergoeding is toegewezen, van rechtswege voort in hoger beroep. Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade. De vordering is betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het onder 6 bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen. Het hof zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil. De schadevergoedingsmaatregel Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat [slachtoffer] als gevolg van het onder 6 bewezen verklaarde feit, schade heeft geleden tot een bedrag van f. 3.335,76. Verdachte en zijn mededaders zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van f. 3.335,76 te betalen ten behoeve van het slachtoffer, (met bepaling dat indien en voorzover een of meer mededader(s) van verdachte aan de verplichting heeft/hebben voldaan, de verdachte daarvan zal zijn bevrijd). Het hof zal daarbij bepalen dat indien en voorzover de verdachte en/of een of meer van zijn mededaders heeft voldaan aan de verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, daarmede de verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer in zoverre komt te vervallen (en omgekeerd: indien de verdachte en/of een of meer van zijn mededaders heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer daarmede de verplichting van de verdachte tot betaling van de vordering van de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen). De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] [slachtoffer], wonende te [woonplaats], [adres], heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend. De voeging duurt, voor zover de gevorderde schadevergoeding is toegewezen, van rechtswege voort in hoger beroep. Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade. De vordering is betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het onder 10 bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat voormelde vordering voor het overige (dat wil zeggen tot een bedrag van f 1.700,--) niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal het hof bepalen dat de benadeelde partij in zoverre niet ontvankelijk is in zijn vordering en dat die vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Het hof zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil. De schadevergoedingsmaatregel Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat [slachtoffer] als gevolg van het onder 10 bewezen verklaarde feit, schade heeft geleden tot een bedrag van f. 800,--. Verdachte en zijn mededaders zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van f. 800,-- te betalen ten behoeve van het slachtoffer, (met bepaling dat indien en voorzover een of meer mededader(s) van verdachte aan de verplichting heeft/hebben voldaan, de verdachte daarvan zal zijn bevrijd). Het hof zal daarbij bepalen dat indien en voorzover de verdachte en/of een of meer van zijn mededaders heeft voldaan aan de verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, daarmede de verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer in zoverre komt te vervallen (en omgekeerd: indien de verdachte en/of een of meer van zijn mededaders heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer daarmede de verplichting van de verdachte tot betaling van de vordering van de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen). De toegepaste wettelijke voorschriften De strafoplegging en de oplegging van de maatregel is gegrond op de artikelen: 10, 27, 36f, 45, 57, 63, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht. B E S L I S S I N G: Het hof: Vernietigt het beroepen vonnis en doet opnieuw recht. Verklaart, zoals hiervoor is overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert: onder 1 en onder 8 telkens: "Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen"; onder 2, onder 3 en onder 5 telkens: "Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen"; onder 4 en onder 10 telkens: "Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen"; onder 6: "Poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen"; onder 7 en onder 9 telkens: "Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen". Verklaart de verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van tien jaren. Beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf daarop geheel in mindering zal worden gebracht. Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting te betalen aan: [slachtoffer], wonende [adres], [woonplaats], een bedrag van f. 8.009,50, met bepaling dat indien en voorzover een of meer mededader(s) van verdachte aan de vordering hebben voldaan, de verdachte daarvan is bevrijd. Veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil. Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], wonende [adres], [woonplaats], te betalen een bedrag van f. 8.009,50 (zegge: achtduizendennegen gulden en vijftig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 80 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Bepaalt dat de aan de verdachte opgelegde verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij vervalt, indien en voorzover door de verdachte en/of een of meer van zijn mededaders aan de opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer is voldaan. Bepaalt dat de aan de verdachte opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer vervalt, indien en voorzover door de verdachte en/of een of meer van zijn mededaders aan zijn verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, is voldaan. Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting te betalen aan: [slachtoffer], wonende [adres], [woonplaats], een bedrag van f. 7.800,--, met bepaling dat indien en voorzover een of meer mededader(s) van verdachte aan de vordering hebben voldaan, de verdachte daarvan is bevrijd. Veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil. Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige (dat wil zeggen tot een bedrag van f 62.200,--) niet ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat hij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], wonende [adres], [woonplaats], te betalen een bedrag van f. 7.800,-- (zegge: zevenduizendachthonderd gulden), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 78 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Bepaalt dat de aan de verdachte opgelegde verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij vervalt, indien en voorzover door de verdachte en/of een of meer van zijn mededaders aan de opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer is voldaan. Bepaalt dat de aan de verdachte opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer vervalt, indien en voorzover door de verdachte en/of een of meer van zijn mededaders aan zijn verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, is voldaan. Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting te betalen aan: [slachtoffer], wonende [adres], [woonplaats], een bedrag van f. 6.900,--, met bepaling dat indien en voorzover een of meer mededader(s) van verdachte aan de vordering hebben voldaan, de verdachte daarvan is bevrijd. Veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil. Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], wonende [adres], [woonplaats], te betalen een bedrag van f. 6.900,-- (zegge: zesduizendnegenhonderd gulden), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 69 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Bepaalt dat de aan de verdachte opgelegde verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij vervalt, indien en voorzover door de verdachte en/of een of meer van zijn mededaders aan de opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer is voldaan. Bepaalt dat de aan de verdachte opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer vervalt, indien en voorzover door de verdachte en/of een of meer van zijn mededaders aan zijn verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, is voldaan. Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting te betalen aan: [slachtoffer], wonende [adres], [woonplaats], een bedrag van f. 3.335,76, met bepaling dat indien en voorzover een of meer mededader(s) van verdachte aan de vordering hebben voldaan, de verdachte daarvan is bevrijd. Veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil. Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], wonende [adres], [woonplaats], te betalen een bedrag van f. 3.335,76 (zegge: drieduizenddriehonderdvijfendertig gulden en zesenzeventig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 40 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Bepaalt dat de aan de verdachte opgelegde verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij vervalt, indien en voorzover door de verdachte en/of een of meer van zijn mededaders aan de opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer is voldaan. Bepaalt dat de aan de verdachte opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer vervalt, indien en voorzover door de verdachte en/of een of meer van zijn mededaders aan zijn verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, is voldaan. Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting te betalen aan: [slachtoffer], wonende [adres], [woonplaats], een bedrag van f. 800,--, met bepaling dat indien en voorzover een of meer mededader(s) van verdachte aan de vordering hebben voldaan, de verdachte daarvan is bevrijd. Veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil. Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige (dat wil zeggen tot een bedrag van f 1.700,--) niet ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat hij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], wonende [adres], [woonplaats], te betalen een bedrag van f. 800,-- (zegge: achthonderd gulden), bij gebrek van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 16 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Bepaalt dat de aan de verdachte opgelegde verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij vervalt, indien en voorzover door de verdachte en/of een of meer van zijn mededaders aan de opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer is voldaan. Bepaalt dat de aan de verdachte opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer vervalt, indien en voorzover door de verdachte en/of een of meer van zijn mededaders aan zijn verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, is voldaan. Dit arrest is gewezen door Mr. Klaufus, als voorzitter Mrs. van der Bend en Jansen, als raadsheren in tegenwoordigheid van Mr. Welten, als griffier. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 mei 2000. Mr. Klaufus is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.- verdachte: [verdachte], geboren te Tindouf (Algerije), 1973, wonende te [woonplaats] thans preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "De Geerhorst" te Maastricht thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande Is bij vonnis van de arrondissementsrechtbank te Roermond van 1 september 1999 ter zake van: sub 1 en sub 8 telkens: "Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen", sub 2 en sub 3 telkens: "Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen", sub 4 en sub 10 telkens: "Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen", sub 5: "Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen", sub 6: "Poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen", sub 7 en sub 9 telkens: "Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen", veroordeeld tot: acht jaar gevangenisstraf, met aftrek van de tijd in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een bedrag van achtduizendnegen gulden en vijftig cent, subsidiair tachtig dagen hechtenis, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], [adres], [woonplaats], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting niet opheft, wijst toe de vordering van de benadeelde partij veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], [adres], [woonplaats] te betalen een bedrag van achtduizendnegen gulden en vijftig cent, veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging en invordering alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil, bepaalt dat verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij - al dan niet via de betaling aan de Staat - door (één van) verdachtes mededaders is voldaan, bepaalt dat indien verdachte en/of (één van) zijn mededaders heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van achtduizendnegen gulden en vijftig cent ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om aan voornoemde benadeelde partij een bedrag van achtduizennegen gulden en vijftig cent te betalen komt te vervallen (zulks vice versa dat wil zeggen: indien verdachte en/of (één van) zijn mededaders aan voornoemde benadeelde partij een bedrag van achtduizendnegen gulden en vijftig cent heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van achtduizendnegen gulden en vijftig cent ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen) legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een bedrag van achtenzeventighonderd gulden, subsidiair achtenzeventig dagen hechtenis, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], [adres], [woonplaats], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting niet opheft, wijst gedeeltelijk de vordering van de benadeelde partij toe veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], [adres], [woonplaats] te betalen een bedrag van achtenzeventighonderd gulden, veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging en invordering alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil, bepaalt dat verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij - al dan niet via de betaling aan de Staat - door (één van) verdachtes mededaders is voldaan, verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] gedeeltelijk - tot een bedrag van tweeënzestigduizend tweehonderd gulden - niet ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat zij dit gedeelte van de vordering slechts kan aanbrengen bij de burgerlijke rechter, bepaalt dat indien verdachte en/of (één van) zijn mededaders heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van achtenzeventighonderd gulden ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om aan voornoemde benadeelde partij een bedrag van achtenzeventighonderd gulden te betalen komt te vervallen (zulks vice versa dat wil zeggen: indien verdachte en/of (één van) zijn mededaders aan voornoemde benadeelde partij een bedrag van achtenzeventighonderd gulden heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van achtenzeventighonderd gulden ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen) legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een bedrag van negenenzestighonderd gulden, subsidiair negenenzestig dagen hechtenis, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], [adres], [woonplaats], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting niet opheft, wijst de vordering van de benadeelde partij toe veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], [adres], [woonplaats] te betalen een bedrag van negenenzestighonderd gulden, veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging en invordering alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil, bepaalt dat verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij - al dan niet via de betaling aan de Staat - door (één van) verdachtes mededaders is voldaan, bepaalt dat indien verdachte en/of (één van) zijn mededaders heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van negenenzestighonderd gulden ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om aan voornoemde benadeelde partij een bedrag van negenenzestighonderd gulden te betalen komt te vervallen (zulks vice versa) dat wil zeggen: indien verdachte en/of (één van) zijn mededaders aan voornoemde benadeelde partij een bedrag van negenenzestighonderd gulden heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van negenenzestighonderd gulden ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen) legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een bedrag van drieëndertighonderdvijfendertig gulden en zesenzeventig cent, subsidiair tweeënveertig dagen hechtenis, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], [adres], [woonplaats], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting niet opheft, wijst de vordering van de benadeelde partij toe veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], [adres], [woonplaats] te betalen een bedrag van drieëndertighonderdvijfendertig gulden en zesenzeventig cent, veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging en invordering alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil, bepaalt dat verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij - al dan niet via de betaling aan de Staat - door (één van) verdachtes mededaders is voldaan, bepaalt dat indien verdachte en/of (één van) zijn mededaders heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van drieëndertighonderdvijfendertig gulden en zesenzeventig cent, ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om aan voornoemde benadeelde partij een bedrag van drieëndertighonderdvijfendertig gulden en zesenzeventig cent te betalen komt te vervallen (zulks vice versa dat wil zeggen: indien verdachte en/of (één van) zijn mededaders aan voornoemde benadeelde partij een bedrag van negenenzestighonderd gulden heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van negenenzestighonderd gulden ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen) legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een bedrag van achthonderd gulden, subsidiair zestien dagen hechtenis, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], [adres], [woonplaats], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting niet opheft, wijst gedeeltelijk de vordering van de benadeelde partij toe veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], [adres], [woonplaats], te betalen een bedrag van achthonderd gulden, veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging en invordering alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil, bepaalt dat verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij - al dan niet via de betaling aan de Staat - door (één van) verdachtes mededaders is voldaan, verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] gedeeltelijk - tot een bedrag van zeventienhonderd gulden - niet ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat zij dit gedeelte van de vordering slechts kan aanbrengen bij de burgerlijke rechter, bepaalt dat indien verdachte en/of (één van) zijn mededaders heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van achthonderd gulden, ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om aan voornoemde benadeelde partij een bedrag van achthonderd gulden te betalen komt te vervallen (zulks vice versa dat wil zeggen: indien verdachte en/of (één van) zijn mededaders aan voornoemde benadeelde partij een bedrag van achthonderd gulden heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van achthonderd gulden ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen), vrijspraak van hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan bewezen is verklaard,