Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD9547

Datum uitspraak2001-02-14
Datum gepubliceerd2002-08-01
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20.000746.00
Statusgepubliceerd


Uitspraak

parketnummer : 20.000746.00 uitspraakdatum : 14 februari 2001 tegenspraak GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Maastricht van 14 maart 2000 in de strafzaak onder parketnummer 03/008121/99 tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats], 1978, wonende te [woonplaats], [adres], thans preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "De Geerhorst" te Sittard. Het hoger beroep De verdachte heeft tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld. Het onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep. Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht. Het vonnis waarvan beroep Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter. De tenlastelegging Het hof neemt hier uit het beroepen vonnis de weergave van de tenlastelegging over. In deze weergave van de tenlastelegging zijn de in eerste aanleg toegelaten wijzigingen begrepen. De bewezenverklaring Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet de overtuiging bekomen dat verdachte op 22 november 1999 in de gemeente Eijsden opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd met het oogmerk om de uitvoering van de daarop gevolgde diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken. Het hof acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair ten laste is gelegd, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij: op 22 november 1999 in de gemeente Eijsden opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd door diens hals door te snijden. De door het hof gebruikte bewijsmiddelen PRO MEMORIE De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. PRO MEMORIE De strafbaarheid van het bewezen verklaarde Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit. Het bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht. Het moet worden gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld. De strafbaarheid van de verdachte Het hof heeft kennis genomen van het in deze zaak uitgebrachte rapport van het Pieter Baan Centrum van 23 januari 2001, opgemaakt door F.A.M.M. Koenraadt, psycholoog, W. Malkus, psychiater en A.W.M. Mooij, zenuwarts. Het rapport houdt onder meer het navolgende in: "Betrokkene is een tot 1997 goed functionerende karakterneurotische, identiteitszwakke man die de zeer zware last heeft te torsen van een veelbelovend getalenteerd trait d'union tussen zijn traditioneel levende ouders en een hen vreemde Franse cultuur met eigen tegenstrijdige normen en waarden. Betrokkene heeft vanaf 1997 zijn positie voelen afbrokkelen. In de eerste plaats was er het auto-ongeluk, een aantasting van zijn net verworven eigen mannelijke identiteit. Betrokkene vraagt dan ook als eerste waar zijn ouders zijn. Dan is er het fiasco van het huwelijk van zijn zus en aantasting van de eer van zowel zijn zus als van hem en de rest van de familie. Ook in zijn "Franse carrière" is er een enorme teleurstelling. De mislukking in zijn universitaire opleiding, gevolgd door een afwijzing van een opleiding voor tolk-vertaler in Duitsland. Betrokkene bezoekt dan een circumcisiefeest van een kennis, waar hij weinig mensen kent (lees: voelt met de nek te zijn aangekeken in verband met zijn aangetaste eer). Betrokkene verlaat gekwetst het feest en uiteindelijk het land (in de auto van vader). In Maastricht aangeland laat betrokkene zich ambivalent meeslepen in een avontuur dat bij voorbaat voor hém homoseksueel gekleurd lijkt. Betrokkene raakt pas werkelijk in paniek als het slachtoffer hem zegt zijn kleren uit te doen, alsof pas dan de homoseksuele aard van het contact bevestigd wordt. De daarop volgende scènes lijken de angst van betrokkene te bevestigen. Betrokkene is ervan overtuigd dat de man hem wil aanranden en verkrachten. Op grond van zijn heftige angst voor zijn homoseksuele verlangens "rukt" hij het slachtoffer in een agressieve impulsdoorbraak "de ogen uit en snijdt hem de hals af". In een poging de homoseksuele aanranding ongedaan te maken, vlucht betrokkene in de heteroseksuele armen van een Antwerpse prostituee. Betrokkene nam een bedrag van f 9.000,-- van het slachtoffer weg, maar het tenlastegelegde - en dan met name de agressiedoorbraak - lijkt toch vooral bepaald te zijn door betrokkenes stoornis zoals omschreven. Conclusie Op grond van het bovenstaande zijn wij van mening dat onderzochte ten tijde van het plegen van het hem ten laste gelegde feit weliswaar de ongeoorloofdheid hiervan heeft kunnen inzien, doch in mindere mate dan de gemiddeld normale mens in staat is geweest zijn wil in vrijheid - overeenkomstig een dergelijk besef - te bepalen. In antwoord op de in hoofde gestelde vraag concluderen de ondergetekenden, dat onderzochte ten tijde van het plegen van het hem ten laste gelegde feit lijdende was aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling zijner geestvermogens, dat dit feit - indien bewezen - hem slechts in verminderde mate kan worden toegerekend." Het hof verenigt zich met de in het hiervoor vermelde rapport vervatte conclusie en maakt deze conclusie tot de zijne. Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar. De redengeving van de op te leggen straf of maatregel Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit, doodslag, en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. Verdachte heeft het slachtoffer [slachtoffer] op gruwelijke wijze om het leven gebracht. Voorafgaand aan de doodslag heeft in het appartement van het slachtoffer een worsteling tussen verdachte en het slachtoffer plaatsgevonden, waarna verdachte vervolgens het slachtoffer de voordeur uit- en de trap heeft afgeduwd. Het slachtoffer is vervolgens van de trap gevallen. Op het moment dat het slachtoffer onder aan de trap in het trappenhuis lag, heeft verdachte in het appartement van het slachtoffer een mes gehaald en na enkele uitzonderlijk wrede handelingen met het slachtoffer te hebben gepleegd, de hals van het slachtoffer met dit mes doorgesneden. Het hof acht het bewezenverklaarde een zeer ernstig feit, waardoor aan de nabestaanden van het slachtoffer veel leed is toegebracht. Het hof neemt voorts in aanmerking de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, alsmede de omstandigheid dat een gewelddadig feit als het onderhavige diepe gevoelens van onrust in de samenleving teweegbrengt. Het hof heeft rekening gehouden met de verminderde mate van toerekeningsvatbaarheid, zoals weergegeven onder "De strafbaarheid van de verdachte". Het hof acht het bewezenverklaarde dermate ernstig dat alleen een vrijheidsbenemende straf van na te melden duur in aanmerking komt. Met betrekking tot de nummers 1 tot en met 17 vermeld op de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende worden gelast, nu geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt. Van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven personenauto, Audi, [nummer], zal de teruggave worden gelast aan de vader van verdachte. Van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven personenauto, Mercedes, [nummer], zal de teruggave worden gelast aan de broer van verdachte. De toegepaste wettelijke voorschriften De strafoplegging is gegrond op de artikelen: 10, 27 en 287 van het Wetboek van Strafrecht. B E S L I S S I N G: Het hof: Vernietigt het beroepen vonnis en doet opnieuw recht. Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart, zoals hiervoor is overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert: "Doodslag". Verklaart de verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van acht jaren. Beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging in verzekering en voorlopige hechtenis alsmede in detentie in België ingevolge een Nederlands verzoek om uitlevering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf daarop geheel in mindering zal worden gebracht. Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de navolgende inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten de nummers 1 tot en met 17 vermeld op de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen. Gelast de teruggave van het navolgende inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een personenauto, Audi, [nummer], aan de vader van verdachte. Gelast de teruggave van het navolgende inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een personenauto, Mercedes, [nummer], aan de broer van verdachte. Dit arrest is gewezen door Mr. Eijsenga, als voorzitter Mrs. Van den Elzen en Sterk, als raadsheren in tegenwoordigheid van Mr. van Breugel, als griffier. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 februari 2001. verdachte: [verdachte], geboren te [geboorteplaats], 1978, wonende te [woonplaats], [adres], thans preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "De Geerhorst" te Maastricht thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande Is bij vonnis van de arrondissementsrechtbank te Maastricht van 14 maart 2000 ter zake van: primair: "Doodslag, gevolgd van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden", veroordeeld tot: twaalf jaar gevangenisstraf, met aftrek van de tijd in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, vrijspraak van hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd dan bewezen is verklaard,