Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD9638

Datum uitspraak2002-02-18
Datum gepubliceerd2002-02-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers03/005592-00
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Parketnummer: 03/005592-00 Datum uitspraak: 18 februari 2002 RECHTBANK MAASTRICHT VONNIS op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen [verdachte], geboren te [B.], wonende te [woonplaats ] , thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - Gev. De Geerhorst, te Sittard. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 december 2001 en 4 februari 2002. De tenlastelegging Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat 1. hij op of omstreeks 17 september 2000 in de gemeente Brunssum door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [benadeelde p[benadeelde partij], zijnde zijn echtegenote, heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van voornoemde [benadeelde partij], hebbende verdachte voornoemde [benadeelde partij] gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of de anus en/of de mond van voornoemde [benadeelde partij] duwde/bracht, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte (meermalen) voornoemde [benadeelde partij] (in het gezicht) heeft geslagen en/of (in haar zij) heeft getrapt/geschopt en/of zijn handen om de keel van voornoemde [benadeelde partij] deed en/of (vervolgens) in haar keel kneep en/of voornoemde [benadeelde partij] bij haar haren pakte en/of (aldus) voor voornoemde [benadeelde partij] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan; 2. hij in of omstreeks de periode vanaf 1 maart 1998 tot en met 16 september 2000 in de gemeente Brunssum en/of de gemeente Heerlen, meermalen, althans eenmaal, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) [naam s[benadeelde partij], zijnde zijn echtgenote, heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van voornoemde [benadeelde partij], hebbende verdachte voornoemde [benadeelde partij] (telkens) gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of de anus en/of de mond van voornoemde [benadeelde partij] duwde/bracht, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin dat verdachte (meermalen) voornoemde [benadeelde partij] heeft geslagen en/of getrapt/geschopt en/of zijn handen om de keel van voornoemde [benadeelde partij] deed en/of (vervolgens) in haar keel kneep en/of voornoemde [benadeelde partij] bij haar haren pakte en/of de (punt van) een mes tegen de keel van voornoemde [benadeelde partij] heeft gehouden en/of een kussen (met kracht) tegen het gezicht van voornoemde [benadeelde partij] heeft gedrukt en/of (aldus) (telkens) voor voornoemde [benadeelde partij] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan. Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat 1. hij op 17 september 2000 in de gemeente Brunssum door geweld [naam s[benadeelde partij], zijnde zijn echtgenote, heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van voornoemde [benadeelde partij], hebbende verdachte voornoemde [benadeelde partij] gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina en de anus en de mond van voornoemde [benadeelde partij] duwde/bracht, en bestaande dat geweld hierin dat verdachte meermalen voornoemde [benadeelde partij] in het gezicht heeft geslagen en voornoemde [benadeelde partij] bij haar haren pakte; 2. hij op 23 april 2000 in de gemeente Brunssum, door geweld [naam s[benadeelde partij], zijnde zijn echtgenote, heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van voornoemde [benadeelde partij], hebbende verdachte voornoemde [benadeelde partij] gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina van voornoemde [benadeelde partij] duwde/bracht, en bestaande dat geweld hierin dat verdachte meermalen voornoemde [benadeelde partij] heeft geslagen en zijn handen om de keel van voornoemde [benadeelde partij] deed, en hij omstreeks de jaarwisseling 1998/1999 in de gemeente Heerlen, door geweld [naam s[benadeelde partij], zijnde zijn echtgenote, heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van voornoemde [benadeelde partij], hebbende verdachte voornoemde [benadeelde partij] gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina van voornoemde [benadeelde partij] duwde/bracht, en bestaande dat geweld hierin dat verdachte zijn handen om de keel van voornoemde [benadeelde partij] deed en in haar keel kneep. Partiële vrijspraak De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. Bewijsmiddelen De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte de hierboven omschreven feiten heeft begaan, op feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Kwalificatie Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten, welke moeten worden gekwalificeerd als volgt: T.a.v. feit 1: Verkrachting, voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht. T.a.v. feit 2: Verkrachting, meermalen gepleegd, voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht. De strafbaarheid van verdachte Ten aanzien van verdachte is door drs. F. van Nunen, klinisch psycholoog, een onderzoek naar de geestvermogens van verdachte ingesteld en van dat onderzoek heeft genoemde psycholoog een rapport, gedateerd 11 december 2000, opgemaakt, welk rapport vermeldt -zakelijk weergegeven- als conclusie: VI Beantwoording der vraagstelling(en) (…) 1. Onderzochte is lijdende aan een ziekelijke stoornis/gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke en passief agressieve kenmerken. Verder is er de neiging zich in zichzelf terug te trekken. De sociale/contactuele mogelijkheden van betrokkene zijn erg beperkt. 2. Hiervan was ten tijde van het tenlastegelegde sprake. 3. Indien het aan betrokkene tenlastegelegde bewezen kan worden kan gesteld worden dat genoemde ziekelijke stoornis/gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens betrokkene's gedragingen ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde beïnvloedde. 4. Indien het aan betrokkene tenlastegelegde bewezen kan worden kan gesteld worden dat bij betrokkene onder invloed van drank opgekropte agressieve impulsen naar zijn (ex) vrouw naar boven kwamen, hij haar opzocht en mede via seks zijn agressie naar haar toe uitageerde. Verder kan gesteld worden dat er sprake was van verminderde toerekeningsvatbaarheid op basis van de genoemde gebrekkige ontwikkeling/persoonlijkheidsstoornis/problematiek. Onder invloed van drank was er sprake van zeer geringe (gewetens)controle. Ten aanzien van verdachte is voorts door mr. C.M.M. Vleugels, psychiater, een onderzoek naar de geestvermogens van verdachte ingesteld en van dat onderzoek heeft genoemde psychiater een rapport, gedateerd 22 maart 2001, opgemaakt, welk rapport vermeldt -zakelijk weergegeven- als conclusie: BEANTWOORDING VRAAGSTELLING 1. Betrokkene is lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, welke in diagnostische zin is te omschrijven als een persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke, ontwijkende en theatrale trekken. (…) 2. Hiervan was ook sprake ten tijde van het plegen van tenlastegelegde. 3. De met zijn persoonlijkheidsstoornis samenhangende gevoelens van afhankelijkheid, insufficiëntie en met gevolg frustratie beïnvloedden (waarschijnlijk gepotentieerd door gebruik van alcohol) zijn gedragskeuzes, c.q. gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde, zodanig dat het tenlastegelegde (mits bewezen) daaruit verklaard kan worden. 4. (…) Hoewel betrokkene aangeeft dat hij sinds zijn TBS niet of nauwelijks alcohol heeft gebruikt, is bij het onderhavige onderzoek gebleken dat daarvan op de dag van het tenlastegelegde wel sprake was. In die zin kan in samenhang met zijn persoonlijkheidsstructuur de drempel tot agressieve impulsdoorbraken als verminderd worden beschouwd en vanuit die optiek zou (mits bewezen) het tenlastegelegde hem enigszins verminderd toegerekend kunnen worden. (…) De rechtbank verenigt zich, gelet op de daarvoor gegeven gronden, geheel met de in de rapporten gegeven conclusies en maakt deze mitsdien tot de hare. Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar. De redengeving van de op te leggen straf Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met: - de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving; - de omstandigheid dat verdachte reeds eerder terzake soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld en hij nu opnieuw van een onvoldoende normbesef heeft blijkgegeven; - de mate waarin het bewezen verklaarde persoonlijk leed teweeg heeft gebracht; - de mate waarin het bewezenverklaarde aan verdachte moet worden toegerekend. De redengeving van de op te leggen maatregelen Het aanvullend rapport d.d. 11 januari 2002 van drs. F. van Nunen, klinisch psycholoog, houdt in -zakelijk weergegeven-: Maatregel: Om de kans op herhaling in de toekomst te voorkomen en/of te beperken is begeleiding/behandeling geïndiceerd Een dwingend voorgeschreven klinische behandeling, die op den duur over zou kunnen gaan in dag- of poliklinische behandeling. Dit laatste als de resultaten van de klinische behandeling hiervoor voldoende basis geven. Juridisch kader: (…) De (…) juridische vorm, waarbinnen de vereiste klinische behandeling kan plaatshebben en waarvoor gekozen kan worden is binnen het juridische kader van een terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging. Het aanvullend rapport d.d. 18 januari 2002 van mr. C.M.M. Vleugels, psychiater, houdt voorts in -zakelijk weergegeven-: (…) Ondergetekende kan de conclusie van het Forensisch Psychiatrisch Circuit Eindhoven en Reclassering Nederland onderschrijven dat (ten tijde van het onderzoek door ondergetekende en kennelijk ook in augustus 2001) ambulant onvoldoende greep op betrokkene kon worden gekregen. Om recidive te voorkomen dient betrokkene gedwongen begeleiding te ondergaan, welke in eerste instantie dan ook klinisch zal moeten worden gerealiseerd, waarbij afhankelijk van de intramurale klinische ontwikkelingen eventueel later ook ambulante begeleiding mogelijk kan zijn. (…) De advisering van ondergetekende d.d. 22 maart 2001 is ook vanuit klinisch perspectief geschreven waarbij "allereerst in een klinische setting (van bijvoorbeeld een forensisch psychiatrische kliniek) een grondige observatie van middelenmisbruik en aanreiken van stevige externe structuur aan de orde moeten zijn". (…) Verkleining van de kans op recidive is alleen mogelijk vanuit een gedwongen klinische situatie. (…) Gezien de inhoud van vorenbedoelde rapporten van drs. Van Nunen en mr. C.M.M. Vleugels en het beeld dat de rechtbank naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van de verdachte heeft gekregen acht de rechtbank termen aanwezig de adviezen op te volgen. De rechtbank zal de verdachte ter beschikking stellen, nu de door verdachte begane feiten zijn misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, en zij op grond van het vorenoverwogene van oordeel is, dat de veiligheid van anderen het opleggen van die maatregel eist, waarbij de rechtbank mede in aanmerking heeft genomen de ernst van de begane feiten. De rechtbank zal bevelen dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd, nu zij, op grond van het vorenoverwogene, van oordeel is dat de veiligheid van anderen de verpleging eist. Nu verdachte ter zake van de hiervoor bewezen verklaarde strafbare feiten zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens het slachtoffer zijnde de hierna te noemen benadeelde partij [naam s[benadeelde partij] aansprakelijk is voor de schade die door die strafbare feiten is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van nader te noemen maatregel besloten. De op te leggen straf en maatregelen zijn -behalve op voormelde artikelen - gegrond op de artikelen 10, 27, 36f, 37a, 38d en 57 van het Wetboek van Strafrecht. De vordering van de benadeelde partij Ter terechtzitting is tevens het formulier, als bedoeld in artikel 51b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, behandeld, waarbij [naam s[benadeelde partij], [adres benadeelde partij], zich ter zake van haar vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij in het strafproces heeft gevoegd. De vordering van de benadeelde partij is, voor zover die hierna zal worden toegewezen, van zodanig eenvoudige aard gebleken dat deze zich voor behandeling in dit strafgeding leent. Nu uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door de hiervoor bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 2150,20, bestaande uit: € 150,20 materiële schade (t.a.v. de feiten 1 en 2) € 2000 immateriële schade (t.a.v. feit 1) en nu aan verdachte ter zake van die feiten een straf en een maatregel zal worden opgelegd, zal deze vordering tot dat bedrag worden toegewezen. Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering van de benadeelde partij - voor wat betreft de immateriële schade tengevolge van feit 2 - voor het overige niet van zodanig eenvoudige aard dat deze zich voor behandeling in dit strafgeding leent, reden waarom zij zal bepalen dat deze benadeelde partij in haar vordering in zoverre niet-ontvankelijk is en die vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. BESLISSINGEN: De rechtbank - verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan; - verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij; - verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert; - verklaart verdachte deswege strafbaar; - veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van TWEE jaren; - beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; - gelast dat de verdachte ter beschikking zal worden gesteld, en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd; - legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam s[benadeelde partij], [adres benadeelde partij], te betalen een bedrag ad. € 2150,20, (tweeduizendhonderdvijftig Euro en twintig Eurocent), bestaande uit: € 150,20 materiële kosten (t.a.v. feit 1 en 2), en €. 2000,00 immateriële kosten (t.a.v. feit 1), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 35 dagen; - verstaat dat toepassing van laatstbedoelde vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot betaling niet opheft; - veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam s[benadeelde partij] te betalen een bedrag van € 2150,20, (tweeduizendhonderdvijftig Euro en twintig Eurocent); - verklaart de benadeelde partij [naam s[benadeelde partij] voornoemd voor het overige in haar vordering niet-ontvankelijk en dat zij deze vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen; - veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij [naam s[benadeelde partij] voornoemd in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil; - bepaalt dat, indien verdachte aan meergenoemde benadeelde partij [naam s[benadeelde partij] voormeld bedrag ad. € 2150,20, heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de staat komt te vervallen. - bepaalt dat, indien verdachte aan de verplichting tot betaling aan de staat van het bedrag ad. € 2150,20, heeft voldaan, de verplichting tot betaling van dat bedrag aan meergenoemde benadeelde partij [naam s[benadeelde partij] komt te vervallen. Dit vonnis is aldus gewezen door mr. W.M.A.E. Cornuit, voorzitter, mr. B.G.L. van der Aa en mr. G.A.M. Heim, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.H. Ross, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 februari 2002, zijnde mr. G.A.M. Heim buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.