Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD9986

Datum uitspraak2002-03-06
Datum gepubliceerd2002-03-08
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersVoorlopige hechtenis
Statusgepubliceerd


Uitspraak

GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN Voorlopige hechtenis Bij akte van de griffier van de rechtbank te Assen van 19 februari 2002 is door mr A.H. Garos, officier van justitie in genoemd arrondissement, hoger beroep ingesteld van de beschikking van de rechter-commissaris in voornoemde rechtbank d.d. 15 februari 2002, waarbij de bewaring is bevolen van [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [adres]. Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep, alsmede de appèlmemorie van de officier van justitie. Het hof heeft gehoord de advocaat-generaal, alsmede de verdachte, zijn ouders en zijn raadsman mr. F. Sieders, advocaat te Coevorden. Overwegingen: Het hoger beroep van de officier van justitie richt zich niet tegen het bevel tot bewaring als zodanig, noch tegen de omschrijving van de vermoedelijk gepleegde strafbare feiten waarop het is gebaseerd, noch tegen de beslissing van de rechter-commissaris dat de voorlopige hechtenis in redelijkheid noodzakelijk is voor het, anders dan door verklaringen van verdachte, aan de dag brengen van de waarheid. De officier van justitie is van oordeel dat aan het bevel tevens ten grondslag dient te worden gelegd, kort omschreven, dat de rechtsorde is geschokt en dat er herhalingsgevaar bestaat. Anders dan de raadsman heeft bepleit, is de officier van justitie in zijn hoger beroep tegen de beslissing van de rechter-commissaris ontvankelijk, omdat zijn vordering in zoverre niet is toegewezen in de zin van artikel 446, eerste lid, Sv. Het hof acht het bezwaar van de officier van justitie gegrond en zal de bestreden beschikking mitsdien vernietigen wat betreft de gronden waarop deze berust, een en ander zoals hieronder te vermelden. De onderzoeksgrond is blijkens mededeling van de advocaat-generaal inmiddels vervallen. Er bestaan gewichtige redenen van maatschappelijke veiligheid die de onverwijlde vrijheidsbeneming van de verdachte en het voortduren van de detentie vorderen, te weten: - dat er sprake is van verdenking van feiten waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van twaalf jaren is gesteld en de rechtsorde ernstig door die feiten is geschokt; - dat er ernstig rekening mede moet worden gehouden, dat de verdachte een misdrijf zal begaan, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes of meer jaren is gesteld of waardoor de gezondheid of veiligheid van personen in gevaar kan worden gebracht dan wel algemeen voor goederen kan ontstaan. Het bestaan van deze gewichtige redenen bestaat uit de omstandigheden dat: - de thans aan verdachte verweten feiten naar hun aard en in het bijzonder voor de slachtoffers zeer ingrijpend zijn en ter plaatse en in de woonplaats van verdachte veel beroering hebben teweeggebracht; - dat er ernstig rekening mede moet worden gehouden, dat de verdachte gezien zijn jeugdige leeftijd en de aard van de hem thans verweten feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, zonder adequaat justitieel ingrijpen opnieuw zulke ernstige feiten zal begaan. Het hof ziet echter in de zeer bijzondere omstandigheden van dit geval - verdachte is reeds enkele weken op vrije voeten en de Raad voor de Kinderbescherming ondersteunt het schorsingsverzoek in een gemotiveerd rapport - aanleiding de bewaring overeenkomstig het verzoek van verdachte te schorsen onder na te noemen voorwaarden. De verdachte heeft verklaard deze te zullen nakomen. Deze beschikking is, behalve op de door de rechter-commissaris reeds aangehaalde wetsartikelen gebaseerd op artikel 5 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 80 en 446 van het Wetboek van Strafvordering. HET GERECHTSHOF, BESCHIKKENDE IN HOGER BEROEP: bevestigt de bestreden beschikking, behoudens de gronden waarop deze berust; vernietigt de beschikking slechts in zoverre; wijzigt de gronden als bovenomschreven; beveelt dat de voorlopige hechtenis met onmiddelijke ingang wordt geschorst op de navolgende voorwaarden: a) dat de verdachte, indien de opheffing der schorsing mocht worden bevolen, zich aan de tenuitvoerlegging van het bevel tot voorlopige hechtenis niet zal onttrekken; b) dat de verdachte, ingeval hij wegens de feiten waarvoor de voorlopige hechtenis is bevolen, tot andere dan vervangende vrijheidsstraf mocht worden veroordeeld, zich aan de tenuitvoerlegging daarvan niet zal onttrekken; c) dat verdachte geen strafbare feiten zal plegen. d) dat de verdachte zodra hij van deze beschikking in kennis is gesteld contact zal opnemen met de Jeugdreclassering te Assen en vervolgens contact met deze instelling zal houden; e) dat de verdachte zich zal gedragen naar alle aanwijzingen hem te geven door de jeugdreclassering ook indien deze aanwijzingen inhouden dat hij zijn medewerking zal verlenen aan verder onderzoek van zijn persoon als hierna te omschrijven. e) dat hij zal medewerken aan een pro-justitia psychologisch onderzoek. Aldus gewezen op 6 maart 2002 door mrs Hermans, als voorzitter, Van den Bergh en Gorter, in tegenwoordigheid van de heer Terhell als griffier en ondertekend door de voorzitter en de griffier voornoemd.