Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD9991

Datum uitspraak2002-03-05
Datum gepubliceerd2002-03-11
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers03/005275-01
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Parketnummer: 03/005275-01 Datum uitspraak: 5 maart 2002 RECHTBANK MAASTRICHT VONNIS op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen [verdachte], geboren te [geboortedatum], wonende te [adres] Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 februari 2002. De tenlastelegging Aan verdachte is na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat 1. hij in of omstreeks het tijdvak van 28 maart 2001 tot en met 29 maart 2001 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partij] heeft bewogen tot de afgifte van (bruids)kleding, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid tegen genoemde [benadeelde partij] gezegd, zakelijk weergegeven dat zijn pinpasje defect was geraakt waardoor hij, verdachte, de kosten, verbonden aan de afgifte van die (bruids)kleding niet via een pinautomaat in die winkel kon voldoen en/of aan genoemde [benadeelde partij] heeft gezegd, zakelijk weergegeven dat hij, verdachte, aan een ongeneeselijke ziekte leed, waardoor die [benadeelde partij] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte; 2. hij in of omstreeks het tijdvak van 30 maart 2001 tot en met 31 maart 2001 te Emst, gemeente Epe, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partij 1] heeft bewogen tot de afgifte van een aantal consumpties, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid bij genoemde [benadeelde partij 1] een schriftelijke prijsopgave van de kosten van het bruiloftsfeest voor akkoord getekend, waardoor [benadeelde partij 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte; 3. hij in of omstreeks de periode van 7 augustus 2000 tot en met 30 maart 2001 op na te noemen plaatsen, in elk geval in Nederland, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte, telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten: - in omstreeks de periode van 9 januari 2001 tot en met 2 april 2001 in de gemeente Epe, in elk geval in Nederland, de diensten van [benadeelde partij 2] (schade ongeveer f. 1690,--) en/of - in of omstreeks de periode van 29 maart 2001 tot en met 30 maart 2001 in de gemeente Epe, in elk geval in Nederland, de diensten van taxibedrijf [benadeelde partij 3] (schade ongeveer f. 1284,--) en/of - in of omstreeks de periode van 10 januari 2001 tot en met 30 maart 2001 te Emst in de gemeente Epe, in elk geval in Nederland, de diensten van muziekduo [benadeelde partij 4] (schade ongeveer f. 1700,--) en/of - in of omstreeks de periode van 14 februari 2001 tot en met 3 april 2001 in de gemeente Epe, in elk geval in Nederland, de diensten van video-express [benadeelde partij 5] (schade ongeveer f.895,--) en/of - in of omstreeks de periode van 17 januari 2001 tot en met 30 maart 2001 in de gemeente Epe, in elk geval in Nederland, de diensten van de afdeling burgerzaken van de gemeente Epe (schade ongeveer f. 1199,--) en/of - in of omstreeks de periode van 13 maart 2001 tot en met 30 maart 2001 in de gemeente Heerlen, in elk geval in Nederland, bloemen (schade ongeveer f.465,--); Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat: hij in of omstreeks de periode van 9 januari 2001 tot en met 2 april 2001 in de gemeente Epe, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (een) personeelslid/leden van [benadeelde partij 2], (telkens) heeft/ hebben bewogen tot de afgifte van consumpties, in elk geval van enig goed, en/of het teniet doen van een inschuld, te weten het niet betalen van een of meer hotelrekening(en) hebbende verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid een schriftelijke bevestiging van de telefonische reservering voor akkoord heeft getekend en/of teruggestuurd en/of zich voorgedaan als een klant, die bereid was voor de genoten consumpties en/of hotelovernachting(en) te betalen, waardoor (een) personeelslid/leden van [benadeelde partij 2] (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte; en/of hij in of omstreeks 29 maart 2001 tot en met 31 maart 2001 in de gemeente Epe, in elk geval in Nederland, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, Taxibedrijf [benadeelde partij 3] (telkens) heeft bewogen tot het teniet doen van een inschuld, te weten het niet betalen van meerdere taxiritten, in elk geval van enig goed, (telkens) hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als een klant, die bereid was om na de bruiloft van 30 maart 2001, voor de taxiritten in verband met de bruiloft te betalen, waardoor Taxibedrijf [benadeelde partij 3] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte; en/of hij in of omstreeks 10 januari 2001 tot en met 31 maart 2001 in de gemeente Epe, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partij 6] en/of [benadeelde partij 7], heeft/ hebben bewogen tot het teniet doen van een inschuld, te weten het niet betalen van het zang en muziek duo [benadeelde partij 4], in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid een schriftelijke bevestiging van de telefonische afspraken voor akkoord getekend en/of teruggestuurd en/of zich voorgedaan als een klant, die bereid was om na de bruiloft voor het zang en muziek duo [benadeelde partij 4] te betalen, waardoor [benadeelde partij 6] en/of [benadeelde partij 7] werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte; en/of hij in of omstreeks 14 februari 2001 tot en met 3 april 2001 in de gemeente Epe, in elk geval in Nederland met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partij 5] heeft bewogen tot de afgifte van een videoband, in elk geval van enig goed, en/of tot het teniet doen van een inschuld, te weten het niet betalen van het filmen van de bruiloft d.d. 30 maart 2001 hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als een klant, die bereid was voor de videoband en/of het filmen te betalen, waardoor [benadeelde partij 5] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte; en/of hij in of omstreeks 17 januari 2001 tot en met 30 maart 2001 in de gemeente Epe, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, ambtena(a)r(en) van burgerzaken van de gemeente Epe heeft/ hebben bewogen tot de afgifte van een trouwboekje , in elk geval van enig goed en/of tot het teniet doen van een inschuld, te weten het sluiten van het huwelijk (tussen [verdachte] en/of [benadeelde partij 9]) hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid aan een ambtenaar van burgerzaken van de gemeente Epe gezegd, zakelijk weergegeven, dat het geld reeds was overgemaakt (naar een rekeningnummer van de gemeente Epe) en/of zich voorgedaan als een klant, die bereid was voor het trouwboekje en/of het sluiten van het huwelijk te betalen, waardoor ambtena(a)r(en van burgerzaken van de gemeente Epe werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte; en/of hij in of omstreeks 13 maart 2001 tot en met 30 maart 2001 in de gemeente Heerlen met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunst-grepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, Bloemsierkunst [benadeelde partij 8] heeft bewogen tot de afgifte van bloemen en/of een geldbedrag (ter hoogte van fl. 100,--), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid tegen [benadeelde partij 8] gezegd, zakelijk weergegeven, dat de bestelde corsages en/of bloemen bij aflevering betaald zouden worden en/of dat hij momenteel geen geld had en/of aan die [benadeelde partij 8] gevraagd om een geldbedrag ter hoogte van fl. 100,-- kon lenen in verband met het dringend regelen van het een en ander in partycentrum in Emst en/of dat zijn vrouw het bankpasje bij haar had en/of een trouwkaart laten zien en/of [benadeelde partij 8] op de trouwkaart laten schrijven, dat hij, verdachte, nog een geldbedrag van fl. 100,-- aan die [benadeelde partij 8] moest betalen en/of zich voorgedaan als een klant, die bereid was voor de bloemen te betalen, waardoor Bloemsierkunst [benadeelde partij 8] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte. De geldigheid van de dagvaarding De rechtbank is van oordeel dat de in het als tweede feit (taxibedrijf [benadeelde partij 3]) en derde feit ([benadeelde partij 6] en/of [benadeelde partij 7]) van het onder 3 subsidiair ten laste gelegde opgenomene, innerlijk tegenstrijdig is nu daarin het kwalificatieve deel en de feitelijke omschrijving daarvan niet met elkaar in overeenstemming kunnen worden gebracht. De dagvaarding zal op deze twee punten nietig worden verklaard. De vrijspraak De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 2 en onder 3 primair is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de rechtbank in het bijzonder overwogen als volgt. Vooropgesteld zij dat niet bewezen kan worden dat de verdachte door het aannemen van een valse naam en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels [benadeelde partij 1] heeft bewogen tot afgifte van enig goed. Voorzover uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte een valse hoedanigheid heeft aangenomen, is dit uitsluitend geschied bij het maken van de reservering, hetgeen overigens heeft plaatsgevonden op een tijdstip gelegen buiten het ten laste gelegde tijdvak. Ten aanzien van het onder 3 primair ten laste gelegde heeft de rechtbank overwogen dat uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen dat in slechts een van de gevallen sprake is van de afgifte van enig goed. In casu is in alle overige gevallen het inhuren van diensten ten laste gelegd. Diensten zijn niet aan te merken als goed in de zin van artikel 326a van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank verwijst in dit verband naar de inhoud van het arrest van de Hoge Raad opgenomen in NJ 1999 onder nummer 325. Het delict dat kan worden gekwalificeerd als flessentrekkerij is dan ook niet vervuld. Ten aanzien van het onder 3 subsidiair als laatste feit opgenomen heeft de rechtbank in het bijzonder overwogen dat de verdachte Bloemsierkunst [benadeelde partij 8] niet heeft bewogen tot de afgifte van de in de tenlastelegging bedoelde bloemen en oordeelt de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat bedoeld geldbedrag van fl. 100,= via enige oplichtingshandeling in het bezit van de verdachte is gekomen. De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en onder 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat 1. hij in het tijdvak van 28 maart 2001 tot en met 29 maart 2001 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels [benadeelde partij] heeft bewogen tot de afgifte van (bruids)kleding, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- in strijd met de waarheid tegen genoemde [benadeelde partij] gezegd, dat zijn pinpasje defect was geraakt waardoor hij, verdachte, de kosten, verbonden aan de afgifte van die (bruids)kleding niet via een pinautomaat in die winkel kon voldoen en aan genoemde [benadeelde partij] heeft gezegd, zakelijk weergegeven dat hij, verdachte, aan een ongeneeselijke ziekte leed, waardoor die [benadeelde partij] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte; 3. (subsidiair) hij in de periode van 28 maart 2001 tot en met 2 april 2001 in Nederland, meermalen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen een valse hoedanigheid personeelsleden van [benadeelde partij 2], heeft bewogen tot de afgifte van consumpties, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- valselijk en in strijd met de waarheid zich voorgedaan als een klant, die bereid was voor de genoten consumpties te betalen, waardoor personeelsleden van [benadeelde partij 2] werden bewogen tot bovenomschreven afgifte, en hij in de periode van 14 februari 2001 tot en met 3 april 2001 in Nederland met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid [benadeelde partij 5] heeft bewogen tot de afgifte van een videoband, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- valselijk in strijd met de waarheid zich voorgedaan als een klant, die bereid was voor het filmen te betalen, waardoor [benadeelde partij 5] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte, en hij in de periode van 17 januari 2001 tot en met 30 maart 2001 in Nederland met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, ambtenaren van burgerzaken van de gemeente Epe heeft bewogen tot de afgifte van een trouwboekje, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- valselijk en in strijd met de waarheid aan een ambtenaar van burgerzaken van de gemeente Epe gezegd dat het geld reeds was overgemaakt (naar een rekeningnummer van de gemeente Epe) en zich voorgedaan als een klant, die bereid was voor het trouwboekje en het sluiten van het huwelijk te betalen, waardoor ambtenaren van burgerzaken van de gemeente Epe werden bewogen tot bovenomschreven afgifte. De partiële vrijspraak De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 en 3 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. De bewijsmiddelen De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte de hierboven omschreven feiten heeft begaan, op feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De kwalificatie Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als: Feit 1: oplichting, voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht; Feit 3 subsidiair: oplichting, driemaal gepleegd, voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht. De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar. De redengeving van de op te leggen straffen Bij de bepaling van de op te leggen straffen en maatregel is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Bij de straftoemeting heeft de rechtbank ten bezware van verdachte er rekening mee gehouden dat: - verdachte terzake soortgelijke strafbare feiten reeds eerder is veroordeeld; - verdachte heeft erkend zich schuldig te hebben gemaakt aan strafbare feiten, vervat in het dossier met het parketnummer 03/030613-00, terzake waarvan de officier van justitie heeft medegedeeld dat verdachte daarvoor niet afzonderlijk is of zal worden vervolgd, te weten: 21 december 1999, Heerlen, flessentrekkerij tav Bastion Hotel, kocht op naam N., 5 april 2000, Heerlen, oplichting van hotel de la Station door verblijf en consumpties etcetera niet te betalen. De raadsman heeft in verband met de toe te passen strafmaat -zakelijk weergegeven- het navolgende naar voren gebracht: De inbewaringstelling is niet terecht geweest. Voor de inbewaringstelling is namelijk slechts opgevoerd de recidivegrond. Voor een deel van diezelfde feiten was cliënt overigens kort tevoren in de zaak "Epe" in verzekering gesteld. Hierop is geen inbewaringstelling gevolgd en werd cliënt in vrijheid gesteld. Vervolgens wordt hij in de zaak "Heerlen" aangehouden en in verzekering gesteld voor dezelfde feiten plus slechts een enkel ander feit. Ondanks deze toevoeging bleef de inbewaringstelling ongegrond. Er is bovendien een te lange termijn verstreken alvorens door de rechter-commissaris de inbewaringstelling werd bevolen. Dit is in strijd met artikel 5, derde lid, van het Verdrag van Rome. De beslissing tot de verlenging van de inverzekeringstelling is bovendien veel te laat aan cliënt uitgereikt. Hiermee was er geen rechtsgeldige titel voor de vrijheidsbeneming van mijn cliënt. Ik vraag u in dit verband acht te slaan op het bepaalde in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Dit is van belang bij de bepaling van de strafmaat. De rechtbank heeft dienaangaande het navolgende overwogen. De rechtbank stelt vast dat naast de recidivegrond tevens werd opgevoerd de onderzoeksgrond, zodat de inbewaringstelling rechtmatig is bevolen. Tegen het oordeel van de rechter-commissaris gegeven aangaande de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling staat geen hogere voorziening open. In het geval dat de rechtbank deze beslissing van de rechter-commissaris zou beoordelen, zou daarmee het gesloten stelsel van rechtsmiddelen worden doorkruist. De rechtbank zal het verweer van de raadsman derhalve niet bij de straftoemeting betrekken. De vorderingen van de benadeelde partijen Ter terechtzitting zijn tevens de formulieren, als bedoeld in artikel 51b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, behandeld, waarbij [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2], [benadeelde partij 6], [benadeelde partij 5], de Gemeente Epe en [benadeelde partij 9] zich ter zake van hun vorderingen tot schadevergoeding als benadeelde partijen in het strafproces hebben gevoegd. Gelet op de omstandigheid dat de verdachte ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken, kan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet in zijn vordering worden ontvangen. Nu uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de [benadeelde partij 2] door het hiervoor onder 3 subsidiair (als eerste ten laste gelegde) bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 117,67 en nu aan verdachte ter zake van dat feit een straf zal worden opgelegd, zal deze vordering tot dat bedrag worden toegewezen. De [benadeelde partij 2] zal voor het overige in haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien uit het onderzoek ter terechtzitting niet is komen vast te staan dat de gestelde schade ter zake de verblijfskosten als bedoeld op de bijlagen I, II en IV rechtstreeks door vorenbedoeld feit is toegebracht. Gelet op de omstandigheid dat de verdachte ten aanzien van het onder 3 subsidiair, als tweede ten laste gelegde feit, zal worden vrijgesproken, kan de [benadeelde partij 6] niet in zijn vordering worden ontvangen. Nu uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de [benadeelde partij 5] door het hiervoor onder 3 subsidiair (als vierde ten laste gelegde) bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht tot het door hem gevorderde bedrag van € 406,13, en nu aan verdachte ter zake van dat feit een straf zal worden opgelegd, zal deze vordering geheel worden toegewezen. Nu uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij de Gemeente Epe door het hiervoor onder 3 subsidiair (als vijfde ten laste gelegde) bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht tot het door hem gevorderde bedrag van € 544,31 en nu aan verdachte ter zake van dat feit een straf zal worden opgelegd, zal deze vordering geheel worden toegewezen. Gelet op de omstandigheid dat de verdachte ten aanzien van het onder 3 subsidiair, als zesde ten laste gelegde feit, zal worden vrijgesproken, kan de [benadeelde partij 8] niet in zijn vordering worden ontvangen. Daar het feit waarop de vordering van de [benadeelde partij 9] berust, niet is ten laste gelegd, zal deze vordering moeten worden afgewezen De op te leggen straffen en maatregel zijn -behalve op voormelde artikelen- gegrond op de artikelen 9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht. DE BESLISSINGEN: De rechtbank - verklaart de dagvaarding ten aanzien van de in het onder 3 subsidiair ten laste gelegde tweede en derde feit partieel nietig; - verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 2 en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij; - verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 en onder 3 subsidiair ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan; - verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 en 3 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij; - verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat verdachte strafbaar is; - veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van vier maanden; - beveelt, dat de opgelegde gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde niet heeft nageleefd de voorwaarde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren niet schuldig te maken aan een strafbaar feit; - veroordeelt verdachte tot een taakstraf die zal bestaan uit een werkstraf, te weten het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van tweehonderdveertig uren; - verstaat dat deze taakstraf moet zijn voltooid binnen een jaar nadat dit vonnis onherroepelijk is geworden; - beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis voor de duur van honderdtwintig dagen zal worden toegepast; - beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (waaronder tevens begrepen de tijd die de veroordeelde in Apeldoorn in verzekering gesteld is geweest) en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, naar de maatstaf van twee uren per dag; - legt aan de verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2] [adres] te betalen een bedrag van € 117,67 (honderd zeventien euro en zevenenzestig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 4 dagen; - verstaat dat toepassing van laatstbedoelde vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot betaling niet opheft; - veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de [benadeelde partij 2] [adres] te betalen een bedrag van € 117,67 (honderd zeventien euro en zevenenzestig cent); - verklaart de [benadeelde partij 2] voornoemd voor het overige in haar vordering niet-ontvankelijk; - veroordeelt verdachte in de kosten door de [benadeelde partij 2] voornoemd in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil; - bepaalt dat, indien verdachte aan de [benadeelde partij 2] voormeld bedrag van € 117,67, heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de staat komt te vervallen; - bepaalt dat, indien verdachte aan de verplichting tot betaling aan de staat van het bedrag van € 117,67, heeft voldaan, de verplichting tot betaling van dat bedrag aan de [benadeelde partij 2] komt te vervallen; - legt aan de verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 5], [adres], te betalen een bedrag van € 406,13, (vierhonderd zes euro en dertien cent ), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 16 dagen; - verstaat dat toepassing van laatstbedoelde vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot betaling niet opheft; - veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de [benadeelde partij 5], [adres], te betalen een bedrag van €406,13, (vierhonderd zes euro en dertien cent), - veroordeelt verdachte in de kosten door de [benadeelde partij 5] voornoemd in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil; - bepaalt dat, indien verdachte aan de [benadeelde partij 5], voormeld bedrag van € 406,13, heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de staat komt te vervallen; - bepaalt dat, indien verdachte aan de verplichting tot betaling aan de staat van het bedrag van € 406.13, heeft voldaan, de verplichting tot betaling van dat bedrag aan de [benadeelde partij 5] komt te vervallen; - legt aan de verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer de Gemeente Epe, [adres] te betalen een bedrag van € 544,31, (vijfhonderd vierenveertig euro en eenendertig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 21 dagen; - verstaat dat toepassing van laatstbedoelde vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot betaling niet opheft; - veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij de Gemeente Epe, [adres] te betalen een bedrag van € 544,31 (vijfhonderd vierenveertig euro en eenendertig cent); - veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij de Gemeente Epe voornoemd in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil; - bepaalt dat, indien verdachte aan de benadeelde partij de Gemeente Epe voormeld bedrag van € 544,31 heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de staat komt te vervallen; - bepaalt dat, indien verdachte aan de verplichting tot betaling aan de staat van het bedrag van € 544,31 heeft voldaan, de verplichting tot betaling van dat bedrag aan de benadeelde partij de Gemeente Epe komt te vervallen; - verklaart de [benadeelde partij 6] in zijn vordering niet-ontvankelijk; - veroordeelt de [benadeelde partij 6] voornoemd in de kosten, door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil; - verklaart de [benadeelde partij 1] in zijn vordering niet-ontvankelijk; - veroordeelt de [benadeelde partij 1] voornoemd in de kosten, door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil; - verklaart de [benadeelde partij 8], [adres] in zijn vordering niet-ontvankelijk; - veroordeelt de [benadeelde partij 8] voornoemd in de kosten, door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil; - wijst de vordering van de [benadeelde partij] 9] af; - veroordeelt de [benadeelde partij 9] voornoemd in de kosten, door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil. Dit vonnis is aldus gewezen door mr. E.H.A.F.M. Krol voorzitter, mr. P.H.J. Frénay, en mr. M. Timmers, rechters, in tegenwoordigheid van J.Th.G. Coenders, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 maart 2002, zijnde mr. Frénay buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.