Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE0137

Datum uitspraak2001-06-15
Datum gepubliceerd2004-10-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers1200001300 en 1200001300A
Statusgepubliceerd


Indicatie

Medeplegen invoeren, vervoeren en aanwezig hebben van (ruim 30 kg.) cocaïne. Voorhanden hebben van twee pistolen en munitie. Aanwezig hebben van 16 gram MDMA respectievelijk 1 gram heroïne.
7 jaar gevangenisstraf.


Uitspraak

Rolnummer 2200295500 parketnummers 1200001300 en 1200001300A datum uitspraak 15 juni 2001 tegenspraak GERECHTSHOF TE ’s-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken ARREST gewezen op het hoger beroep, ingesteld door de officier van justitie tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Middelburg van 15 november 2000 in de strafzaak tegen [verdachte], geboren te [plaats] (Suriname) op [...] 1972, thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "De Torentijd" te Middelburg. 1. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 1 juni 2001. 2. Tenlastelegging Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaardingen, waarvan kopieën in dit arrest zijn gevoegd. Het hof heeft de feiten die in deze dagvaardingen zijn opgenomen, van een doorlopende nummering voorzien. Het hof zal die nummering in dit arrest aanhouden. De inleidende dagvaarding met het parketnummer 1200001300 is ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd. Van de vordering wijziging tenlastelegging is een kopie gevoegd in dit arrest. 3. Omvang van het hoger beroep Het hoger beroep van de officier van justitie is blijkens mededeling op de terechtzitting niet gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep genomen beslissingen ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Het hof verstaat dat het hoger beroep eveneens niet is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep genomen beslissing inhoudende partiële niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in zijn vervolging ten aanzien van de onder 5 tenlastegelegde feiten. Waar hierna wordt gesproken van" de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen. 4. Beoordeling van het vonnis Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt. 5. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3,4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt. Bijlage: 3. hij in de periode van 1 januari 1997 tot en met 10 mei 2000, in de gemeenten Vlissingen en Rotterdam en Haarlemmermeer en in Suriname tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en vervoerd en aanwezig heeft gehad handelshoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne zijnde cocaïne een middel als bedoeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I 4. hij op 10 mei 2000, in de gemeente Rotterdam Vuurwapens van categorie III, te weten een (semi-automatisch) pistool (merk HS, kal. 9x19, serienummer 86778) en een (semi-automatisch) pistool (merk Walther, model PP, kal 7,65), serienummer 26519), met voor dat eerste respectievelijk tweede wapen geschikte munitie in de zin van artikel 2 lid 2 Categorie III, te weten 13 kogelpatronen (merk S&B, kal 9x19 Luger) en kogelpatronen (merk S&B, kal 7,65) voorhanden heeft gehad; 5. hij op 10 mei 2000, in de gemeente Rotterdam respectievelijk Middelburg, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 16 gram van een materiaal bevattende MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) respectievelijk ongeveer 1 gram heroïne, middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I; Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezen verklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging. 6. Bewijsvoering Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen. 7. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde levert op: 3. Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd, en Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd, en Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd. 4. Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot meer dan één vuurwapen van Categorie III, en Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd 5. Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd. 8. Strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. 9. Strafmotivering De verdachte is in eerste aanleg ter zake van het onder 3, 4 en 5 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van vier jaren en zes maanden, met aftrek van voorarrest. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 3, 4 en 5 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van acht jaren, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan het meermalen invoeren en vervoeren van ruim 30 kg cocaïne door middel van koeriers. De verdachte heeft een belangrijke organisatorische rol gespeeld, nu hij degene was die koeriers ronselde en die de transporten regelde. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van deze harddrug de gezondheid van de gebruikers schaadt en bovendien de met de verslavingsproblematiek gepaard gaande criminaliteit in de hand werkt. Gelet op de door verdachtes toedoen ingevoerde hoeveelheid is de volksgezondheid ernstig in gevaar gebracht. Meer in het bijzonder heeft de verdachte het leven van de koeriers in gevaar gebracht, nu zij veelal de cocaïne vervoerden door relatief grote hoeveelheden bolletjes cocaïne in te nemen. Deze vorm van smokkelen brengt een groot gevaar met zich mee voor de koerier, omdat het opengaan van een of meer bolletjes cocaïne in het lichaam kan leiden tot een dodelijke overdosis. Uit het dossier is gebleken dat niet alle bolletjes totdat zij werden uitgescheiden geheel intact bleven, zodat kan worden gesproken van acuut en reëel gevaar voor de gezondheid van de koeriers. De verdachte heeft misbruik gemaakt van de afhankelijke positie waarin deze mensen veelal verkeerden, hetzij doordat zij verslaafd waren, hetzij doordat er op hen een grote schuldenlast drukte. De verdachte zocht bewust naar koeriers in kringen waar hij deze mensen kon benaderen. Het hof rekent het de verdachte dan ook zwaar aan dat hij de gezondheid van anderen in gevaar bracht enkel en alleen uit financieel gewin. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van vuurwapens met bijbehorende munitie en het aanwezig hebben van heroïne en XTC. Het is met name de combinatie van harddrugs en het voorhanden hebben van vuurwapens die kan leiden tot het daadwerkelijk gebruik van de vuurwapens. Het bezit van de vuurwapens en de munitie wordt de verdachte dan eveneens streng aangerekend. Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister, eerder voor Opiumdelicten tot langdurige gevangenisstraf is veroordeeld, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden op de ingeslagen weg voort te gaan. Nu de verdachte er ter terechtzitting blijk van heeft gegeven het verwerpelijke van zijn handelen niet of nauwelijks te onderkennen, moet worden gerekend met de kans dat hij zich later wederom uit financieel gewin aan misdrijven als de thans bewezenverklaarde zal schuldig maken. Het hof is van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te melden duur passend en geboden is. 10. Toepasselijke wettelijke voorschriften Het hof heeft gelet op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht alsmede op de artikelen 2 (oud en nieuw) en 10 van de Opiumwet en op de artikelen 26 en 55 (oud) van de Wet wapens en munitie. 11. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht. Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 3, 4 en 5 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij. Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte te dier zake strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van ZEVEN JAREN. Bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht. Dit arrest is gewezen door mrs Von Brueken Fock, Aler en Korvinus, in bijzijn van de griffier mr De Vries. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 15 juni 2001. Mr Korvinus is buiten staat dit arrest te ondertekenen.