Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE0148

Datum uitspraak2000-07-06
Datum gepubliceerd2004-10-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers1200538399
Statusgepubliceerd


Indicatie

Moord. Slachtoffer, met wie verdachte ruzie had, doodgeschoten op klaarlichte dag in het centrum van Middelburg op de stoep van een café ten aanschouwe van publiek.
Overweging m.b.t. voorbedachte raad.
8 jaar gevangenisstraf.


Uitspraak

Rolnummer 2200004000 Parketnummer 1200538399 Datum uitspraak 6 juli 2000 Tegenspraak GERECHTSHOF TE ’s-GRAVENHAGE Meervoudige kamer voor strafzaken ARREST Gewezen op het hoger beroep, ingesteld door de verdachte en de officier van justitie tegen het vonnis van de arrondissementrechtbank te Middelburg van 6 januari 2000 in de strafzaak tegen [verdachte] geboren te [plaats] op [...] 1975, thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting “Torentijd” te Middelburg. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 22 juni 2000. Beoordeling van het vonnis Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoerde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt. Bijlage: Hij op 1 mei 1999, in de gemeente Middelburg, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, Immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een pistool meermalen gericht geschoten op genoemde [slachtoffer] tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden; Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging. Bewijsvoering Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen. Overweging met betrekking tot de bewezenverklaarde voorbedachte raad 1. Zoals uit de bewijsmiddelen blijkt is verdachte op 1 mei 1999 kort na het middaguur naar cafe [ ] te Middelburg gegaan. Daarbij heeft hij een pistool dat hij een aantal dagen daarvoor had aangeschaft met het oog op de conflictueuze situatie tussen hem en het slachtoffer, alsmede een patroonhouder meegenomen. In genoemd cafe dat gelegen is aan [adres] heeft verdachte gebeld naar cafe [ ] en aan de zich daar bevindende [slachtoffer] te kennen gegeven -zakelijk weergegeven- dat het slachtoffer naar [adres] moest komen en dat hij, verdachte, daar op het slachtoffer wachtte. Beeft dit op een gegeven moment aan het slachtoffer meegedeeld. 2. Daarop is het slachtoffer naar cafe [ ] gegaan waar hij verdachte trof. Tussen beiden ontstond ruzie. Op een gegeven moment is verdachte naar het toilet gegaan. Bij verdachte's terugkomst in het cafe liep het slachtoffer naar buiten. Verdachte is het slachtoffer gevolgd. Toen beiden buiten waren heeft het slachtoffer verdachte uitgedaagd om te vechten. Daarop heeft verdachte zijn pistool gepakt en (vrijwel) onmiddellijk het vuur op het slachtoffer geopend. Nadat het slachtoffer gewond op de grond is gevallen heeft verdachte nog een paar keer gericht op hem geschoten. 3. Verdachte heeft verklaard dat, op het moment dat hij cafe [ ] betrad, de patroonhouder zich niet in het pistool evond. Uitgaande van die verklaring en gelet op het hiervoor onder 1 en 2 overwogene meent het hof dat het iet anders kan dan dat verdachte op enig moment tussen zijn betreden van het cafe en de schietpartij -op zijn laatst tijdens zijn verblijf op het toilet- de patroonhouder in het pistool heeft gedaan en het pistool heeft doorgeladen. 4. Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat de daad van verdachte niet het gevolg is geweest van een ogenblikkelijke gemoedsbeweging, maar van een enige tijd tevoren -namelijk laatstgenomen ten tijde van zijn verblijf in het toilet van café [ ] genomen besluit, terwijl hij in de tussengelegen tijd heeft kunnen nadenken over en zich rekenschap heeft kunnen geven ven de betekenis en gevolgen van zijn daad. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde levert op: Moord. Strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. Strafmotivering De verdachte is in eerste aanleg terzake van het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 12 jaar met aftrek van voorarrest. De advocaat-generaal heeft eensluidend gevorderd. Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft op klaarlichte dag in het centrum van Middelburg op de stoep voor het terras van een café ten aanschouwe van publiek van dichtbij op het slachtoffer geschoten tengevolge waarvan deze is overleden. Het laat zich denken dat de nabestaanden van het slachtoffer diep getroffen zijn. Moord is een der ernstigste misdrijven die de strafwetgeving kent. Een misdrijf als het onderhavige schokt de rechtsorde in hoge mate; daarnaast veroorzaakt het gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Het hof rekent de verdachte dit dan ook zwaar aan. Anderzijds acht het hof het aannemelijk dat verdachte gedurende lange tijd in vrees voor het slachtoffer heeft geleefd en dat hij zelfs vlak voor het bewezenverklaarde feit nog door het slachtoffer is uitgedaagd tot een vechtpartij. Over de persoon van de verdachte zijn de volgende rapporten uitgebracht: 1. een voorlichtingsrapport, d.d. 6 augustus 1999, van de Reclassering Nederland, Ressort Den Haag, unit Middelburg; 2. een psychiatrisch rapport, d.d. 9 juli 1999, van dr. J. van Borssum Waalkes, psychiater; 3. een psychiatrisch rapport, d.d. 26 juli 1999 van drs. E.D. Wassenaar, psycholoog; 4. een rapport, d.d. 14 december 1999, van P.K.J. Ronhaar, psychiater, en E.H. Ameling , psycholoog bij het Pieter Baan Centrum, psychiatrische Observatiekliniek van het Gevangeniswezen. De onder 2 tot en met 4 genoemde rapporten behelzen als conclusie van de deskundigen dat de verdachte ten tijde van het plegen van het hem tenlastegelegde feit niet lijdende was aan een gebrekkige ontwikkeling of een ziekelijke stoornis van zijn geestesvermogens, zodat dit feit hem (volledig) kan worden toegerekend. Het hof neemt deze conclusie over en maakt die tot de zijne. Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat alleen een geheel onvoorwaardelijke vrijheidbenemende straf van na te melden duur passend en geboden is. Toepasselijke wettelijke voorschriften Het hof heeft gelet op artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht. Verklaart bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij. Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte te dier zake strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van ACHT JAAR. Bepaalt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de uitvoering van de opgeleged gevangenisstraf in mindering wodrt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht. Dit arrest is gewezen door mrs Hamakar, wurzer en Raven, in bijzijn van e griffier mr Bakker. Het is uitgesproken op de openbae terechtzitting van het hof van 6 juli 2000. Mr Raven is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.