Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE0224

Datum uitspraak2002-02-01
Datum gepubliceerd2002-03-18
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Zittingsplaats's-Gravenhage
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 01/15616
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bewaring / schadevergoeding. Eiser, een Marokkaan dan wel Spanjaard, heeft enige tijd na de opheffing van de vreemdelingenbewaring om schadevergoeding verzocht. Ingevolge artikel 106 Vw 2000 kan door de rechtbank schadevergoeding worden toegekend tegelijk met het bevel tot opheffing van de maatregel strekkende tot vrijheidsontneming, danwel indien de maatregel reeds voor de zitting door verweerder is opgeheven. Het verzoek om schadevergoeding dient blijkens de wet gekoppeld te zijn aan het verzoek om opheffing van de bewaring, dan wel uiterlijk gedaan te worden op de zitting naar aanleiding van de maatregel van bewaring. Artikel 89 Wetboek van Strafrecht, dat in het derde lid een termijn geeft van drie maanden na afloop van de zaak waarin nog een verzoek om schadevergoeding kan worden gedaan, is niet van overeenkomstige toepassing verklaard. De regeling uit de REK-uitspraak AWB 95/6472 is niet in artikel 106 Vw 2000 verwerkt. De rechtbank is van oordeel dat een verzoek om schadevergoeding slechts gecombineerd met een beroep gericht tegen de maatregel van de bewaring of ter bewaringszitting kan worden ingediend. Binnen het in de Vw 2000 neergelegde stelsel van rechtsbescherming tegen conservatoire maatregelen bestaat geen ruimte voor een verzoek om schadevergoeding zonder accessoir beroep tegen de onderliggende conservatoire maatregel. Het onderhavige verzoek, gedaan ruim vier maanden nadat de bewaring van de vreemdeling is geëindigd, dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard. De gemachtigde kan bij verweerder een zuiver schadebesluit uitlokken. Beroep niet-ontvankelijk.


Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage sector bestuursrecht vreemdelingenkamer, meervoudig __________________________________________________ UITSPRAAK ingevolge artikel 8:77 Algemene wet bestuursrecht (Awb) beroep vrijheidsontnemende maatregel __________________________________________________ Reg.nr : AWB 01/15616 VRWET Inzake : A, alias A, thans verblijvende in het Huis van Bewaring te Ter Apel, hierna te noemen de vreemdeling, gemachtigde mr. C.G.A. van Meel, advocaat te Amsterdam, tegen : de Staatssecretaris van Justitie, verweerder, gemachtigde mr. A. Pahladsingh, ambtenaar ten departemente. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING 1. De vreemdeling heeft gesteld te zijn geboren op [...]1976 en de Marokkaanse, dan wel Spaanse nationaliteit te hebben. 2. Op 26 januari 2001 heeft de rechtbank een verzoekschrift ontvangen, waarin wordt verzocht om toekenning van een schadevergoeding wegens ondergane vreemdelingenbewaring. Verweerder heeft bij brief van 8 mei 2001 een verweerschrift ingediend. 3. Openbare behandeling van dit beroep heeft plaatsgevonden op 28 januari 2002. Partijen hebben kenbaar gemaakt niet ter zitting te verschijnen. II. OVERWEGINGEN 1. Bij bevel tot bewaring van 3 september 2000 is de vreemdeling op grond van artikel 26, eerste lid, aanhef en onder a van de Vreemdelingenwet (Vw 1965) in bewaring gesteld. Namens de vreemdeling heeft mr. C.G.A. van Meel op 5 september 2000 hiertegen beroep ingesteld. Voornoemd beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, op 15 september 2000, alwaar bij mondelinge uitspraak het beroep gegrond is verklaard en de opheffing van de bewaring is bevolen met ingang van dezelfde dag. 2. De gemachtigde van de vreemdeling heeft aangevoerd dat toentertijd niet om schadevergoeding is verzocht omdat de gemachtigde het onzorgvuldig vindt om voor iemand van wie hij geen adres heeft, van wie hij de juiste naam niet weet en van wie hij mag aannemen dat hij nooit meer iets van hem hoort na vrijlating, schadevergoeding te vragen. Eerst nadat de vreemdeling volkomen onverwacht op 27 november 2000 het kantoor van de gemachtigde, voornoemd, binnenstapte en om schadevergoeding vroeg heeft de gemachtigde het verzoek ingediend. 3. Uit de stukken blijkt dat verweerder niet-ontvankelijkheid bepleit, omdat justitiabelen anders na jaren nog met een verzoek om schadevergoeding kunnen komen. 4. Op 1 april 2001 is de Vreemdelingenwet 2000 (Vw2000) in werking getreden. De inhoudelijke bepalingen van deze wet gelden sinds die datum ook voor lopende zaken. De mogelijkheid om schadevergoeding te vragen naar aanleiding van onrechtmatige bewaring is thans geregeld in artikel 106, dat vrijwel identiek is aan artikel 34j Vw1965. De eerste volzin van beide artikelen luidt: “Indien de rechtbank de opheffing van een maatregel strekkende tot vrijheidsontneming beveelt, dan wel de vrijheidsbeneming reeds voor de behandeling van het verzoek om opheffing van die maatregel wordt opgeheven, kan zij aan de vreemdeling een vergoeding ten laste van de Staat toekennen.“ Ingevolge de wet kan derhalve door de rechtbank schadevergoeding worden toegekend tegelijk met het bevel tot opheffing van de maatregel, danwel indien de maatregel reeds voor de zitting door verweerder is opgeheven. Het verzoek om schadevergoeding dient blijkens de wet dus gekoppeld te zijn aan het verzoek om opheffing van de bewaring, dan wel uiterlijk gedaan te worden op de zitting naar aanleiding van de maatregel van bewaring. De rechtbank stelt vast dat artikel 89 van het Wetboek van Strafrecht, dat in het derde lid een termijn geeft van drie maanden na afloop van de zaak waarin nog een verzoek om schadevergoeding kan worden gedaan, niet van overeenkomstige toepassing is verklaard. De Rechtseenheidskamer Vreemdelingenzaken heeft in zijn uitspraak van 2 november 1995, kenmerk 95/6472, een regeling getroffen voor gevallen waarin de bewaring is opgeheven voordat daartegen beroep is ingesteld. Het verzoek om schadevergoeding moet dan binnen vier weken worden gedaan. De wetgever heeft echter kennelijk geen aanleiding gezien om deze jurisprudentie in artikel 106 Vw2000 te verwerken. Gezien het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat een verzoek om schadevergoeding slechts gecombineerd met een beroep gericht tegen de maatregel van de bewaring of ter bewaringszitting kan worden ingediend. Binnen het in de Vw2000 neergelegde stelsel van rechtsbescherming tegen conservatoire maatregelen bestaat geen ruimte voor een verzoek om schadevergoeding zonder accessoir beroep tegen de onderliggende conservatoire maatregel. Het onderhavige verzoek, gedaan ruim vier maanden nadat de bewaring van de vreemdeling is geëindigd, dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard. Overigens staat het gemachtigde vrij verweerder een zuiver schadebesluit te ontlokken, waartegen bestuursrechtelijke rechtsmiddelen van bezwaar en beroep kunnen worden aangewend. 5. Van omstandigheden op grond waarvan één der partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is niet gebleken. II. BESLISSING De Rechtbank 's-Gravenhage, RECHT DOENDE: verklaart het beroep niet-ontvankelijk. III. RECHTSMIDDEL Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open. Aldus gedaan door mr. J. Eisses, mr. G.P. Kleijn en mr. drs. J.J.P. Bosman en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2002 in tegenwoordigheid van J.A. de Kievit-Tempels, griffier. afschrift verzonden op: