
Jurisprudentie
AE0226
Datum uitspraak2002-03-08
Datum gepubliceerd2002-03-18
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200201117/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2002-03-18
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200201117/1
Statusgepubliceerd
Uitspraak
Raad
van State
200201117/1.
Datum uitspraak: 8 maart 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de vereniging “PF”, gevestigd te Eindhoven,
appellante,
en
het Centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 20 februari 2002, bekendgemaakt in de Staatscourant van 21 februari 2002, heeft verweerder ten behoeve van de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal onder nummer 90 ingeschreven in het door hem bijgehouden register bedoeld in artikel G1, eerste lid, van de Kieswet de aanduiding ‘Lijst Pim Fortuyn’. Dit besluit is aangehecht.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 22 februari 2002, bij de Raad van State ingekomen op 25 februari 2002, beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 maart 2002, waar appellante, vertegenwoordigd door B.A. van Drooge, gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. C.A.R. de Beus, gemachtigde, zijn verschenen. Voorts is verschenen de vereniging “Lijst Pim Fortuyn”, vertegenwoordigd door mr. I.J.M.I. Souren, advocaat te Rotterdam.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel G 1, eerste lid, eerste volzin, van de Kieswet kan een politieke groepering die een vereniging is met volledige rechtsbevoegdheid aan het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer schriftelijk verzoeken de aanduiding waarmee zij voor die verkiezing op de kandidatenlijst wenst te worden vermeld, in te schrijven in een register dat door het centraal stembureau wordt bijgehouden.
Ingevolge artikel G 1, vierde lid, van de Kieswet, voorzover hier van belang, beschikt het centraal stembureau slechts afwijzend op het verzoek, indien:
b. de aanduiding geheel of in hoofdzaak overeenstemt met een reeds geregistreerde aanduiding van een andere politieke groepering, of met een aanduiding waarvoor reeds eerder op grond van dit artikel een registratieverzoek is ingediend, en daardoor verwarring te duchten is;
c. de aanduiding anderszins misleidend is voor de kiezers.
2.2. Ter zitting heeft appellante de beroepsgrond met betrekking tot artikel G 1, vierde lid, onder b, van de Kieswet ingetrokken.
2.3. Appellante is een vereniging die volgens haar statuten zich ten doel stelt de realisatie van een betere Technische Universiteit Eindhoven, met als invalshoek onderwijs en studentenzaken. Appellante heeft bezwaar tegen de aanduiding ‘Lijst Pim Fortuyn’. Naar de mening van appellante is deze naam misleidend omdat deze kan worden afgekort tot ‘PF’, zijnde de naam van haar vereniging.
2.4. De aanduiding van de politieke groepering waarvan registratie is aangevochten, is ‘Lijst Pim Fortuyn’. Slechts deze aanduiding is ter zake van alle procedures op grond van de Kieswet die samenhangen met de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer van belang. Dat deze aanduiding mogelijk in de media wordt afgekort, maakt dit niet anders. Een aanduiding waarvan registratie wordt verzocht levert slechts dan misleiding als bedoeld in artikel G 1, vierde lid, onder c, van de Kieswet op, indien de gevestigde naam of aanduiding betrekking heeft op een politieke of maatschappelijke groepering of instelling verbonden met of verwant aan het staats- dan wel het gemeentebestel. De vereniging “PF” is geen groepering als hiervoor bedoeld. Van misleiding als bedoeld in artikel G 1, vierde lid, aanhef en onder c, van de Kieswet is dan ook geen sprake.
2.5. Het beroep is ongegrond.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.H.B. van der Meer, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.W. Mackenzie, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Meer w.g. Mackenzie
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 maart 2002
44-343.