
Jurisprudentie
AE0239
Datum uitspraak2001-12-12
Datum gepubliceerd2002-03-18
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200102118/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2002-03-18
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200102118/1
Statusgepubliceerd
Uitspraak
Raad
van State
200102118/1.
Datum uitspraak: 12 december 2001
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Middelburg van 13 maart 2001 in het geding tussen:
appellant en vier anderen
en
burgemeester en wethouders van Terneuzen.
1. Procesverloop
Na toepassing van een van de in afdeling 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) geregelde procedures, hebben burgemeester en wethouders van Terneuzen (hierna: burgemeester en wethouders) bij besluit van 30 november 1999, onder het stellen van voorschriften, ontheffing verleend van artikel 4.1.7 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Terneuzen (hierna: de APV) voor het ten gehore brengen van carillonmuziek vanuit de St. Willibrordustoren te Terneuzen.
Bij uitspraak van 13 maart 2001, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Middelburg (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant en vier anderen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 20 april 2001, bij de Raad van State ingekomen op 23 april 2001, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 23 mei 2001. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 3 juli 2001 hebben burgemeester en wethouders van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 november 2001, waar appellant in persoon, burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door E. van der Hooft en ing. J.A. Alewijnse, beiden ambtenaar der gemeente, en de Stichting Willibrordus Toren, vertegenwoordigd door J.C.J. den Toonder, voorzitter, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 4.1.7, eerste lid, van de APV is het verboden toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.
Ingevolge het tweede lid kunnen burgemeester en wethouders van het in het eerste lid bepaalde ontheffing verlenen.
2.2. Volgens de voorschriften bij de ontheffing mag de carillonmuziek vier keer per dag gedurende ten hoogste 2 minuten per keer alsmede wekelijks op de woensdag- of zaterdagmiddag voor ten hoogste 45 minuten ten gehore worden gebracht. Het equivalente geluidsniveau mag gedurende het spelen van het carillon niet meer bedragen dan 75 dB(A) ter plaatse van woningen.
2.3. Appellant keert zich met name tegen het voorschrift waarin wekelijks op de woensdag- of zaterdagmiddag een zogeheten concert van maximaal 45 minuten wordt toegestaan. Hij betoogt dat de norm van 75dB(A) door burgemeester en wethouders onvoldoende is onderbouwd.
2.4. Dit betoog slaagt. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat het equivalente geluidsniveau is vastgesteld op 75 dB(A), omdat het carillon dan hoorbaar is in de Noordstraat, een belangrijke winkelstraat. Voorts is, aldus burgemeester en wethouders, aangesloten bij de jurisprudentie en bij hetgeen in den lande gebruikelijk is. De door burgemeester en wethouders aangehaalde jurisprudentie biedt voor de gekozen geluidswaarde echter geen steun. Van hetgeen in den lande gebruikelijk is zijn geen stukken overgelegd, nog daargelaten de vraag of burgemeester en wethouders normen uit andere steden zonder meer op de situatie in Terneuzen kunnen toepassen. Het uitgangspunt dat het carillon in het winkelgebied van Terneuzen gehoord moet kunnen worden geeft er geen, althans onvoldoende, blijk van dat de belangen van appellant, die tussen de toren en het winkelgebied woont, bij de besluitvorming in voldoende mate zijn afgewogen.
2.5. Het vorenstaande leidt tot het oordeel dat burgemeester en wethouders bij het nemen van de bestreden beslissing, in strijd met artikel 3:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), niet alle bij die beslissing betrokken belangen hebben afgewogen, en dat die beslissing, in strijd met artikel 3:46 van de Awb, niet op een deugdelijke motivering berust. De rechtbank heeft dit miskend. Het hoger beroep is gegrond en de aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep gegrond verklaren en het besluit van 30 november 1999 vernietigen. Burgemeester en wethouders zullen, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen, opnieuw op de aanvraag moeten beslissen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. vernietigt de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Middelburg van 13 maart 2001, Awb 00/319;
II. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
III. vernietigt het besluit van burgemeester en wethouders van Terneuzen van 30 november 1999, 993079;
IV. gelast dat de gemeente Terneuzen aan appellant het door hem voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht (ƒ 340/€ 154,29) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.H.B. van der Meer, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Haverkamp, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Meer w.g. Haverkamp
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 december 2001
306.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,